460 MAANDAG 6 NOVEMBER 1922. belasting te verlagen, vliegt dat er in en hoezeer worden door den heer van Stralen en diens partijgenooten niet altijd het maken van winst en de retributie's van het gas- en electriciteitsbedrijt bestreden? Men kan wel beweren, dat het Burgerlijk Armbestuur schriel is, maar als Wethouder van financiën kan ik verklaren, dat de toestand van de gemeente- ünancrën duister zoude zijn, als men geen gepaste zuinigheid, die alle schrielheid uitsluit, toepaste. Er wordt geschermd met dat getal van 7000 georganiseerde arbeiders, maar, zooals ik reeds zeide, zijn er massa's onder, die wel gevoelen voor het Burgerlijk Armbestuur en niet verlangen naar het voogdijschap van organisatie's of vak- centralen. Als ik mij eens mag uitspreken, zou ik dit nog willen zeggen. Ik wist en vermoedde, dat dit debat zou komen. Ik heb, toen die circulaire op het tapijt kwam, dadelijk gezegd: dat is een prachtige kluif voor den heer van Stralen! Dit heb ik tot hem zelf gezegd op mijn kamer. Alles wat door de vakcentrale's wordt ondernomen is duf, de gouden tijd is voorbij. Zoolang de hausse-conjunctuur er was, was alles mooi en goed, en kon men zich diets maken, dat de loonsverhoogingen waren gekomen door de goede zorgen van de organisatie's! Het was echter de ijzeren gang van het wereldgebeuren. Als daar een timmerman staat, die volgens het collectief contract 36.— verdient en een andere baas zegt: kom bij mij werken, dan krijgt gij f 40—! en een derde: ik geef u 50.— per week enz. of zooals een uitvoerder van huizenbouw van »De Goede Woning" mededeelde, toen ik onlangs de eer had u, Mijnheer de Voorzitter, op een bezoek daarheen te vergezellen, dat hij een timmerman had gehad, die werk aannam en aan wien hij drie weken 160.— per week betaalde en de vierde week tot slot 160.— dan is dat een prettig bestaan voor degenen, die aan het hoofd der organisatie's staan. Maar nu komt de baisse-conjunctuur. Het grijpen naar stakingen of andere actie's loopen op niets uit, nieuw emplooi wordt gezocht enj nu moet het Burgerlijk Arm bestuur het ontgelden. Ik denk in dit verband aan Chantecler in het tooneelstuk van Rostand. Chantecler maakte zich zelf en anderen diets, dat op zijn kraaien de zon opkwam, de geheele schepping ontwaakte en alle menschen aan het werk gingen, maar op een goeden morgen, toen hij vergat te kraaien, ging toch alles zijn gewonen gang en stond hij vreemd te kijken. Zoo is het ook hier. Dan de conferentie met den heer van Stralen. Zooals wij heden van hem gehoord hebben is hij wel eens een avond in een vergadering van het Armbestuur geweest. Het was een Dinsdagavond, maar het gevolg van die conferentie, welke nog al lang duurde, was dat wij de voor dien avond aan de orde gestelde gewone werkzaamheden niet konden afdoen en dat de menschen, die tegen Woensdagmorgen opgeroepen waren, onverrichterzake moesten weggaan en den volgenden dag nog eens queue moesten maken. Toen is ook besproken bijvoorbeeld het geval van een vrouw, een courantenrondbrengster, die door omstandigheden niet meer couranten kon rondbrengen, terwijl het Burgerlijk Armbestuur bij de vaststelling van de uitkeering aan den werkloozen man van die vrouw rekening hield met het geld, dat de vrouw als courantenrondbrengster verdiende. Het Armbestuur redeneerde: de man is werkloos, die kan nu toch wel zoo lang de couranten in plaats van zijn vrouw rondbrengen? Daarop wist men geen antwoord te geven. En over dei gelijke punten zit men zijn kostbaren tijd te verpraten! Toen hebben wij onlangs gekregen een brief van den Be- stuurdersbond om een onderhoud, tegelijk met het hoofd bestuur van den Bond van Transportarbeiders te Rotterdam, de landelijke organisatie. Daarop zijn wij niet ingegaan. Wij kunnen onze zaken afdoen door met de organisatie's te spre ken, maar zulke landelijke politiek volgen kan ik niet. In die dagen had ik reeds ontvangen hoofdbestuurders van de organisatie's van sigarenmakers en bij dat onderhoud bleek, dat de heeren kwamen om te overleggen omdat zij vernomen hadden dat wij van plan waren werkgelegenheid te openen voor werklooze sigarenmakers. Ik heb mijne verbazing erover uitgesproken, omdat wij het hier hadden besproken met de commissie voor de uitgetrokken sigarenmakers, en het werk reeds eenige dagen op gang was. Zij hebben enkele dingen genoteerd en kwamen later weer terug en hadden het dan over een ander punt dan de vorige maal. Ik zie het nut van die conferentie's niet in. Zoo woonde ik eene conferentie bij op Endegeest betref fende het optreden van den Directeur tegenover een der verpleegsters. Daarvoor kwam iemand uit Amsterdam en iemand van het afdeelingsbestuur van de betrokken organi satie hier. Ik dacht dat er heel wat komen zou, maar de zaak bleek te zijn, dat een verpleegster te laat was gekomen en dat zij toen gezegd had: mijn vrijer wilde mij nog niet laten gaan. En toen zij eenige dagen later weder te laat kwam en zij als verontschuldiging opgaf, dat de klok niet goed liep, had de Directeur gezegd: je hebt zeker weer staan vrijen! Dat was het groote kwaad en daarover moest nu een onderhoud plaats hebben. En dan had men nog een klein ding. Ik noem dit voorbeeld slechts ter illustratie met welke nietige dingen men aankomt. Vervolgens moet ik nog een opmerking maken aan het adres van mevrouw van ltallie, die zeide vernomen te heb ben, dat in alle plaatsen zij wist niet welke dergelijke steuncommissie's bestonden. Zij zou mij een groot pleizier doen, als zij er 25 noemde, want ik kan er hoogstens drie of vier bij elkaar krijgen. En dat is dan op de 1160 gemeen ten van ons land. De Voorzitter. Ik ken alleen Arnhem en Dordrecht. De heer Bots. Ik vlei mij niet, dat ik succes zal hebben met mijn betoog. Ik geloof, dat de neuzen zijn geteld, en er is dan ook voor mij geen reden om verder voort te gaan, maar toch wil ik nog even mededeelen, dat in het Burgerlijk Armbestuur, dat bestaat uit menschen van verschillende richting daarvoor hebben wij bij de keuze der personen altijd gewaakt gedurende de jaren, dat wij zitting hebben, ten hoogste tien malen is moeten worden gestemd en als regel dus door gemeenschappelijk overleg tot een behoorlijke regeling van zaken zijn gekomen. Het gaat bovendien altijd in ordentelijken toon, men hoort er nooit uitlatingen als van den heer van Stralen tegenover den heer Kuivenhoven: ja, wij zullen je wel eens murw makenMet het voorbeeld van de wijze, waarop tegenover den heer Kuivenhoven is opge treden, en van de manier, waarop de heer van Stralen zich uit, voor oogen, vraag ik of dat de personen zijn en dat de richting is, waaraan een onpartijdig onderzoek kan worden opgedragen. Ten slotte nog deze opmerking. Aan den eenen kant heeft het mij leed gedaan, dat al de vakcentrale's bij elkander ge komen zijn. Het heeft mij om het rondweg te zeggen, niets verwonderd van den Roomsch Katholieken Volksbond, omdat de heer Heemskerk buiten weten van de rechtsche fractie's met den heer van Stralen reeds voorheen een voorstel bij den Raad deed, wat tegen alle partij-discipline is, maar van de andere partijen had ik het niet verwacht. De heer van Stralen. M. d. V. Ik zou willen voorstellen geen replieken te voeren en ik zal dus zelf ook, met het oog op den tijd, van repliek afzien. Ik meen, dat de andere sprekers het in deze met mij eens zijn. Slechts één minuut heb ik noodig om den heer Sijtsma naar aanleiding van een door hem gestelde vraag in te lichten. De heer Sijtsma heeft gevraagd of het juist was wat de heer Wilbrink had gezegd, namelijk dat, als er een steun- commissie werd ingesteld, de vertegenwoordigers der vakcen trale's daarin een overwegenden invloed zouden hebben. Ik kan den heer Sijtsma mededeelen, dat het ons daarom niet te doen is en wij alleen eenige medezeggenschap wenschen, opdat de ondersteuning plaats hebbe met inachtneming van de gestelde normen. Wat betreft de aanstelling van een tweede corps ambtena ren, dat noodig zou worden, persoonlijk denk ik er zoo over dat degenen, die thans voor het Burgerlijk Armbestuur onder zoek doen naar de toestanden in de gezinnen, gevoeglijk met datzelfde werk kunnen worden belast, als de crisiscommissie een dergelijk onderzoek noodig zou achten. Er is mijns inziens dus geen sprake van, dat ook maar één ambtenaar meer door de gemeente zal moeten worden aangesteld. De Voorzitter. Wat betreft de bewering omtrent het goed- koope van een regeling als de heeren willen, moet ik zeggen, dat ik te dien aanzien eeriigszins sceptisch gestemd ben, maar de tijd zal leeren in hoeverre mijne meening juist is. De beraadslaging wordt gesloten. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders sub a wordt in stemming gebracht en met 15 tegen 13 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren van Eek, Dubbeldeman, Jan de Lange, Kuivenhoven, mevr. van ltallie—van Embden, de heer Sijtsma, mevr. Dubbeldeman—Trago, de heeren Schoneveld, F. Eikerbout, Heemskerk, van Stralen, Piekaar, Knuttel, Groene veld en Bisschop. Vóór stemmen: de heeren Oostdam, Eerdmans, Meijnen, Pera, Mulder, Bots, Wilbrink, Wilmer, van Hamel, Stijnman, Splinter, van der Lip en Huurman. (De heeren Piekaar en Splinter waren inmiddels ter ver gadering gekomen.) De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen nu een regeling inzake de samenstelling en den werkkring van de gemeentelijke steuncommissie in orde maken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 32