562 DONDERDAG 7 DECEMBER 1922.
kundigen Dienst als gedelegeerd lid voor de gemeente in het
bestuur dier vereeniging zitting heeft.
Volgnr 140 en volgnr 141 worden vervolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij volgnr 142 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming besloten aan de Zuid-llollandsche Propaganda-
Commissie der Nederlandsche Onderwijzers Propagandaclub
voor Drankbestrijding een maximum subsidie van 50.toe
te kennen, waarna volgnr 142 en vervolgens volgnr 143
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming worden aan
genomen.
Bij volgnr 144 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming besloten de subsidie aan de Vereeniging Her
stellingsoord »De Leidsche Buitenschool" voor het jaar 1923,
onder dezelfde voorwaarden als voor 1922, te btpalen op
7500.waarna volgnr 144 eveneens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
Op het nieuw ingevoegde volgnr 144a luidende: y>Subsidie
aan de Algemeene Nederlandsche Vereeniging Het Groene
Kruiswordt uitgetrokken een bedrag van ,25.—".
Volgnr 144a wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Volgnr 145, verhoogd met 500.wegens hoogere kosten
in verband met de wijziging van het »groot watertarief" wordt
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr 146 luidende: Jaarwedden van
het personeel ten dienste van het beheer der openbare werken,
voor zoover niet onder de volgende artikelen begrepen 11.922.
De heer Piekaar. M. d. V. Reeds in de sectie's heb ik
over de straten geklaagd. Van Burgemeester en Wethouders
heb ik het antwoord te dien opzichte vernomen, doch dit
bevredigt mij allesbehalve. Ik heb Burgemeester en Wet
houders op het verkeer met zware auto's gewezen en
Mevrouw Dubbeldeman heeft het gisteren reeds gezegd
de straten in Leiden zien er allerdroevigst uit. De Wethouder
van Fabricage moge nu met anderen van meening zijn, dat
de oorzaak hiervan ligt in de kleilaag, doch daarmede ben
ik het niet eens, Mijnheer de Voorzitter! Op de kleilaag ligt
voldoende zandbedekking, dus dat is de oorzaak er niet van.
Ik geloof, dat men niet ver naar de aanleiding van dit euvel
behoeft te zoeken: men heeft in Leiden een autoverkeer,
waarvoor een te hooge maximum-snelheid wordt toegepast.
Die maximum-snelheid zal men moeten verminderen. Waar
nu reeds kuilen bestaan, zullen nog erger diepten komen door
het zware verkeer. Ook aan de huizen is deze wantoestand
merkbaar. Na de algemeene beschouwingen, die door u,
Mijnheer de Voorzitter, beantwoord zijn, zal men den indruk
gekregen hebben, dat de gemeente Leiden arm is. Wie onze
stad bezoekt en op de bestratingen let, zal moeten zeggen,
dat de wegen er armzalig uitzien. De schuld ligt voor een
groot deel ook ^an het toezicht. Wanneer men bijvoorbeeld
een straat gerepareerd heeft, bestaat de kans, dat zij morgen
stukgereden is. En zoo goed als ik dergelijke dingen opgemeikt
heb, moeten ook de opzichters bemerkt hebben, dat aan de
bestrating gebreken kleven. Of niet- vaklieden het straat-
makersvverk verrichten, zal ik thans buiten beschouwing laten.
Een onderzoek daarnaar acht ik echter wel gewenscht; men
zal hieraan meer aandacht hebben te wijden. Zooals vroeger
bij voorbeeld gebeurde, zal ook thans, meer aandacht moeten
worden besteed aan het aanstampen en inwalsen der straten.
Dan zal men strenger tegenover chauffeurs kunnen optreden
dan staat men meer recht in de schoenen, omdat men ver
antwoord is dat de straten goed in orde zijn. Mij is het
verder opgevallen, mijnheer de Voorzitter, dat men bij het
herstellen der straten, vaak straatmakers komt terugroepen.
Men was onlangs bezig aan het werk op een plaats, waar
juist een straat was aangelegd geworden. Op een gegeven
oogenblik werden de werklieden daar weggehaald, om op een
andere plaats kuilen te repareeren. Dat kost veel geld natuurlijk,
omdat men op die wijze telkenmale weer de werklieden aan
hun arbeid onttrekt.
Nu is hier van bezuiniging gesproken en de indruk ge
vestigd, dat voir de straten van Leiden eigenlijk niet veel
geld overschieten kan. Maar men behoeft toch niet altijd
aan het uiterlijk te laten zien, dat men arm is. Wanneer
het waar is, dat de gemeente Leiden niet veel schuld heeft,
kan er aan de bestrating wel iets worden gedaan. Als men
de bestrating laat zooals zij thans is, zijn de gevolgen niet
gering te schatten en is het einde ervan weg. Ik heb in de
sectie's verder nog over den toestand der grachten gesproken.
Eigerdijk had ik dit punt bij de algemeene beschouwingen
over de gemeentebegrooting ter sprake moeten brengen. Maar
nu dit niet. gebeurd is, wil ik er thans nog een kort woord
over zeggen; een kort woord, omdat mijn tractie mij opge
dragen heeft dit bij dit punt te bespreken en er op gewezen
is, dat wij teveel het woord voeren bij de algemeene beschou
wingen in den Raad en wij dit gaarne in acht nemen.
Ook onze grachten zien er niet al te rooskleurig uit. Dat
is ook van algemeene bekendheid. Nu is er al veel over
gesproken en geschreven, maar afdoende maatregelen zijn
nog niet genomen.
Zaterdag laatstleden was ik getuige van een afvoer, die er
plaats had van de Gasfabriek. Ik weet niet, of dat een nood
maatregel was, dan wel dat het geregeld moet plaats hebben.
Een vette laag werd afgevoerd en die vervuilt de Singelgracht,
de Heerengracht en de Haven enz.
Het gebeurt niet alleen bij Ue Gasfabiiek, maar ook bij
andere fabrieken. Die zijn de hoofdoorzaak van de veront
reiniging der grachten.
Burgemeester en Wethouders geven dit ook gedeeltelijk
toe, want zij zeggen in de stukken, dat de oorzaak van de
verontreiniging niet alleen is het inwerpen van het vuil in
de grachten maar in hoofdzaak het rioolwater.
Ik heb er al meer op gewezen, dat in het bijzonder de
Katoenfabriek en andere fabrieken veel in het water doen
afvoeren. Het wordt hoog tijd, dat deze verpesting van de
grachten wordt tegengegaan en ik zou dan ook den Wethouder
van Fabricage willen verzoeken om na te gaan, of die fabrieken
niet genoodzaakt zouden kunnen worden een biologische
reiniging aan te brengen.
De heer Oostdam. M. d. V. Hetgeen de heer Piekaar zegt
over de vrachtauto's is toch lichtelijk reactionair. Die dingen
hebben wij nu eenmaal en niemand kan eiaan denken ze te
weren. Ze zullen nog wel grooter worden en in aantal toe
nemen en wij moeten ons erin verheugen als wij ze in
Leiden zien.
De overlast is alleen te voorkomen door de wegen er op
in te richten. Wij zullen de bestrating moeten verzwaren,
zooals bijvoorbeeld reeds geschiedt op den straatweg Amster
dam—'s-Gravenhage. Daar worden zeer groote keien gelegd
en het zou wellicht overweging verdienen, dergelijke bestra
ting ook aan te brengen in die Leidsche straten, welke tot
het doorgaand verkeer kunnen worden gerekend. Zoo'n zware
bestrating zal minder spoedig inzinkingen vertoonen en het
spatten door de auto's zoodoende ook minder worden. Men
zou dan de straten, die niet tot het doorgaand verkeer be-
hooren, voor zware voertuigen met een rijverbod kunnen
beleggen.
Ik kan, met het oog op het aanbrengen van eenige ver
lichting wat betreft het verkeer, ook ten zeerste toejuichen
het voornemen van Burgemeester en Wethouders om van
vrachtauto's zekere belasting te heffen en ik hoop, dat zij dit
denkbeeld zoo spoedig mogelijk zullen verwezenlijken.
De heer Huurman. M. d. V. Naar aanleiding van hetgeen
de heer Piekaar in het midden heeft gebracht wil ik zeggen,
dat het gemakkelijk is aanmerkingen op het onderhoud dei-
straten te maken, maar ik meen, dat wij in Leiden wat de
straatwegen betrett, best een vergelijking met steden van
dezelfde grootte, bijvoorbeeld met Nijmegen, Dordrecht, Gouda
en Delft kunnen doorstaan. Daar ziet in het algemeen de
bestrating er niet beier uit dan hier.
Ik schakel gemeenten als Amsterdam en den Haag uit,
waar geasfalteerde wegen zijn; waar keibestrating is, zullen
door het voortdurend opbreken kuilen onvermijdelijk zijn.
De heer Piekaar zegt: de Wethouder zal er op moeten
letten, dat straatmakers, als zij nieuwe straten maken, daarvan
niet worden weggeroepen om elders te werk gesteld te wor
den als hier of daar een kuil in de straat ontstaat. Ja, als de
menschen van hun werk afgehaald worden om ergens anders
dingen in orde te brengen, welke gevaar voor het verkeer
opleveren, dan kost het iets meer dan wanneer men de men
schen aan hun werk laat, maar men kan toch voor iedere
herstelling niet nieuwe menschen aannemen. Het werk moet
over de aanwezige menschen zoo verdeeld worden, dat zij
het nieuwe en het oude werk kunnen gereed maken.
Ik geloof, dat hier verschillende verwijten door den heer
Piekaar in den Raad geslingerd zijn, die zeer overdreven
moeten worden geacht.
Wat de grachten betreft, Mijnheer de Voorzitter, deze zijn
niet zooals het behoort; de toestand van die grachten is verre
van rooskleurig. Wij hebben een rapport van den heer Van
den Steen van Ommeren, dat f 5000.gekost heeft. Wanneer
zal dit plan worden uitgevoerd?
De heer Eerdmans. Wij zijn nu aan volgnummer 146. Naar
aanleiding van de gevoerde discussie wil ik alleen zeggen, dat
ik geloof, dat aan den stratenaanleg, zooals die in ons land
gebruikelijk is, zeer groote gebreken kleven, omdat men de