394
MAANDAG 25 SEPTEMBER 1922.
De Voorzitter. Er zijn 27 stemmen uitgebracht, terwijl
volgens de presentielijst slechts 26 leden aanwezig zijn; die
ééne stem, welke te veel is uitgebracht, kan geen invloed
hebben gehad op den uitslag.
III. Benoeming van een leeraar in de Natuurkunde aan
het Gymnasium, voor den cursus 19221923.
(Zie Ing. St. No. 277.)
Wordt benoemd voor den cursus 19221923 met 25 stem
men de heer Dr. T. van Lohuyzen; 1 biljet was in blanco.
IV. Benoeming van eene leerares in de Fransche taal en
letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(Zie Ing. St. No. 288.)
Wordt benoemd met algemeene (26) stemmen mejuffrouw
D. L. van Raalte, onder bepaling, dat de benoeming geacht
zal worden te zijn ingegaan op 1 September 1922.
V. Benoeming van eene leerares in de plant- en dierkunde
aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(Zie Ing. St. No. 288.)
Wordt benoemd met 25 stemmen mejuffrouw dr.C. R. Bakker,
onder bepaling, dat de benoeming geacht zal worden te zijn
ingegaan op 1 September 1922; '1 biljet was van onwaarde.
VI. Benoeming van een lid der Plaatselijke Schoolcommissie.
(Zie Ing. St. No. 289.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Groeneveld. M, d. V. In de eerste plaats zou ik
willen vragen of deze benoeming wel kan doorgaan, nu de
aanbeveling niet meer volledig is. Waar we zooeven uit de
Ingekomen Stukken hebben hooren voorlezen, dat een van de
aanbevolenen zich heeft teruggetrokken, is er mijns inziens
geen behoorlijke aanbeveling meer.
Maar buitendien wil ik nog een en ander zeggen. De Plaat
selijke Schoolcommissie bestond aanvankelijk uit 15 leden,
onder wie twee sociaal-democraten waren, namelijk Mevrouw
Baart en de heer Tjalsma. Nu heeft men die Commissie
eenigen tijd geleden tot 20 leden uitgebreid, maar toen heeft
men het aantal sociaal-democraten, dat er zitting in had,
onveranderd gelaten. Terwijl wij volgens evenredigheid (waar
aan wel niet zoo precies behoeft te worden vastgehouden)
recht hebben op 22% van de zetels in die Commissie, hadden
wij, toen de Commissie uit 15 leden bestond, 13% van het
totaal aantal plaatsen bezet en is dat percentage door de
uitbreiding der Commissie tot 10% teruggebracht. Dat is
voor een partij, die ruim gedeelte van de bevolking achter
zich heeft, een idiote verhouding.
Een van onze partijgenooten, Mevrouw Baart, heeft, nu
bijna een jaar geleden, bedankt en toen heeft de secretaris
der Commissie, de heer Meijnen, mij gevraagd in haarplaats
namen te noemen van personen uit onze partij, die daarvoor
in aanmerking zouden kunnen komen, liefst namen van
vrouwen. Ik heb dat verzoek van den heer Meijnen in onze
fractie overgebracht. Met het oog op de belangrijke en moei
lijke onderwerpen, welke in deze Commissie behandeld wor
den, meenden wij eenigszins hooge eischen te moeten stellen
aan de te benoemen personen, vooral ook omdat ons aantal
in de Commissie zoo gering is. Wij hebben eens in onze
partij rondgekeken en wij zijn er niet in mogen slagen een
vrouw te vinden, die, volgens ons oordeel, geschikt was in deze
Commissie plaats te nemen, althans niet een geschikte vrouw,
die, doordat zij schoolgaande kinderen had, in aanmerking
kwam.
Ik heb toen aan den heer Meijnen opgegeven een drietal
namen van personen, onder wie twee mannen en één vrouw.
De heer Meijnen heeft die vrouw opgezocht en zij heeft zich
toen teruggetrokken. Dat speet ons niet zoo heel erg, omdat
wij die vrouw slechts matig geschikt achtten.
De heer Meijnen heeft mij daarop nieuwe namen van vrouwen
gevraagd, waarop ik heb geantwoord, dat wij geen onzes inziens
geschikte vrouwen in onze partij hadden, die schoolgaande
kinderen bezaten en bereid waren die functie op zich te nemen.
Ik heb tot den heer Meijnen gezegd, dat het niet voorge
schreven was, dat een vrouw moest worden benoemd, en in
overweging gegeven een keuze te doen uit de mannennamen,
welke ik had opgegeven. De heer Meijnen bleef op het stand
punt staan, dat het een vrouw moest zijn; er trad een vrouw
af en die moest door een vrouw vervangen worden. Dit be
vreemdde mij, te meer, waar onder de twaalf vertegenwoor
digers, die de rechterzijde in de Plaatselijke Schoolcom
missie heeft, geen enkele vrouw is; het zijn allen mannen.
Indien de rechterzijde er zoo bijzonder op gesteld is, dat
vrouwen worden benoemd, waarom begint zij er dan zelve
niet mee?
Door die besprekingen is deze zaak bijna een jaar onderweg
gebleven en nu krijgen wij deze aanbeveling, bij welker samen
stelling geen rekening is gehouden met de vraag of de aan
bevolenen sociaal-democraten waren. Gaat de Raad op deze
aanbeveling in, dan zal daarvan het gevolg wezen, dat wij
in deze Commissie van 20 leden slechts één sociaal-demo
craat overhouden, dat wil zeggen slechts 5% van het aantal
zetels bezetten. Ik meen, dat dit zoo niet kan gaan, te meer,
waar de Raad in de vergadering van 27 Maart 1922 met alge
meene stemmen de volgende motie heeft aangenomen
»De Raad,
overwegende, dat bij de samenstelling van Gemeentelijke
Commissies zooveel mogelijk behoort gelet te worden op de
verschillende politieke en godsdienstige richtingen onder de
bevolking,
noodigt de daarmede belaste colleges uit hun aanbevelingen
en voordrachten niet eenzijdig op te stellen".
Dus men begrijpt, dat ik ernstig bezwaar heb tegen deze
aanbeveling. Onze partij komt op die manier heelemaal ach
teraan. Wij hebben recht op 22% van het aantal plaatsen
in de Schoolcommissie en wij krijgen maar 5%. Dat is geen
verhouding I
De heer Meunen. M. d. V. Ik hoop, dat de Raad zoo vriende
lijk zal willen zijn eenig onderscheid te maken tusschen de
Plaatselijke Schoolcommissie en mijn persoon. Toevallig ben
ik nu hier en kan ik over deze aangelegenheid een en ander
zeggen, maar wat hier gebeurt is niet mijn werk, maar dat
van de Plaatselijke Schoolcommissie.
Er was een vacature die is er trouwens nog in de
Plaatselijke Schoolcommissie en wel in de rubriek »ouders van
leerlingen van openbare scholen". In die rubriek moet iemand
benoemd worden. Dat is het eenige wettige voorschrift, waar
mede de Schoolcommissie zich op dit oogenblik heeft bezig
te houdenzij moet blijven op het terrein van ouders van
leerlingen van openbare scholen. Dat is de eenige eisch, dien
de wet stelt. Er zijn nog eenige andere wenschen geen
eischen, maar wenschen waarmede de Schoolcommissie
wel rekening heeft trachten te houden.
De eerste wensch is deze een wensch, die ook hier in
den Raad meermalen is uitgesproken, die volkomen gegrond
is en ook overeenstemt met de ervaring van de Plaatselijke
Schoolcommissie dat er nu zou worden benoemd een dame.
De Plaatselijke Schoolcommissie heeft bij haren arbeid
behoefte aan meer dan één vrouw in haar midden. Er doen
zich bij haar werk dingen voor, waarover de vrouw veel
beter kan oordeelen dan een man. Ik noem alleen maar de
zeer belangrijke zaak: de vrouwelijke handwerken op de school.
Een andere wensch van de Oom missie was deze, dat, als
het kon, op de door haar in te dienen aanbeveling zou'voor
komen de naam van iemand, die behoort tot de richting van het
lid, dat haar ontslag heeft genomen, niet, gelijk de heer Groene
veld zegt, een jaar geleden, maar eenige maanden geleden,
in April, naar ik meen.
Dus er waren twee wenschenvooreerst zou het nieuwe
lid een vrouw moeten zijn, en verder zou het moeten zijn een
geestverwante in engeren zin van mevrouw BaartBraggaar.
Het Bestuur der Plaatselijke Schoolcommissie heeft mij
opgedragen mij te wenden tot de Sociaal-Democratische Raads
fractie. Dat heb ik gedaan en die fractie heeft mij drie namen
genoemd, welke ik weder aan de Commissie heb overgebracht.
Onder de opgegeven personen was één dame. Die dame is
door mij bezocht en heeft zich toen teruggetrokken.
Ik moet er even op wijzen, dat die dame zich niet heeft
teruggetrokken door het bezoek, hetwelk ik haar gebracht
heb, maar zij heeft, tegen mij gezegd, dat zij reeds aan den
heer Groeneveld had meegedeeld, dat zij er liever van afzag.
Dat terugtrekken is dus niet geschied tengevolge van mijn
bezoek, maar het was een feit, dat reeds had plaats gehad.
In Mei hadden wij deze aanbeveling willen opmaken. Doordat
die eene vrouw, die op het lijstje stond, zich terugtrok, konden
wij het evenwel niet doen. Mij is toen weder opgedragen, mij
nogmaals te wenden tot den heer Groeneveld om namen. Dat
heb ik gedaan, maar het resultaat was nihil, zooals de heer
Groeneveld heeft medegedeeld. Er werden wel twee mannen
genoemd maar geen vrouw.
Na deze twee pogingen om een Sociaal-Democratische
dame te vinden, die geschikt was voor het lidmaatschap der
Schoolcommissie, hebben wij ons gewend tot iemand, die geacht
kan worden op dit terrein eenigermate thuis te zijn, namelijk
tot den heer Tjalsma. Deze wist ook geen dame; hij heeft
zich ook nog gewend tot de Sociaal-Democratische Raadsfractie
met het resultaat dat er niemand was.
Toen is de Schoolcommissie haar gang gegaan. Als er 2
vacaturen waren geweest, dan zou zij een aanbeveling gemaakt
hebben van dames voor de eene vacature. Voor de andere
zou zij zeer stellig een aanbeveling hebben gemaakt van leden