211 Art. 10. Hij waakt tegen overtredingen van de bepalingen van en krachtens de Vleeschkeuringswet (Stbl. 1919 No. 524) ge geven en van alle verordeningen, waarvan de handhaving mede aan hem is opgedragen. Van alle overtredingen, hetzij daarvan al dan niet proces-verbaal wordt opgemaakt, geeft hij onmiddellijk kennis aan den Directeur. De door hem, of door de hulpkeurmeesters opgemaakte processen-verbaal zendt hij dadelijk aan den Directeur. Art. 11. Yan alle bijzonderheden, welke zich in zijnen dienst voor doen, doet hij zoo spoedig mogelijk mededeeling aan den Directeur. Art. 12. Hij. zorgt voor een doelmatig en oordeelkundig gebruik alsmede voor het behoorlijk onderhoud van de ten behoeve van zijn dienst beschikbaar gestelde vervoermiddelen en keuringsbenoodigdheden. Art. 13. Hij zorgt voor een goede controle op de bedrijfslokalen der vleeschverkoopers in de tot zijn dienst behoorende gemeenten. Tevens draagt hij zorg, dat afgekeurd vleesch zoo spoedig mogelijk op de voorgeschreven wijze wordt onbruikbaar gemaakt en begraven. Art. 14. Bij het constateeren van besmettelijke veeziekten bedoeld in de Veewet geeft hij zoo spoedig mogelijk kennis aan den Directeur. Art. 15. Hij draagt zorg, dat in de tot zijn dienst behoorende ge meenten, geen slachtdieren worden gekeurd, alvorens de verschuldigde keurloonen zijn voldaan. Art. 16. Indien de omstandigheden dit toelaten en de Directeur dit noodig oordeelt, verricht hij ook Averkzaamheden op het Openbaar Slachthuis. Art. 17. Is hij verhinderd zijne betrekking waar te nemen, dan geeft hij onder opgaaf van redenen onmiddellijk kennis aan den Directeur. Voor een afwezigheid om andere reden dan ziekte, van ten hoogste 3 etmalen behoeft hij de toestemming van den Directeur; voor afwezigheid van langeren duur moet, door tusschenkomst van den Directeur, toestemming wor den gevraagd aan Burgemeester en Wethouders. Art. 18. Onverminderd het bepaalde bij art. 24 lid 2 van de ver ordening regelende den rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden heeft hij recht op eene jaarlijksche vacantie van 18 werkdagen, in overleg met den Directeur door Burgemeester en Wethouders te bepalen. Art. 19. Onverminderd hetgeen te dien opzichte is bepaald in de verordening, regelende den rechtstoestand van de ambte naren der gemeente Leiden, is het hem verboden: a. middellijk of onmiddellijk geschenken aan te nemen in verband met de uitoefening van zijn functie; b. bestellingen of uitgaven ten behoe\re van den keurings dienst of het Openbaar Slachthuis te doen of bescheiden af te geven zonder vergunning van den Directeur; c. de veeartsenijkundige practijk uit te oefenen, tenzij Burgemeester en Wethouders, gehoord het advies van den Inspecteur, bedoeld in artikel 1 letter b van het Koninklijk Besluit ATan 5 Juni 1920 (Stbl. No. 285) tot wederopzegging hiertoe vergunning hebben verleend; d. middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan den handel of het bedrijf verband houdende met de inrichtingen genoemd in art. 19 der Yleeschkeuringswet (Stbl. 1919 No. 524) en aan het exploiteeren van een dezer inrichtingen. Art. 20. De bezoldiging van den keuringsveearts wordt bij afzon derlijk besluit geregeld. Art. 21. Deze verordening treedt in werking op een door Burge meester en Wethouders te bepalen dag. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden 29 Augustus 1922. Bij ons schrijven van 16 Februari j.l. No. 8/1, waarbij wij Uw College eenige ontwerp-instructies deden toekomen voor de ambtenaren belast met de keuring en herkeuring van vee en vleesch, deelden wij U reeds mede, dat onze keuringsdienst van vee en vleesch, in verband met de te verwachten aansluiting aan dien dienst van verschillende omliggende gemeenten, eenige uitbreiding zou moeten onder gaan en dat met name aanstelling van een keuringsveearts, in het bijzonder met den dienst in de met Leiden samen werkende gemeenten belast, noodig zou blijken. Met het ontwerpen eener instructie voor dezen ambtenaar meenden \Hj destijds te moeten wachten tot de plannen tot formatie van den nieuwen dienst een meer vasten vorm hadden aangenomen. Nu inmiddels de Gemeenteraad in zijne zitting van 28 dezer zich met onze voorstellen in zake de vorming van een centralen keuringsdienst van vee en vleesch heeft vereenigd en de benoeming van een keuringsveearts, als bovenbedoeld, binnenkort te verwachten is, achten wij den tijd gekomen tot vaststelling zijner instructie over te gaan, waartoe wij U hierbij een ontwerp doen toekomen. Bijzondere toelichting vereischen de ontworpen bepalingen niet. Yoorzoover rekening moest worden gehouden met voorschriften bij de Vleeschkeuringswet of aanwijzingen door den Minister van Arbeid gegeven zijn deze in acht genomen, terwijl de ontwerp-instructie tevens in overeen stemming is gebracht met het bepaalde in art. 14 van de verordening regelende den rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden. Wij verzoeken op grond van het bovenstaande Uw college beleefd de bijgaande ontwerp-verordening, na daarover het advies der Gezondheidscommissie te hebben ingewonnen, aan den Baad ter vaststelling aan te bieden. De Commissie van Beheer over het Openbaar Slachthuis, W. Pera, Voorzitter. J. A. van der Stok, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 321. Leiden, 10 October 1922. Ten vervolge op onze vorige opgave (Ingek. Stukken No. 194 van 1922), leggen wij hierbij aan Uwe Vergadering weder een lijst over van de ambtenaren, die door ons College, gedurende het 3e kwartaal 1922 in het genot zijn gesteld van één of meer vervroegde periodieke verhoogingen van wedde. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 30