WOENSDAG 6 DECEMBER 1922. 547 gaan bouwen, speciaal daarom, omdat de arbeiders niet in staat zijn de huren, welke tegenwoordig gevraagd worden voor de woningen, te betalen, cn daarom vond ik hot juist goed, dat men van de zijde van »de Eendracht" ertoe zal overgaan een dergelijk plan is ook reeds in bewerking bij «Eensgezindheid" om een kleiner type woningen te bouwen, ten einde op die manier het mogelijk te maken dat de arbeiders althans niet ƒ6.-, 7.of 8.— hebben te ver wonen, doch woningen zullen kunnen betrekken, die ten hoogste 4.50 huur doen. Het- is vrijwel overbodig om op dit oogenblik nog te zeggen, hoe wij staan tegenover de quaestie van het levens- middeleribedrijf. Ik kan volstaan met te zeggen, dat wij ons daartegen moeten verklaren. Mevrouw DubbeldemanTrago. Dat wisten wij wel. De heer Elkerbout. Natuurlijk. Wat betreft het voorstel van den heer van Stralen in zake het verleenen van een brandstofïentoeslag wil ik zeggen, dat wij het op dit oogenblik niet noodig achten dat hieromtrent een beslissing valt. In De Nieuwe Rotterdamsche Courant van hedenmorgen lees ik juist, dat te Rotterdam ter zake van het geven van reductie op de brandstoffenprijzen aan werkloozen, deze regeling is getroffen door het Burgerlijk Armbestuur, dat voor dit doel aan een werklooze, hoofd van een gezin, wekelijks I.zal worden uitgekeerd gedurende de maanden December, Januari en Februari. Ik meen. dat het, waar de toestand van de werklieden het dringend nood zakelijk maakt om hun nog eenigszins tegemoet te komen door het verstrekken van brandstoffen tegen goedkoopen prijs, het op den weg van het Burgerlijk Armbestuur en van de te benoemen crisis-commissie ligt, te overwegen wat in deze kan worden gedaan. Mijnheer de Voorzitter! Zooeven is door u in verband met de kwestie van den brandstoffentoeslag en dergelijke zaken gezegd, dat het tijd werd, dat de bonden zelve iets deden. Ik zou u in overweging willen geven in deze niet te veel te generaliseereri, want er zijn ons verschillende gevallen bekend, waarin iets dergelijks gebeurt. Ik verwijs onder anderen naar den Haag, waar door de Christelijke arbeidersbeweging een poging in het werk is gesteld om door middel van contri- butie's van werklieden, die nog werk hebben, aan de werkloozen een zekere tegemoetkoming te verschaffen ten behoeve van brandstoffen, kleeding en andere dingen. Dat denkbeeld werkt al steeds meer door en ik hoop, dat het ook hier ter stede in toepassing zal worden gebracht ik meen, dat het al een punt van overweging uitmaakt en men niet het standpunt zal innemen, dat alles vanwege de gemeente moet worden tot stand gebracht, integendeel, dat men tot de over tuiging zal komen, dat wat de gemeentebesturen niet kunnen doen door de leden onderling dient te worden gedaan. Naar aanleiding van hetgeen de heer Pera over het geor ganiseerd overleg heeft gezegd wil ik doen opmerken, dat ik onderschrijf de gedachte, welke door Prof. Diepenhorst, Prof. Kranenburg, Prof. Oppenheim, Prof. Struycken en Mr. Mendels is geuit, namelijk dat het georganiseerd overleg een instelling is, welke slechts eeji adviseerend karakter heeft. Zooeven is de opmerking gemaakt, dat de arbeiders mede zeggenschap dienen te hebben in de zaken van het bedrijf. Dat kan in het particulier bedrijf, omdat daar, na oveileg tusschen den patroon en de werkliedenvertegenwoordigers, kan worden besloten, behoudens goedkeuring van de leden der organisatie's, om de zaak te aanvaarden en in de arbeids voorwaarden vast te leggen, maar als men zich op het standpunt stelt, dat, wanneer de Raad een beslissing heeft te nemen, het georganiseerd overleg besluit wat wij in deze hebben te doen, dan worden de rollen geheel omgekeerd en zou de Raad zijn bevoegdheid los laten en die geheel naar het georganiseerd overleg verplaatsen. Ik heb al eens gehoord, dat het georganiseerd overleg hier niet zoo schitterend werkt en daarom wil ik herhalen wat ik een vorige maal al eens heb gezegd, dat ik het op prijs zou stellen, als de commissie voor georganiseerd overleg werd aangevuld met eenige Raadsleden, omdat de Wethouder, die als voorzitter fungeert, daar alleen staat tegenover een groot aantal personen en, alvorens een beslissing te kunnen nemen, de zaak eerst in Burgemeester en Wethouders moet komen, terwijl, als namens het gemeentebestuur in de commissie drie of vier personen zitting hebben, onderling overleg kan plaats hebben en een compromis kan worden totstandgebracht, dat aan Burge meester en Wethouders en aan den Raad kan worden voor gelegd. Ik acht dat mogelijk en ik geloof, dat de organisatie's, welke geregeld met den Wethouder in aanraking komen, het op prijs zouden stellen, als in die richting stappen konden worden gedaan. Wat betreft hetgeen de heer Mulder heeft gezegd, ik had eigenlijk verwacht dat hij wel wat anders zou gezegd hebben. Hij zegt: als de straten gereinigd zouden moeten worden, dan zouden wij ongeveer 10 man in dienst moeten nemen; dat moet men ook doen als er een gemeentelijke sneeuw- opruiming plaats vindt. Maar het is toch niet zoo, dat men kan zeggen: het is een eeuwig durend vegen. De Voorzitter gaf bij interruptie te kennen, dat het eigenlijk alleen maar ging om een paar vuile schoenen. Neen, daarom gaat het niet. Als de menschen op straat loopen en zij worden door een passeerenden auto van onder tot boven bespat, dan kan men niet zeggen, dat het slechts gaat om wat vuile schoenen. Men lette ook eens op den last, dien de huizen ondervinden van het vuil van de straatals men de winkel huizen op de Hoogewoerd bij vuil weder ziet, dan moet men tot de conclusie komen dat de bewoners daar geregeld de glazenwasschers in dienst mogen hebben om de ramen schoon te houden. Dan valt nog te denken aan de mogelijkheid, dat door de vettigheid van de straten ongevallen kunnen plaats hebben. De heer van der Lip had eigenlijk verwacht, dat wij een woord van sympathie zouden hebben gesproken en het nut van den geneeskundigen dienst zouden hebben erkend. Uit het .sectieverslag, waar ook gesproken wordt over de opheffing van de stadsapotheek, heb ik geconcludeerd, dat eigenlijk wel aan een woord van waardeering als zoodanig uiting had moeten gegeven worden. Welnu, als de Wethouder op een woord van waardeering gesteld is, dan ben ik volgaarne bereid om dat uit te spreken. Hier heeft zich het geval voorgedaan, dat, toen een ongeval heeft plaats gevonden, het drie kwartier heeft geduurd eer er hulp kwam. Deze dienst is nu pas in het beginstadium; welnu, laat men er dan ook op letten dat in het vervolg de zaak in een betere richting kan geleid worden. Het doet mij intusschen genoegen, dat ik het ongeval, dat aan dr. van Rijn is overkomen, ter sprake heb gebracht, al moet men dan ten aanzien van deze zaak constateeren dat er een verkeerde voorstelling van gegeven is. De heer van Hamel. M. d. V. Ik zou willen zeggen, dat, wanneer er eenige Raadsleden mochten geweest zijn, die de illusie hadden dat er van de komst van de sociaal-democraten in den Gemeenteraad eenige opvoedende strekking zou uit gaan en dat hun zittingnemen hier voor hen, in dit opzicht, opvoedend zou werken, zeer zeker die Raadsleden deze illusie zullen hebben verloren. Wanneer ik naga hoe Maandag hier door de heeren Dubbeldeman en van Stralen te keer gegaan is tegen het college van Burgemeester en Wethouders, tegen den Voorzitter en in het bijzonder tegen den heer Pera, dan moet ik zeggen, dat dit alle perken te buiten gaat, en ik meen dan ook, dat het alleszins van pas is om daartegen te protesteeren. Burgemeester en Wethouders zijn dunkt mij bovendien door die beide genoemde heeren zeer onbillijk bejegend. De Voorzitter heeft vanmiddag een keurige uiteenzetting gegeven van het standpunt van Burgemeester en Wethouders zooals wij dat van hem gewoon zijn, en het komt mij voor, dat de heer Dubbeldeman en in het bijzonder de heer van Stralen ten onrechte al te zeer zijn los getrokken tegen het college van Burgemeester en Wethouders. De heer Dubbeldeman doet mij denken aan de fabel van de La Fontaine, waarin de wolf tegen het lam te keer gaat en het lam beschuldigt. Als het 'tzelf niet heeft gedaan, heeft zijn vader of grootvader het gedaan 1 Zoo heeft de heer Dubbeldeman, toen de beschul diging tegen den heer Pera bleek niet op te gaan, gezegd: ja, dan heeft zijn voorganger het nagelaten. De eenige ver zachtende omstandigheid, welke men hier zou kunnen aan voeren, is dat men met neurasthenici te doen heeft. Dit is de eenige manier, waarop men dat optreden kan verklaren, dat zou dus een verzachtende omstandigheid zijn. Wanneer het college van Burgemeester en Wethouders zoo vastgehouden wordt door de sociaal-democratische fractie, zooals dezer dagen is gebleken, is het toch onmogelijk van hen te verlangen, dat zij de noodige werkkracht en de noodige werklust zullen behouden om alles naar eisch te regelen. Zij hebben toch ook maar één lichaam en, als zij hier uren en dagen moeten zitten om heel veel holle frase's van de heeren aan te hooren, is het voor hen niet doenlijk hun werk naar eisch te verrichten. Ik zou daarom wel willen, dat de heeren zich in het algemeen beperkten. Nu zullen de heeren mij tegemoet voeren, dat zij vrij. mogen uitspreken. Zeker, dat mogen zij zeer beslist, maar het is van de overige leden van den Raad niet te verlangen, dat zij het zullen uithouden om altijd maar door op hetzelfde stramien te hooren borduren. Er is een zeker correctief, namelijk dat het stenografisch verslag wordt afgeschaft, waar door de heeren niet de satisfactie zullen hebben om hetgeen zij in de ruimte hebben verteld, te zien weergegeven. Het is dus mogelijk, dat dit gunstig werkt in de toekomst. Ik betuig gaarne hulde voor hetgeen het college van Burgemeester en Wethouders doet naar zijn beste weten. Dat het niet altijd zoo kan slagen als het wel zou willen, is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 25