MAANDAG 25 SEPTEMBER 1922. 413 te ontvangen. Ik wil nu vragen, of Burgemeester en Wet houders kunnen toezeggen, dat dat Reglement spoedig zal gewijzigd worden. De Voorzitter. Ik kan den heer van Eek antwoorden, dat het Reglement gewijzigd is. Het gewijzigd Reglement zal dus binnenkort gepubliceerd worden. Het hing samen met de quaestie van de brugwachters, want die vallen onder ditzelfde Reglement. Overigens begrijp ik niet, dat politieagenten den heer van Eek verzocht hebben om deze zaak ter sprake te brengen. Zij hebben een schrijven van Burgemeester en Wethouders gekregen, dat zij zich niet ongerust behoefden te maken, omdat de zaak eerstdaags in orde zou komen. De heer van Eck. M. d. V. Ik wensch even te antwoorden op de vraag van Mevrouw van Itallievan Embden. Die zaak is in handen gesteld van de Commissie voor de Lichtfabrieken en nu stelt de Directeur een onderzoek in, maar er zijn nog niet zoodanige resultaten verkregen, dat daarvan mededeeling kan worden gedaan. De Voorzitter. De heer van Eck ziet nu zelf uit deze zaak, waarvan hij op de hoogte is, dat het niet altijd zoo gemak kelijk gaat om vlug te antwoorden op een gestelde vraag. De heer Wilmer. M. d. V. Het zij mij vergund van de gelegenheid bij de rondvraag gebruik te maken, niet om een vraag te stellen, maar om een wensch te uiten. Ik behoef niet te zeggen, dat vooral in dezen tijd zeer veel menschen gedrukt gaan onder de zware zorgen voor het dagelijksch I bestaan, en nu werkt het in zulk een tijd zeer irriteerend, als op de openbare straat tafreelen van zekere brooddronken heid zijn te aanschouwen, vooral als zulks geschiedt door jongelieden uit een stand, dien men gewoon is aan te duiden met den naam van »den hoogeren stand". Ik hoop en ik vertrouw, dat de aandacht van de overheid reeds in deze richting gespannen zal zijn, maar het leek mij toch niet onge- wenscht deze zaak in het openbaar naar voren te brengen. De Voorzitter. Ik kan den heer Wilmer dit verzekeren, dat, wat mij betreft, de ingezetenen allen volkomen gelijk staan en dat ik niet aan de politie ooit gezegd heb voor den een of ander een uitzondering te maken. De heer Mulder. M. d. V. Ofschoon de heer van Stralen er niet is, wil ik toch op diens vraag aangaande de huren van de woningen der bouwvereenigingen, waaromtrent moei lijkheden zijn ontstaan, even antwoorden, omdat mijn antwoord misschien eenige bevrediging kan geven. De heer van Stralen heeft de vraag gesteld hoe het met die zaak staat en of Burgemeester en Wethouders haar laten loopen. Ik kan mede- deelen, dat met den Minister over die zaak gecorrespondeerd wordt en dat daarbij het plan is ontwikkeld om gedaan te krijgen, dat ten aanzien van die huren een andere richting wordt ingeslagen. Hoe dat precies in elkander zit, kunnen wij hier moeilijk uiteenzetten, want dat zou niet in het belang van de zaak zelve zijn, maar de Minister heeft de kwestie in handen gekregen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Roekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 23