DONDERDAG 7 DECEMBER 1922.
565
Ik vrees namelijk, dat het landelijk karakter van den aardi
ger) weg, dien wij daar hebben, daarvan zal lijden.
Gaarne zou ik gerustgesteld worden ten aanzien van dit
punt, dat de begroeide berm, die er bij is, niet grootendeels
zal worden opgeofferd. Als dat wel de bedoeling zou zijn, dan
ben ik er zeer beslist tegen. Dan is het een vernielingswerk
en zou ik willen voorstellen de daarvoor aangevraagde
f 500U.te schrappen.
De heer Wilbrink. M. d. V. Ik zou gaarne nog even willen
terugkomen op volgnummer 148.
De Voorzitter. Daar ben ik toch op tegen; dat gaat niet.
Wij praten hier toch al genoeg.
De heer Wilbrink. M. d. V. Dan zal ik iets over volg
nummer 149 zeggen.
Bij volgnummer 148 deelen Burgemeester en Wethouders mede,
dat het verkeer in het verlengde gedeelte van het Utrechtsche
Veer tot de Utrechtsche brug gering is en dat verbetering
van dat weggedeelte dus gerust achterwege kan blijven. Daar
entegen stellen zij wel voor om 5000.te besteden voor
verbetering van het Delftsche Jaagpad.
Ik ben vooral dit jaar dikwijls langs het Delftsche Jaagpad ge
gaan en ik woon dichtbij het Utrechtsche veer, en nu kan ik de
verzekering geven, dat het verkeer langs het verlengde gedeelte
van het Utrechtsche Veer en het verkeer langs het Delftsche
Jaagpad zich ongeveer verhouden als 25 tot 1. Tegen 1 persoon,
die van het Delftsche Jaagpad gebruik maakt, maken 25 per
sonen gebruik van het verlengde gedeelte van het Utrechtsche
Veer, dat Burgemeester en Wethouders niet willen verbeteren.
Ik vind het toch wel een eigenaardige houding, die Bur
gemeester en Wethouders aannemen in deze zaak zij vragen
5000.aan voor verbetering van een weggetje, waar zoo
goed als geen verkeer is, die op enkele prachtige zomerdagen
door enkele menschen als wandelweg gebruikt wordt, maar
zij achten het niet noodig te bestraten een weg als het ver
lengde gedeelte van het Utrechtsche Veer, die inderdaad een
verkeersweg is en die, ingevolge de omstandigheid dat in de
nabijheid eenige honderden huizen zijn gebouwd, eigenlijk in
het centrum van de stad is komen te liggen. Dat zou een
gewone landelijke weg moeten blijven.
Aangezien men er voortdurend op aandringt, dat men in
dezen tijd bezuinigt, kan ik mij niet goed indenken in den
gedachtengang van Burgemeester en Wethouders om voor
verbetering van het Delftsche Jaagpad 5000.uit te trekken.
Het ware nog iets anders, wanneer het hierbij te doen was
om werkverschaffing, maar Burgemeester en Wethouders zeg
gen juist nadrukkelijk in de Memorie van Antwoord, dat het
daarom niet voorgesteld wordt. Zij voeren heelemaal geen
argumenten aan voor dit werk en ik hoop van den Wethou
der alsnog de noodige argumenten te vernemen.
De Voorzitter. Ik heb het volgend amendement ontvangen
van den heer Knuttel.
«Ondergeteekeridej stelt voor volgnr 149 te verlagen met
5000.teneinde niet over te gaan tot verbreeding van het
Delftsche Jaagpad."
Het amendement van den heer Knuttel wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer van Stralen. Ik ben het in het geheel niet eens
met de meening van den heer Knuttel, dat de voorgenomen
verbetering van het Delftsche Jaagpad niet moet plaats hebben.
Ik weet niet, of de heer Knuttel bekend is met den tegen-
woordigen toestand van dit landweggetje, maar ik kan ver
klaren dat die toestand zeker onhoudbaar is. De weg zit vol
gaten en kuilen, die door de boerenwagens in den natten tijd
van het jaar worden veroorzaakt; de weg is niet te begaan.
Ik heb het dus ten zeerste toegejuicht, dat Burgemeester
en Wethouders voorstellen om daar verbetering aan te brengen.
Nu ben ik toch wel eenigszins verbaasd over den loop van zaken.
Ik wil eraan herinneren, dat de verbetering en verbreeding
van het Delftsche Jaagpad een van de eerste werken was
welke door de Commissie voor Werkverschaffing zijn ontworpen.
De Directeur van Gemeentewerken stond er zeer sympathiek
tegenover en heeft zich dan ook beijverd om dienaangaande
voorstellen aan het college te doen. De zaak is in het college
geweest en nu heeft het college in de raadsvergadering van
19 Juni j.l., toen ik de quaestie van het Delftsche Jaagpad
ter sprake bracht, bij monde van den Voorzitter het volgende
aan mijn adres gezegd:
»Ik moet den heer van Stralen even opmerken, dat de
commissie niet anders kan doen dan adviezen geven aan Burge
meester en Wethouders, en nu hebben Burgemeester en Wet
houders het voorstel der commissie betreffende de verbetering
van het Delftsche Jaagpad niet overgenomen."
En de heer Pera zeide daarna:
»Ue heer van Stralen zegt, dat er destijds in de commissie
besloten is. dat reeds in de toen eerstvolgende vergadering
van den Raad die zaak aan de orde zou komen en dan zou
worden beslist, dat tot uitvoering zou worden overgegaan,
maar dat kan in de commissie nooit besloten worden. De
commissie kan niet anders doen dan met voorstellen bij Burge
meester en Wethouders komen.
Ik geef den heer van Stralen de verzekering, dat in het
college de zaak rijp is overwogen. Er is een berekening van
de kosten gemaakt, er is nagegaan welk nut er door zou
worden geslicht en zoo is het gekomen, dat wij het niet geoor
loofd hebben geacht tot de uitvoering van dat werk te
besluiten."
Dat was op 19 Juni en nu zeggen Burgemeester en Wet
houders in de Memorie van Antwoord dat is precies het
tegenovergestelde »Met het oog op de toeneming van de
beteekenis van dit pad is verbreeding en verbetering voor
gesteld, niet speciaal met het oog op werkverschaffing."
Ik dacht toch, dat het college die wetenschap wel op 19 Juni
had kunnen hebben en dat toen het antwoord van den Voor
zitter, althans dat van den heer Pera, wel een ander had
kunnen zijn dan toen gegeven is.
Maar, zooals gezegd, ik juich het toe, dat Burgemeester en
Wethouders met dit voorstel thans gekomen zijn. Het is noodig,
dat deze weg verbeterd wordt. Overigens wil ik nog zeggen,
dat de heer Wilbrink zich vergiste toen hij van het Delftsche
Jaagpad sprak als van een straatweg.
De heer Wilbrink. Dat heb ik niet gedaan!
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik wil mijne voldoening er
over uitspreken, dat de singels in den laatsten tijd zijn bijge-
hakt. Bij de behandeling der vorige begrooting heb ik de klacht
geuit, dat ze zoo ongelijk waren, maar sedert is daarin ver
betering gekomen, althans wat betreft den Zoeterwoudschen
Singel. Daar hebben 2 man er ijverig aan gewerkt.
Ik dring er op aan, dat men daarmede blijft voortgaan.
Het werk is blijven steken bij de Jan van Houtkade en het
is wenschelijk, dat het werk in den loop van den tijd wordt
hervat. Het is een belangrijke verbetering.
Ook wil ik mijne voldoening er over uitspreken, dat het
band- of stripijzer, dat op den Morscbsingel is aangebracht,
wat lager is geplaatst dan in het van der Werffpark, waardoor
het een belangrijk beter effect maakt.
Verder spreek ik de hoop uit, dat'men, als die nieuwe teer-
sproeiwagen er is, ook de juiste technische bekwaamheid zal
hebben om de teer aan te brengen. In vroeger jaren heeft de
gemeente den Witte Singel ook eens geteerd en de bewoners
daar hebben daardoor belangrijke schade gehad aan hun
tapijten, want het teren was niet goed geschied. Het is dus
te hopen, dat, als wij dit instrument hebben, het zonder schade
voor de bezittingen van de aanwonenden zal aangewend
worden.
De heer Splinter. M. d. V. Ik wil nog iets zeggen over
het Delftsche Jaagpad.
Toen deze zaak indertijd ter sprake kwam in de Commissie
van Fabricage heb ik mij in beginsel daartegen verklaard,
maar daar het, zooals ook terecht door den heer van Stralen
is opgemerkt, in verband stond met werkverschaffing, heeft
mij er toe gebracht mede te werken om dezen post op de
begrooting te brengen.
De heer Mulder. M. d. V. Het ligt in ons plan om, ijs en
weder dienende, met het behakken en egaliseer en der singels
door te gaan. Dat ligt in de lijn. Ook zullen wij er naar
streven om te voorkomen, dat schade veroorzaakt wordt door
te zachte, teer aan te brengen. Dat hebben wij natuurlijk
niet altijd in de hand, want het weder speelt daarbij een
groote rol. Wij hebben het echter meer in de hand als wij
zelf een speciaalwagen hebben. Anders moeten wij een datum
bepalen, dat iemand komt sproeien en dan kan het juist
slecht weder zijn.
WTat betreft de verbetering van het Delftsche Jaagpad meen
ik, dat Burgemeester en Wethouders het niet onoverkomelijk
zouden vinden als daartoe eens niet werd overgegaan, maai
de post is toch op de begrooting gebracht met het oog op
mogelijke werkverschaffing. Nu zou ik den heer van Stralen
willen vragen: waarom komt hij er weder op terug? hij
moet blijde en dankbaar zijn, als wij op tijd terugkomen op
de dwalingen onzes weegs.
De heer Knuttel wil, dat de berm van het Delftsche Jaagpad
gespaard blijft, maar dan kunnen wij daar zoo goed als mets
doen. Wij zouden dan alleen wat kunnen egaliseeren en de
puntige steenen, welke hier en daar op het pad uitsteken,
weghakken en gelijk maken. Dat is geen werk van beteekenis.
Dat doen eenige mannen in een paar weken. Als wij van
den berm moeten afblijven, dan komen wij nooit aan het