DONDERDAG 7 DECEMBER 1922.
577
van den heer Eikerbout voldoen en wijzig derhalve mijn
motie in den door hem aangegeven zin.
De heer Eerdmans. M. d. V. Mag ik een vraag stellen naar
aanleiding van hetgeen de heer Wilmer mededeelt? Hij leidt
iets uit de circulaire van den Minister af, dat het omgekeerde
is van hetgeen er staat. Er slaat namelijk in die circulaire:
«Bovendien zal alleen dan subsidie in de kosten van steun
verlening kunnen worden verleend, indien niet of niet vol
doende werk kan worden verschaft."
Dus, als er wel voldoende werk kan worden verschaft,
krijgen wij geen steun.
L)e heer Knuttel. De bedoeling is: als het wel kan, maar
niet gebeurt.
De heer Eerdmans. Als hier werk wordt verschaft, krijgen
wij geen subsidie voor de steunverleening.
De heer Knuttel. Het is juist andersom
De heer Eerdmans. Het staat er uitdrukkelijk en cursief
gedrukt.
De Voorzitter. De heer van Stralen heeft zijn voorstel
gewijzigd in een motie, welke luidt als volgt:
»De Raad, van oordeel dat bij de heerschende crisis-werk
loosheid ingrijpen van de Overheid dringend geboden is;
dat een der beste en meest doeltreffende vormen Van
werk loosheid bestrijding is het bevorderen van werkgelegen
heid, teneinde aan een zoo groot mogelijk aantal arbeiders
productief werk te verschaffen;
dat daarom productieve werkverschaffing door de gemeente
zoo snel mogelijk dient ter hand te worden genomen,
gaat over tot de orde van den dag."
De heer Mulder. M. d. V. Ik zie het nut van die motie
absoluut niet in.
De heer van Eck. De werkloozen misschien wel!
De heer Mulder. Ik absoluut niet. De heer van Stralen
haalde even het Delftsche Jaagpad er bij en zeide, dat ikzelf
daartegen had gestemd. Ja, er was tegen het voorstel van den
heer Knuttel weinig in te brengen. Als de heer Knuttel, die
altijd een lans voor de werkverschaffing heeft gebroken, met
zulk een voorstel voor den dag komt, dan is dat toch wel
van beteekenis.
Nu de motie. Het voorstel van den heer van Stralen was
nog iets anders, want dat kon als een soort zweep beschouwd
worden, die telkens zal klappen, maar die nooit pijn zal doen
bij het college, om de eenvoudige redenwaarom moet toch
de Wethouder het altijd doen Die schijnt nu eenmaal mach
teloos te zijn in groote plaatsen. Ik heb gevraagd; laten de
heeren dat nu eens doenheeft het college ooit eenig teeken van
onwil gegeven? Wij wachten op dit oogenblik. Er is sprake
van, dat de Commissie voor Werkverschaffing met plannen
zal komen; welnu, wij zullen die plannen afwachten. Wij
zeggen niet: laat ze maar komen, wij kitsen ze toch af. Maar
wat. die motie betreft, och, die is zoo doodonschuldig, dat het
mij lood om oud ijzer is, of ze wordt aangenomen of niet.
Maar nut zit er absoluut niet in.
De heer Elkerbout. M. d. V. Ik kan mij niet begrijpen,
dat de Wethouder zoo groot bezwaar maakt en daartegen
aanvoert. Als werkelijk die commissie in staat zal blijken te
zijn met voorstellen voor den dag te komen, dan is de Wet
houder toch geneigd mede te werken. Hij heeft nu toch ;wel
gemerkt, wat de gedachte van den Raad is. Ik sta nog op
hetzelfde standpunt, dat ik liever werk wil verschaffen. Met
zulke bezwaren moet U nu echter niet naar voren komen,
waardoor de schijn wordt gewekt alsof men er niet toe over
zou willen gaan om tot werkverschaffing te geraken.
'De heer Mulder. M. d. V. Nu begrijp ik de redeneering
van den heer Eikerbout heelemaal niet meer. Is dat eigenlijk
geen open deur intrappen, wat hij daar doet? Wij hebben
absoluut geen bezwaar gemaakt tegen werkverschaffing, maar
juist gezegd, dat wij dienaangaande gaarne voorstellen zullen
afwachten.
De Voorzitter. Ik geloof, dat er een misverstand heerscht.
Het komt hierdoor: de Wethouder wil hetzelfde doen, wat in
de motie staat en daarom acht hij die motie overbodig. Dat
ben ik met hem eens.
Wat de kwestie van de verbreeding van het Delftsche
Jaagpad aangaat, die is door de aanneming van het desbe
treffend amendement van den heer Knuttel dood en begraven.
Daar staat tegenover, dat de Raad hedenmiddag besloten
heeft ons college te machtigen een tweetal werken te doen
uitvoeren met werkloozen, ingeschreven bij de Arbeidsbeurs.
Voorts heb ik medegedeeld, dat de volgende week reeds een
premie-aanvrage voor een bouwplan naar den Haag wordt
gezonden en dat de plannen van een nieuwe zweminrichting
in een vergevorderd stadium van voorbereiding verkeeren. En
zoo zijn er meer werken, die Burgemeester en Wethouders
willen doen uitvoeren. Ik zou zeggen tegen de motie van den
heer van Stralen heb ik geen bezwaar. Een memoriepost heeft
echter mijns inziens geen nut. Hij mag nu zeggen: ik vind
het wel; maar mijns inziens mist die opinie eiken redelijken
grond. Als er iets uitgegeven moet worden, is er toch altijd een
begrootingsregeling noodig. Zonder een zoodanige begrootings-
regeling kan zoo'n werk nooit gebeuren.
Ik zou zeggenlaten wij de motie van den heer van Stralen
bij acclamatie aannemen. Ik zie daarin geen bezwaar en ik
vermoed het geheele college ook niet.
De beraadslaging wordt gesloten en de motie van den heer
van Stralen zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Thans stelt de Voorzitter aan de orde een eveneens door
den heer van Stralen ingediend voorstel, luidende:
«Ondergeteekende stelt voor van gemeentewege aan werk-
looze hoofden van gezinnen en kostwinners, die werkloozen-
ondersteuning ontvangen en gedurende een achtereenvolgende
periode van 4 weken of langer werkloos, zijn geweest, een
reductie te verleenen van 50 °/o op den prijs, waarvoor door
de Gasfabriek cokes aan particulieren wordt geleverd, tot een
maximum van 13 H.L. en daarvoor aan Burgemeester en
Wethouders een crediet van 5000.toe te staan."
De heer van Stralen. M. d. V. De reden van de indiening
van dit voorstel zal de Raad wel begrijpen. Een voorstel van
andere strekking, maar practisch op hetzelfde neerkomende,
is door mij in een van de vorige Raadsvergaderingen gedaan
doch is door den Raad verworpen. Daarbij heeft een eenigs-
zins onzuivere stemming plaats gehad, omdat van de zijde
van het college van Burgemeester en Wethouders nog al
werd geschermd met het wettelijk bezwaar, dat tegen een
dergelijk voorstel zou gelden. Ik was het met dat bezwaar
niet eens, maar, aangezien mijn voorstel met een kleine meer
derheid is verworpen, kan het best zijn, dat er onder de
tegenstemmers zijn geweest, die alleen tegengestemd hebben,
omdat zij op gezag van het college aannamen, dat wettelijke
bezwaren bestonden. Ik heb daarmede rekening willen houden
en heb nu mijn voorstel in een zoodanigen vorm gegoten,
dat de toeslag op brandstoffen in natura zal worden verstrekt.
Indien het al mogelijk is geweest wettelijke bezwaren aan te
voeren tegen mijn voorstel om een geldelijken bijslag te
geven, die bezwaren zullen zeker niet kunnen gelden voor het
voorstel, zooals het thans luidt, omdat het betreft een daad,
welke de gemeente ten allen tijde zelfstandig kan doen. In
de oorlogsjaren heeft de gemeente meermalen op dit terrein
iets gedaan en, als de gemeente in verband met de voort
durende crisis-omstandigheden aanleiding vindt voor een deel
van de ingezetenen, namelijk voor de arbeiders, die reeds
geruimen tijd werkloos zijn geweest, iets te doen, dan
kunnen daartegen geen wettelijke bezwaren worden aange
voerd. Ik hoop, dat mijn voorstel in dezen vorm een meer
derheid in den.Raad zal vinden.
De heer Bots. M. d. V. Het komt mij zoo voor, dat de heer
van Stralen voor dichter in de wieg is gelegd, want één
kwaliteit van de dichters bezit hij alvast zeker. Hij zegt in
het algemeen de waarheid, maar toch anders dan andere
menschen. Het is een kwaliteit van de dichters, dat zij niet
zoo precies met de waarheid zijn. Ik wil dat even toelichten.
Eerst hebben wij dat geschil gehad over de werkverschaffing
aan de sigarenmakers; volgens den heer van Stralen zou die
werkverschaffing drie weken hebben geduurd en die bewering
heeft hij moeten terugnemen. Verder heeft hij gezegd, dat
Arnhem, wat de uitkeeringen aan de werkloozen aangaat, in
de tweede klasse was geplaatst. Ik heb de moeite genomen
dat te onderzoeken en nu blijkt, dat Arnhem evenzeer als
Leiden in de eerste klasse is ingedeeld. Arnhem keert uit
de heer van Stralen weet dat even goed als ik 12.— als
maximum en voor ieder kind 1.zelfs niet 1.35, zooals
wij aan de dubbel uitgetrokkenen nog geven, en zoo gaat het
ook met volgende kinderen. Ik constateer, dat de beweringen
van den heer van Stralen niet overeenkomstig de waarheid zijn.
Ik kom nu tot een vergelijking met andere plaatsen wat
de uitkeeringen betreft. Vanavond heeft de heer Dubbeldeman
een bericht in »Het Volk" laten zien, dat te Rotterdam,
althans volgens een correspondent, een uitkeering zou worden
gegeven. Dat is Rotterdam, en nu worden wij hier door den
heer van Stralen vergeleken met Amsterdam, Rotterdam en
Den Haag. Het is al gebleken bij den toeslag voor sigaren
makers, dat die gemeenten 10 mogen geven: wij mogen
niet meer geven dan 5 Dan zou bijvoorbeeld een ver
gelijking met Haarlem of Arnhem meer zuiver opgaan dan
die met de drie grootste plaatsen van het land,