206
Ons College heeft besloten een en ander in het openbaar
te verpachten, doch inmiddels heeft de heer ïfijssen verzocht
de woning nog tot 1 Mei a.s. te mogen gebruiken, aangezien
het, met het oog op het bedrijf moeilijkheden zal mede
brengen, indien de woning eventueel reeds met 1 Januari
a.s, moet worden verlaten.
ïfu de heer Nijssen bereid is voor het verdere gebruik
der woning de alleszins billijke vergoeding van 80.per
maand te betalen en inwilliging van het verzoek ook een
volgenden pachter niet tot nadeel zal strekken, de aard
•van het bedrijf maakt het zelfs wenschelijk, dat de huur
van de woning later afloopt dan die van het land komt
het ons met de Commissie van Beheer over het Grond
bedrijf voor, dat aan dit verzoek zonder bezwaar gevolg
kan worden gegeven.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging de
woning met tuin en schuur aan den Warmonderweg kad.
Sectie P. no. 101 ged. voor het tijdvak van 1 Januari 1923
tot en met 30 April 1923 weder te verhuren aan J. J. ïfijssen
tegen een huurprijs van 80.per maand en onder de
voorwaarden, zooals die thans voor de verhuring van de
woning c.a. gelden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N". 305. Leiden, 5 October 1922.
ïfu Uwe Vergadering in hare zitting van 7 Augustus j.l.,
overeenkomstig ons voorstel, de verordening regelende het
gemeentelijk vergunningsrecht in dien zin heeft gewijzigd,
dat in den vervolge, alvorens door U eene beslissing wordt
genomen op bezwaarschriften tegen aanslagen in het gemeen
telijk vergunningsrecht, eerst het advies wordt ingewonnen
van een vaste Commissie uit Uwe Vergadering, moet ook
nog de samenstelling en de werkkring dier Commissie bij
plaatselijke verordening worden geregeld.
In verband hiermede geven wij Uwe Vergadering in over
weging tot vaststelling van de navolgende verordening over
te gaan:
VERORDENING,
'regelende de samenstelling en den werkkring der Commissie,
belast met het onderzoek van de bij den Gemeenteraad inge
komen bezwaarschriften tegen aanslagen in het gemeentelijk
vergunningsrecht voor den verkoop van sterken drank in
het klein.
Artikel 1.
De Commissie, belast met het- onderzoek van de bij den
Gemeenteraad ingekomen bezwaarschriften tegen aanslagen
in het gemeentelijk vergunningsrecht voor den verkoop
van sterken drank in het klein bestaat uit drie leden,
waaronder een voorzitter.
Bij het ontstaan eener vacature wordt door den Raad
zoo spoedig mogelijk daarin voorzien.
Jaarlijks in de maand September treden de leden af; zij
zijn dadelijk weder verkiesbaar.
De commissie wordt bijgestaan door een secretaris, door
Burgemeester en Wethouders uit de ambtenaren ter Secre
tarie aan te wijzen.
Art. 2.
De Commissie maakt voor zich zoodanige bepalingen van
orde en bestuur liarer vergaderingen en verrichtingen, als
meest dienstig zijn voor de behandeling van de haar opge
dragen zaken.
Art. 3.
De Commissie onderzoekt alle bij den Raad ingekomen
bezwaarschriften tegen aanslagen in het gemeentelijk ver
gunningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het
klein en brengt daaromtrent advies aan den Raad uit.
Zij doet zich bij dat onderzoek bijstaan door den van
gemeentewege aangewezen schatter en herschatter.
Zij brengt haar advies niet uit dan na den belangheb
bende, die daartoe zijn verlangen heeft te kennen gegeven,
in de gelegenheid te hebben gesteld, zijn bezwaren monde
ling toe te lichten of te doen toelichten.
Art. 4.
De adviezen der Commissie worden schriftelijk, met
redenen omkleed, uitgebracht en bij volstrekte meerderheid
van stemmen opgemaakt. Desgewenscht wordt het gevoelen
van de minderheid aan het advies toegevoegd.
Indien zoodanig verschil tussehen de leden mocht bestaan,
dat het nemen van een besluit bij volstrekte meerderheid
onmogelijk is, wordt hiervan mededeeling gedaan aan den
Raad, met opgave der verschillende adviezen zonder ver
melding van de namen der leden, die ze hebben uitgebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
K°. 306. Leiden, 5 October 1922.
Tengevolge van de inbedrijfstelling van de nieuwe koolgas-
stokerij met de daarbij behoorende cokessorteerinrichting is
het, zooals Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit in hun ter visie liggende missive van
13 Maart j.l. mededeelen, noodig geworden, dat, voornamelijk
ten behoeve van de aflevering van cokes, genoemde fa
brieken beschikken over een uitgang aan het oostelijk ge
deelte van het fabrieksterrein. Hiervoor komt de oostzijde
van de Oostdwarsgracht om verschillende redenen het meest
in aanmerking. Aan het maken van dezen nieuwen uitgang
zal onder meer verbonden zijn het verhoogen van een ge
deelte van de Oostdwarsgracht (O.Z.) benoorden de Lange-
gracht, het plaatsen van een muur met inrijpoort langs een
gedeelte van de Langegracht en de Oostdwarsgracht, terwijl
het nog niet gedempte gedeelte van laatstgenoemde gracht,
ten noorden van de Langegracht, binnen de begrenzing en
afsluiting van het fabrieksterrein zal komen te vallen. Een
en ander is in de missive van Commissarissen nader om
schreven en op de bij de stukken gevoegde teekening aan
gegeven.
Het is gewenscht, dat tegelijk met de uitvoering van
deze werken de verbetering ter hand genomen wordt van
de bruggen met opritten, welke zich in de onmiddellijke
nabijheid van deze zijde der Lichtfabrieken bevinden. Voor
het gewone verkeer toch liggen de Looiersbrug, de Oost-
dwarsbrug en de Greinbrug hinderlijk hoog; ook zijn de
hellingen naar die bruggen te steil. Bestuurders van vuil
niswagens en andere voertuigen moeten bijv. met groot
beleid manoeuvreeren om, komende van de Oostdwarsgracht,
over de Oostdwarsbrug en de Looiersbrug de Langegracht
te bereiken en reeds meermalen zijn op dien hoek onge
lukken voorgevallen. Indien derhalve ten behoeve van den
afvoer van cokes van de Lichtfabrieken een behoorlijke
toegang naar het fabrieksterrein wordt gemaakt, verdient
het aanbeveling ook de naaste omgeving voor het tegen
woordige rij verkeer geschikt te maken. Hiertoe is in de
eerste plaats noodig verlaging der doorvaarthoogte en ver
sterking van de drie genoemde bruggen. De doorvaarthoogte
ware dan te verlagen tot 0,73 M. N.A.P. hetgeen over
eenkomt met die der Lakenbrug (in den Ouden Singel over
de Volmolengracht), welke brug de laagste is van alle vaste
bruggen, die op den weg van het groot vaarwater (Oude
Vest), naar de Looiersbrug moeten worden gepasseerd, zoodat
de mogelijkheid van doorvaart naar de Langegracht ten
gevolge van deze verlaging niet zal worden verminderd.
Een grootere doorvaarthoogte zou geen nut hebben. Ook
de Langegracht zelve zal toegankelijk blijven voor hoogere
schepen, omdat aan weerskanten van de Oostdwarsbiug in
die gracht beweegbare bruggen zijn gelegen, n.l. aan de
Oostzijde de Houtmarktsbrug en aan de Westzijde de Vot-
molenbrug en de Langegrachtbrug. De genoemde hoogte
van 0,73 M. -j- ÏLA.P. vordert een rijdek ter hoogte van
ongeveer 1,12 M. ïf.A.P., overeenkomende met het bestaande
dek der Looiersbrug, welke derhalve niet verlaagd wordt;
daarentegen moeten de Oostdwarsbrug en de Greinbrug,
wier dekhoogte thans resp. 1,54 M. en 1,44 M. ÏLA.P.
bedraagt, een aanzienlijke verlaging ondergaan, waarmede
een verflauwing van de toegangshellingen gepaard gaat.
Bovendien zal de Looiersbrug worden versterkt en zal de
Oostdwarsbrug, zoowel aan de zijde van de Looiers- als aan
die van de Greinbrug, een schuine verbreeding .verkrijgen,
ten einde het rijden van de eene naar de andere brug te
vergemakkelij ken.
De kosten van de uit te voeren werken worden globaal
geraamd op f 18000. Waar de voorgenomen verbetering, m
het bijzonder de verlaging van de meergemelde bruggen,
voor een deel ten goede zal komen aan het algemeene ver
keer met voertuigen in de gemeente, bestaat er alle reden
om ook een gedeelte van de totale kosten rechtstreeks ten
laste te brengen van de gemeente-begrooting. Dit neemt
evenwel niet weg, dat de verbetering van den toestand ter
plaatse toch- hoofdzakelijk geschiedt ten behoeve van de
Lichtfabrieken, die bij de verandering der nabijgelegen
bruggen immers evenzeer gebaat zijn. Met het oog hierop
meenen wij, na overleg met Commissarissen en overeen
komstig het advies van de Commissie van Fabricage, dat