554
DONDERDAG 7
DECEMBER 1922.
werisch om ook de verordeningen niet meer in te binden
doch deze los in een cartonnen doos aan de Raadsleden te
verstrekken.
Het is zeer onpractisch en zeer onhandig om de verorde
ningen te laten inbinden. Zelfs de voorzitter van mijn sectie
deelde mij mede, dat hij ze ook niet liet inbindendat was
hem veel te onhandig. Wie wel eens de verordeningen van
een vijfjarige periode ingebonden heeft gezien, weet dat het
geen boek meer is dat te hanteeren is. Het is geen boek
meer; het is een kubus.
Het heeft bovendien dit nadeel, dat de verordeningen en de
wijzigingen, welke bij elkander behooren, in dat boek geheel
verspreid zijn, want de verordeningen worden telkens gewij
zigd en wij vinden in dat boek wel de verordeningen maar
de wijzigingen van die verordeningen zijn op andere plaatsen
daarin te vinden. Wil men nu zoo'n verordening raadplegen,
dan moet men al die wijzigingen ook gaan opzoeken, maar
als men die verordeningen los van elkander kan houden,
dan kan mer. de verordeningen met de daarbij behoorende
wijzigingen bij elkaar zoeken en houden.
Het is mij ook bekend, dat op de bureaux ten stadhuize
wel dergelijke doozen gebruikt worden; daar vindt men dat
wel gemakkelijk en het spreekt vanzelf dat het voor de Raads
leden ook gemakkelijk zou zijn. Ik dring er dus op aan dat
voor de Raadsleden, die het wenschen, doozen beschikbaar
gesteld worden tot dit doel. Dat behoeft ook geen geld te
kosten, want het inbinden van de verordeningen kost ongeveer
3.en een doosje voor het bewaren van de verordeningen
zal ook ongeveer dat bedrag kosten.
Bovendien zou dergelijk doosje nog zeker wel voor veror
deningen gedurende een tienjarige periode te gebruiken zijn,
terwijl het inbinden slechts kan geschieden met verordenin
gen gedurende een vijfjarige periode. Dikker dan ze nu zijn
kan men die boekjes zeker niet maken.
Ik hoop dus, dat na mijn toelichting Burgemeester en Wet
houders niet zoo afwijzend zullen staan tegenover mijn ver
zoek, dat in elk geval der gemeente geen geld zal kosten en
dat voor een aantal Raadsleden gemak kan opleveren.
De Voorzitter. Ik vind de zaak niet van zoo groot gewicht;
maar als gemeentebestuur moet men toch een eenigszins
uniformen maatregel nemen. Is het zoo vreeselijk, wanneer
een lid zijn Ingekomen Stukken en Handelingen niet wil
laten inbinden?
Wat de doozen betreft, die zijn wel niet zoo duur maar
bovendien alle Raadsleden blijven niet gedurende den geheelen
zittingsduur als zoodanig in functie. Op mijn kamer heb ik
de stukken alle in een portefeuille liggen, ik voeg ze bij
elkaar in een omslag, iedereen kan dat zoo inrichten. Van
gemeentewege kan maar één maatregel getroffen worden
wil men iets anders, dan moet men dat zelf maar bekostigen.
Ik vind het toch heusch een beetje klein. Ieder kan het op
de meest practische en goedkoope wijze inrichten. Moet men
dan zeggen bij afloop van het raadslidmaatschap, hier is de
doos met de oude verordeningen, die kan het Raadslid, dat
nieuw benoemd is, in ontvangst nemen? De Raad moet het
maar uitmaken. De heer Groeneveld moet dan maar een
voorstel doen. Ik kan geen principieele debatten over al zulke
nietige zaken voeren.
De heer Groeneveld. Het was, geloof ik, niet noodig geweest,
over deze kleine zaken nog debat te voeren. Mijnheer de
Voorzitter, het gebeurt niet vaak, dat van onze zijde voor
stellen komen die geen geld kosten. Nu doe ik een voorstel,
dat bezuiniging kan geven; en nu worden er allerlei
flauwiteiten opgezocht, om dit voorstel te bestrijden. »Als
een Raadslid weggaat, moeten wij dan de doozen terug vragen"
wordt nu door den Voorzitter gezegd. Wat is dat voor een
bestrijding, Mijnheer de Voorzitter? De ingebonden Hande
lingen en Verordeningen wórden ook nooit teruggevraagd.
Waarom moet terugvragen wel in het eene, doch niet in
het andere geval plaats hebben? Ik vind de bestrijding van
Burgemeester en Wethouders kleingeestig. Laten zij liever
wat tegemoetkomend zijn en niet altijd, waar mogelijk,
dwarsdrijven
De Voorzitter. Bij mij is het volgende voorstel ingekomen
sOndergeteekende stelt voor:
Voor de Raadsleden, die hun Handelingen en Verordeningen
niet wenschen te doen inbinden, portefeuille's of doozen
beschikbaar te stellen. T. Groeneveld."
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien
een onderwerp van beraadslaging uit.
Het voorstel van den heer Groeneveld wordt met 15 tegen
8 stemmen verworpen.
Tegen stemmende heeren Sanders, Pera, van der Lip,
Bots, Meijnen, Eikerbout, Mulder, Wilmer, Wilbrink, Sijtsma,
Heemskerk, Splinter, Knuttel, Huurman, en Oostdam.
Vóór stemmen: de heeren Dubbeldeman, Eerdmans, Kuiven-
hoven, van Stralen, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren
Piekaar, Groeneveld en van Eek.
Volgnr 92 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 93, luidende: vKoslen van het
onderhouden en schoonhouden van het gebouw of vertrek
bestemd voor de vergadering van den Raad en van
Burgemeester en Wethouders en voor de Secretarie der
Gemeentef7148.—".
De heer van Stralen. Burgemeester en Wethouders deelen
in hun antwoord mede, dat voor het schoonhouden van het
Raadhuis 3 werkvrouwen in dienst zijn, die per week ver
dienen respectievelijk 13.50, 13.en 9.—. Ik heb niet
kunnen zien, of die werkvrouwen gedurende de geheele week
in dienst zijn, en ik zou nu gaarne vernemen gedurende
hoeveel uren per week zij voor die salarissen in dienst van
de gemeente zijn.
Ik wil eraan toevoegen, dat ik mag aannemen, dat, waar
verleden jaar het loon van de schoolwerksters op 40 cent per
uur is gebracht, het loon voor de werksters in het Raadhuis
ook zal zijn 40 cent per uur, voor zoover er dan gewerkt
wordt.
De heer Oostdam. M. d. V. Met zekeren schrik heb ik
gelezen, dat Burgemeester en Wethouders op de klacht, dat
deze zaal misschien te klein zal worden, antwoorden, dat
later aan de orde zal komen de vraag, of de Raadszaal door
bijtrekking van aangrenzende vertrekken al of niet zal worden
vergroot.
Ik had gehoopt, dat Burgemeester en Wethouders onmid
dellijk het denkbeeld, om deze zaal met een of ander vertrek
te vergrooten afgewezen zouden hebben. Ik had dit te eerder
verwacht, omdat Burgemeester en Wethouders blijkens het
geen wij kunnen lezen op bladzijde 31 van hun Memorie
van Antwoord, ten opzichte van de Zijlpoort wel zoo voor
zichtig zijn; daar stellen zij immers de vraag, of wijziging
van die poort, seen bouwkundig monument van den eersten
rang uit de 17de eeuw", toelaatbaar mag heeten. Het Raad
huis is zeer zeker ook een bouwkundig monument van den
eersten rang, waarvan verandering ontoelaatbaar moet wor
den geacht. Ik hoop dan ook, dat Burgemeester en Wethou
ders er in zullen slagen om, indien deze Raadszaal werkelijk
te klein mocht worden, een andere oplossing te vinden dan
de bijtrekking van een of ander aanliggend vertrek.
Het spijt mij verder, dat, de klacht in de afdeelingen over
het gevaar voor beschadiging van het gobelin op de tribune
bij het college zoo weinig weerklank heeft gevonden. Bur
gemeester en Wethouders zeggen wel, dat een bank met een
leuning ondoelmatig zou zijn, maar het antwoord opent geen
perspectief dat zij iets anders zullen bepeinzen om daarin te
voorzien. Het is noodig, want er is reeds beschadiging: ter
hoogte van de lendenen der bezoekers vertoont bet gobelin
scheuren en die wandbekleeding is toch werkelijk te kostbaar
om ze daaraan verder bloot te stellen.
De heer van Eck. M. d. V. In tegenstelling met den
heer Oostdam heb ik niet met schrik maar met vreugde ver
nomen, dat Burgemeester en Wethouders zullen overwegen,
of niet deze Raadszaal te vergrooten zal zijn door het bijtrek
ken van vertrekken bij de Raadszaal.
De plaats, waarover de Raadsleden op het oogenblik hier
beschikken, is veel te klein. Als men rustig bij elkaar zit en
men heeft geen enkel stuk papier noodig, dan gaat het, maar-
zijn er veel Raadsleden aanwezig en heeft men wat papieren
op te slaan, dan blijkt er onmiddellijk ruimte te kort te zijn.
Ik zie niet in, boe door bijtrekking van belendende ver
trekken deze zaal leelijk zou gemaakt worden. In plaats van
een kippenren zou er een behoorlijke publieke tribune ge
maakt worden. Wanneer de tegenwoordige tribune werd
getrokken bij de Raadszaal en de tribune kwam op een
andere plaats, dan zou dat een goede oplossing zijn.
Ik wil dus vragen, of er uitzicht bestaat, dat het volgend
jaar, wanneer er Raadsleden bij komen, de Raadsleden wat
meer ruimte zullen hebben. Er komt bij, dat hel college van
Burgemeester en Wethouders hier ook wel wat meer ruimte
zou mogen hebben. Dus vermeerdering van ruimte in deze
zaal zal ook aan dit college ten goede komen.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik wil nog iets toevoegen aan
hetgeen de heer Oostdam heeft gezegd over de gobelins in
deze zaal.
De gedachte aan beveiliging van de gobelins op de tribune
is bij mij ook dikwijls opgekomen en nu wil ik vragen, of de