412
MAANDAG 25 SEPTEMBER 1922.
XXV. Verordening op de Veemarkt.
(Zie Ing. St. No. 295.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 32 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. In artikel 33 zal een wijziging moeten
aangebracht worden, aangezien het bij nadere beschouwing
beter gebleken is om enkele strafbepalingen wat lager te
stellen.
Zooals men weet mogen op overtreding van bepalingen
dezer gemeentelijke verordening, welke krachtens de Veewet
zijn vastgesteld, hoogere straffen gesteld worden, maar er
komen in de verordening ook bepalingen voor, die niet zijn
vastgesteld krachtens de \eewet, maar uit eigen initiatief
van de gemeente, als orde-maatregelen, en ten aanzien daarvan
mag men niet hooger gaan dan een boete van 25.of
hechtenis van dagen.
Artikel 33 wordt nu in dezer voege gewijzigd
«Overtreding van de artikelen 18 en 22 wordt gestraft met
geldboete van ten hoogste tien gulden; die van de arti
kelen 4, 6, 7, 10, 11, 14, 19, 20 litt. b en 21 met geld
boete van ten hoogste vijf en twintig gulden; die van de
artikelen 9, 13, 15, 16, 17, 20 litt. a, 23, 29 en 30 met
hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten
hoogste vijt en twintig gulden; die van de artikelen 8, 26
en 28 met hechtenis van ten hoogste één maand of geldboete
van ten hoogste honderd gulden; die van artikel 12 met
hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van
ten hoogste vijf honderd gulden."
Het gewijzigd artikel 33, zoomede de artikelen 34 en 35
worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen, waarna de geheele verordening even
eens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt
vastgesteld.
XXVI. Verordening, houdende wijziging van de verorde
ning van 26 Mei 1898 (Gemeenteblad No. 10) op de Markten.
(Zie Ing. St. No. 295.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met VII worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadsla
ging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XXVII. Verordening tot wijziging van de verordening van
15 Mei 1922 (Gemeenteblad No. 38), houdende aanwijzing
van de dagen, uren en plaatsen voor het houden van de ver
schillende markten en veilingen van ooft.
(Zie Ing. St. No. 296.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 en II worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de
geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoof
delijke stemming wordt vastgesteld.
De Voorzitter. Ik geef thans het woord aan den Wet
houder Mulder, die een mededeeling wenscht te doen.
De heer Mulder. M. d. V. Ik wensch iets in het midden
te brengen naar aanleiding van de vraag, welke de heer
Dubbeldeman in een vorige vergadering heeft gesteld, de
vraag namelijk, wat de uitslag is geweest van den bouw van
het badhuis in de Medusastraat, of de uitvoering van dien
bouw in eigen beheer voordeelig dan wel nadeelig geweest
is voor de gemeente.
Ik heb er een oogenblik aan gedacht die vraag zeer kort
te beantwoorden en wel in dezer voegedat is niet met
zekerheid uit te maken; laat ons dus aan die zaak maar geen
tijd verspillen. Maar ik heb later gedacht, dat men mij dan
van een zekere onwelwillendheid zou beschuldigen, en dat
wilde ik niet. Ik ben gaarne bereid deze zaak eens aan de
publieke opinie over te geven en dan moet ik er toe komen
een verhaal te doen van de affaire van het badhuis «De
Eendracht".
In de Raadszitting van 2 Februari 1920 werd het voorschot
voor den bouw van een badhuis verleend. In Juni daaraan
volgende had de aanbesteding plaats; er waren toen twee
inschrijvers, de laagste was f 56000.— en de andere 67337.
De eerste inschrijver echter beweerde zich te hebben misrekend,
men beweerde, dat hij zich misschien voordeeliger kon ver
binden met den anderen inschrijver, want dat zij het beiden
deden, was niet uitgesloten, werd er gezegd. Was het werk
aan den anderen inschrijver gegund, dan zou de raming,
groot f 35000.—, met 32000.— zijn overschreden. Dat
kunnen wij vinden in Ingekomen Stuk No. 29. Ik verzoek
den heer Dubbeldeman vooral op de raming te letten. De
gunning kon niet gegeven worden als zijnde _de inschrijving
buitensporig hoog. De vereeniging diende 25 October 1920
een voorstel in om het badhuis in eigen beheer te bouwen
en 20 December daaraanvolgende besloot de Raad het voor
schot te verhoogen tot 71500.—. Tusschen deze twee be
sluiten liggen dus zes maanden, wat van groote beteekenis
is, omdat in Juni bijna niemand durfde inschrijven, getuige
dat er slechts twee inschrijvers waren te vinden, van wie
feitelijk slechts één serieus mocht heeten. Die schreef wel in,
maar met een zeer hoogen risico-post, teneinde zekerheid te
hebben, dat hij er met dat bedrag wel uit zou springen of
er iets aan zou kunnen verdienen.
Toen men begin Januari 1921 met het werk begon, waren
alle bouwmaterialen zeer sterk in prijs gedaald. Het zoo
genaamde in eigen beheer bouwen is feitelijk grootendeels
denkbeeldig. Het timmerwerk toch werd uitbesteed aan een groep
timmerlieden voor 4636, uitgegeven werd echter 6751.765,
dus meer 2118.766; het metselwerk werd uitbesteed
voor 4362.— maar uitgegeven werd 6304.315, dus
2041.315 meer. Daarenboven werden enkele vakken aan
verschillende patroons uitbesteed of opgedragen.
Men begon dat werk begin Januari 1921 en einde November
daarop was het eindelijk gereed. Nu maken de heeren deze
berekening: de aanbesteding was, na aftrek van de verlaging
voor gedaalde prijzen, waarvoor zij 1500.hadden uit
getrokken, en met meerder werk 62837.— het werk heeft
gekost f 45066.59, dus minder ƒ17770.41; dat bedrag is eigen
beheer voordeeliger geweest.
Ik kom tot deze conclusie.
In Juni 1920 had de aanbesteding plaats; begonnen werd
in Januari 1921 en de bouw eindigde half November 1921.
In dezen tijd waren alle prijzen sterk in dalende richting;
er was geen gezonde basis; en men had, om een zuiverder
overzicht te kunnen krijgen, den bouw opnieuw moeten aan
besteden.
Telkens als deze zaak hier in den Raad aan de orde was,
heb ik tegen deze wijze van doen geprotesteerd, omdat men
onder deze omstandigheden nooit een zuiver inzicht kon
krijgen in het verschil tusschen werken in eigen beheer en aan
besteden. Het zoogenaamde voordeeliger bouwen in eigen
beheer kan nooit bewezen worden, althans op de wijze, die
nu gevolgd is.
Het is wel geen afdoend bewijs, maar ik wensch in dit
verband toch ook te wijzen op hetgeen in de «Nieuwe Rotter-
damsche Courant" van 16 Juni 1922 in het Raadsoverzicht
van den Rotterdamschen Gemeenteraad te lezen is. Daar staat:
«Ten slotte memoreeren wij de aanneming van het voorstel
tot medewerking voor een nieuw plan van woningbouw van
de maatschappij Vreewijk, nadat de Wethouder een brief van
het bestuur van het «Eerste Rotterdamsche Tuindorp" had
voorgelezen, waarin van uitvoering in eigen beheer is afgezien.
Ook dit oude hobbelpaardje der sociaal-democraten heeft zijn
staart en manen al verloren. In de stukken over de onregel
matigheden aan het Timmerhuis kwam uit, hoe zelfs ambtenaren
der gemeente uitvoering iri eigen beheer duurder achtten dan
aanbesteding."
De rest is misschien wel aardig, maar niet ter zake dienende.
De Voorzitter. Heeft thans nog iemand iets in het belang
van de gemeente in het midden te brengen?
Mevrouw van Itallievan Embden. M.d.V. Ik heb hier
indertijd gedeponeerd een bakje met vuil, een presentje van
de vuilverbrandingsinrichting aan de bewoners van een deel
der stad. Dat was een symbool van den last, dien deze
menschen van die inrichting ondervinden.
Naar aanleiding daarvan is praeadvies over deze aange
legenheid toegezegd en ik wil vragen, of wij binnenkort dat
praeadvies te wachten hebben.
De Voorzitter. Ik kan mevrouw van Itallievan Embden
antwoorden, dat wij wachten op het advies van de Commissie
voor de Lichtfabrieken. Burgemeester en Wethoudersunoesten
hun licht opsteken bij deskundigen, dat zijn hier de com
missarissen der Lichtfabrieken en van hen hebben wij nog
geen antwoord gekregen.
De heer van Eck. M. d. V. Naar aanleiding van een ver
zoek van de politieagenten, in het georganiseerd overleg
gedaan, hebben Burgemeester en Wethouders toegezegd, dat
het tegoed op het kleedingfonds voortaan geheel aan de
agenten zal uitgekeerd worden en dat niet meer, zooals tot
dusver, ƒ25.— zou worden afgehouden en gezet op een spaar
bankboekje.
Nu is dat besluit nog niet uitgevoerd, omdat het Reglement
op het Kleedingfonds eerst gewijzigd móet worden. Men
begrijpt echter, dat de politieagenten, die nu deze 25
in handen zullen krijgen, zeer verlangend zijn om dat bedrag