WOENSDAG 6 DECEMBER 1921
549
geen bezwaar oplevert voor de tijdelijke vervulling van de
betrekking van directeur van den Markt- en Havendienst.
Dit is nu de geheele geschiedenis en ik zou meenen, dat de
zaak hiermede uit kon zijn.
Ik kom nu weer tot de begrooting terug. Alvorens wij
hedenavond van elkander scheiden, moeten in stemming
komen de beide motie's of liever beide voorstellen: dat is
een formeele zaak.
Alleen moet ik er toch bij blijven, dat het door den heer
van Eek en mevrouw DubbeldemanTrago voorgestelde
eigenlijk geen motie is, maar een voorstel. Een motie heeft
altijd de bedoeling de wenschelijkheid van iets uit te spreken,
maar hier wordt voorgesteld, dat de Gemeenteraad zal be
sluiten tot het instellen van een levensmiddelenbedrijfhet
is derhalve een voorstel. Maar het nemen van een besluit
komt onzes inziens eigenlijk eerst later aan de orde, namelijk
wanneer het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
omtrent de motie van mevrouw van Itallievan Embden
zal worden behandeld.
Ik moet dan ook namens Burgemeester en Wethouders
blijven adviseeren het voorstel van den heer van Eek en
mevrouw DubbeldemanTrago niet aan te nemen.
Wat nu nog betreft de booze woorden van den heer
Dubbeldeman naar aanleiding van mijne uitlating in zake den
heer van Stralen, de heer Dubbeldeman gebruikt zoo spoedig
dergelijke krachtige termen. Ik kan verzekeren, dat ik met
deze woorden niets bijzonders heb bedoeld; het was meer
naar aanleiding van wat de heer van Stralen den vorigen
keer had gezegd omtrent de afgevaardigden in het georgani
seerd overleg. Evenzoo nu richten zich de belanghebbenden
in casu tot den heer van Stralen zuiver als hun advocaat en
met het oog daarop heb ik dat gezegd, dat het als het ware
zijn vak is. Men moet niet denken, dat ik iemand zou willen
beleedigen; dat is heusch niet mijne bedoeling geweest en
ook nooit mijne gewoonte.
De heer Dubbeldeman zeide verder, dat ik zijn motie niet
begrepen heb. De heer Dubbeldeman zegt meer: ge weet
niets en ge begrijpt niets. Ik heb zijn motie heel goed be
grepen, maar ik zou haast moeten zeggen, dat hij mij niet
begrepen heeft. Ik kan mij met de motie wel vereenigen,
alleen met den staart niet. Dit in tegenstelling met wat de
heer Knuttel zeide. Ik wil veel doen in het belang van de oprui
ming der krotten, maar wij kunnen daarmede eerst beginnen,
als de nieuwe woningen er zijn. Eerst als die woningen er
zijn, kunnen de krotten opgeruimd worden. Dat heeft de
heer Dubbeldeman zelf eenige weken geleden ook gezegd,
toen hier de onbewoonbaarverklaring van eenige perceelen
aan de orde was. De zaak is, dat wij geen rijksbijdrage krijgen
voor afbraak van krotten. Men kan dus niet komen met een
motie de wenschelijkheid uitsprekende van den bouw van
nieuwe woningen om krotten af te breken, want dan krijgt
de gemeente geen bijdrage en de gemeente moet evenzeer
letten op het geld als ieder ander.
Als het plan aan de orde komt, dat Burgemeester en
Wethouders ten spoedigste zullen indienen, dan zal de heer
Dubbeldeman zien, dat verschillende soorten woningen ont
worpen zijn; dat plan zal goed voorzien in den woningnood
en wij zullen daarmede veel goed doen aan zeer vele menschen,
die anders niet geholpen zouden worden.
Wij moeten niet altijd aan Prinzipienreiterei doen. Ik kan
mij levendig voorstellen, dat een bouwvereeniging allerlei
mooie woningen wil bouwen. Ik vind de woningen in het
Kooipark keurig, en ik laat ze dan ook wel aan vreemdelingen
zien. Ik kan begrijpen, dat men het niet aangenaam vindt
om wat dit betreft tot vermindering te komen. Hetzelfde
heeft men bijvoorbeeld ook bij de Rijksbouwmeesters en
vandaar dan ook, dat het Rijk zoo duur bouwt. Die Rijks
bouwmeesters hebben er pleizier in om mooie gebouwen te
bouwen. Zooals ik evenwel reeds gezegd heb, de motie van
den heer Dubbeldeman is alleen reeds hierom niet acceptabel,
omdat daarin van opruiming van krotten gesproken wordt.
Maar de heer Dubbeldeman moet niet zeggen, dat ik zijn
motie niet heb begrepen; het tegendeel is voldoende duidelijk
gebleken.
Wij kunnen nu gevoeglijk een einde maken aan deze
avondbijeenkomst, welke over het algemeen nog al een vredig
karakter heeft gedragen. De heeren zullen, als zij boos zijn
geworden, elkander dat wel weer vergeven.
Mag ik vragen of de heer Dubbeldeman genoegen wil nemen
met de motie, zooals die door mij is aangegeven?
De heer Dubbeldeman. Neen, mijnheer de Voorzitter!
De Voorzitter. Wenscht een van de Wethouders nog te
antwoorden
De heer Mulder. M. d. V. Dank u, want anders begint het
debat opnieuw. Alleen zou ik, in verband met hetgeen door
u over den woningbouw is gezegd, tot den heer Dubbeldeman
willen zeggen: wacht nu af wat er van komt!
De heer van der Lip. M. d. V. Ook ik wil van het woord
afzien, als de heer Oostdam het dan goed vindt, dat wij de
kwestie van de handwerkonderwijzeressen bij het desbetreffende
volgnummer van de begrooting behandelen.
De heer Oostdam. Met genoegen
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik verzoek u voorlezing te
doen van de motie, zooals die door u is geredigeerd.
De Voorzitter. Die motie luidt:
»L)e Raad, van oordeel, dat het bouwen van arbeiders
woningen van een type, waaraan groote behoefte bestaat, zoo
spoedig mogelijk moet plaats hebben, dringt er bij Burge
meester en Wethouders op aan met den meesten spoed met
een voorstel te komen om een aanzienlijk aantal van die
woningen te gaan bouwen."
Indien gij liever tegenstemt, kunt gij dat gerust doen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Mijn bedoeling is geweest
dat is ook uit mijn motie duidelijk te gevoelen dat
woningen zouden worden gebouwd in overeenstemming met
den wensch van de Gezondheidscommissie. Dat zouden uiter
aard kleinere woningen zijn dan die, welke aan mijn ideaal
kunnen voldoen. In werkelijkheid zijn wij het met elkander eens.
De Voorzitter. Als gij dan maar even decideeren wilt.
De heer Wilmer. Trek de motie in!
De heer Mulder. M. d. V. Laat de heer Dubbeldeman
verstandig zijn en zijn motie intrekken. Als Burgemeester en
Wethouders met hun voorstel komen en het zint hem niet,
dan kan hij opnieuw een voorstel doen. Dat is meer practisch.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Dan aanvaard ik de
motie, zooals die door u is geredigeerd, en trek ik de mijne in.
De algemeene beschouwingen worder. gesloten.
Het voorstel van den heer van Eek en Mevr. Dubbeldeman
Trago wordt in stemming gebracht en met 2t tegen 7 stem
men verworpen.
Tegen stemmende heeren Bisschop, Sanders, Eerdmans,
Pera, van der Lip, Bots, Meijnen, Eikerbout, Mulder, Mevrouw
van Itallievan Embden, de heeren van Hamel, Kuivenhoven,
Wilmer, Wilbrink, Sijtsma, Heemskerk, Splinter, Huurman,
Schoneveld, Stijnman en Oostdam.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Kooistra, Mevrouw
DubbeldemanTrago, de heeren Piekaar, Groeneveld, van
Eek en Dubbeldeman.
(De heer Knuttel had de vergadering inmiddels verlaten).
De Voorzitter schorst hierop de vergadering tot Donderdag
7 December 1922 des namiddags te 2 uur.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.
i