410
MAANDAG 25 SEPTEMBER 1922.
Voor die 6 dagen bedraagt bet. gemiddeld aantal gevallen 8,
namelijk ®/2iX28.
Wanneer ik nu neem de Zaterdagen en Zondagen afzonder
lijk, dan kom ik tot dit resultaat: Zaterdag 2 September 1
geval, Zondag 3 September geen enkel geval, Zaterdag 9
September geen geval, Zondag 10 September 4 gevallen,
Zaterdag 16 September 1 geval, Zondag 17 September 2 ge
vallen, dat is totaal precies 8 gevallen, bet gemiddelde per dag,
dat ik zoo pas uitgerekend heb.
Ik heb de dagen afzonderlijk genomen en dan krijg ik dat
van de 28 gevallen er 6 zijn voorgekomen op die 3 Zondagen,
5 op de 3 Maandagen, 1 op de 3 Dinsdagen, 2 op de 3
Woensdagen, 6 op de 3 Donderdagen, 6 op de 3 Vrijdagen en
2 op de 3 Zaterdagen. Dus de 2 dagen, waarop de meeste
gevallen zijn gesignaleerd, zijn niet de Zaterdagen en Zon
dagen maar de Donderdagen en de Vrijdagen.
Nu zal allicht in een ander drietal weken de verhouding
weder anders zijn; zoo is er op den laatsten Zaterdag slechts
1.geval gesignaleerd en evenzoo op den laatsten Zondag;
dat is dus beneden het gemiddelde van 8; maar men mag
toch wel op grond van die cijfers zeggen, dat er geen sprake
van is, dat er op Zaterdag en Zondag meer misbruik van
sterken drank gemaakt wordt dan op de overige dagen
der week.
Wanneer men op andere wijze het drankmisbruik wil keeren,
dan ben ik daar voor. Ik wilde zelfs wel, dat de drankbe
strijders vereenigingen wat ijveriger waren in hun strijd. Dit
geldt niet voor alle vereenigingen op dit gebied, maar er
zijn er toch, welke subsidie van de gemeente vragen en in
welker verslagen men leest, dat er in het verslagjaar niets
gedaan is. Over het algemeen zijn die vereenigingen sterker
in het schrijven van requesten dan in het zelf moeite doen.
Men zou nu verbieden sterken drank te verkoopen op
Zaterdag en Zondag, maar allerlei dure alcoholische dranken
als port, sherry, enz., zouden dan wel verkocht mogen worden.
Men denke ook niet, dat er minder sterke drank op die
dagen zal gebruikt worden; men zal dan naar buiten de
stad gaan.
De Kroon zal zich ook niet kunnen vereenigen met derge
lijke regeling, want volgens de Kroon moeten er omstandig
heden zijn, die de vrees voor verhoogd drankgebruik wettigen.
In zijn arrest van 12 December 1921 neemt de Hooge Raad
aan, dat de Gezondheidscommissie niet over de invoering van
een tapverbod gehoord behoeft te worden, omdat zulk een
verordening wel gebaseerd is op Artikel 135 der Gemeente
wet, maar zij gemaakt wordt in het belang van de openbare
orde en de rust, niet in het belang van de gezondheid. De
Hooge Raad neemt dus aan, dat er moet zijn ordeverstoring,
zuiver iets politioneels.
Wat het kroegbezoek betreft., ik ben overtuigd, dat. als
men het op die dagen eens nagaat, het zal blijken, dat het
uitgaan in clubjes met kroegbezoek niets te maken heeft.
Een clubje gaat eens vroeg in den morgen visschen en dan
heeft men den sterken drank in zijn zak zitten. De gelegen
heid om den drank in zijn zak mede te nemen en dien dan
buiten of met elkander thuis te gebruiken is veel erger dan
dat men met elkander eens uitgaat en in een café iets gebruikt.
Ik heb dit alleen willen zeggen, omdat dit ook in verband
met die enquête in de café's, waarvan de heer van Eek sprak,
in de stukken dient vermeld te worden. Ik zal er verder
niet diep op ingaan, omdat wij niet steeds in herhalingen
moeten vervallen, maar ik wil toch wel verklaren, dat. ik het
jammer zou vinden, indien de 3de October speciaal uitgepikt
werd om bij de Zaterdagen en Zondagen genoemd te worden.
In dit opzicht ben ik het geheel eens met hetgeen de heer
Wilbrink de vorige maal heeft gezegd. Hij was nog al ge
porteerd voor een tapverbod op den Zaterdag en den Zondag,
omdat die dagen geregeld terugkeeren en men daardoor mis
schien andere gewoonten zou krijgen, maar hij was er tegen
om zoo eens incidenteel een dag er uit te pikken en dien
met den Zaterdag en den Zondag gelijk te stellen.
Dezelfde zaak is ook te Leeuwarden aan de orde geweest.
Daar wilde men het gaan uitbreiden tot den 31 Augustus
en toen hebben Burgemeester en Wethouders in hun prae-
advies gezegd: dat, als men zulke speciale regelingen maakt,
deze een hatelijk karakter dragen en noodeloos verbitteren,
omdat niet is in te zien waarom dan ook niet andere feest
dagen, van godsdienstigen of politieken aard, zouden moeten
worden genoemd. In Leeuwarden heeft men het dan ook
niet gedaan.
Ik geloof eenigszins, dat het, desnoods onbewust, een pro
paganda is tegen nationale feestdagen en dat men die wil
signaleeren. Ik begrijp niet, dat het Drankweercomité als
argument heeft gebezigd, dat men vooral het gebruik van
sterken drank op Zaterdagmiddag moet verhinderen, omdat de
menschen dan hun loon uitbetaald krijgen, dat de menschen
tegenwoordig minder hebben te werken en meer loon krijgen
en dat dit aanleiding geeft tot misbruik van sterken drank.
Als dat argument, opging, had de heer van Eek moeten voor
steller. '1 Mei speciaal te noemendat zou consequenter zijn
geweest. Ik zie niet in waarom juist 3 October er bij ge
noemd moet worden. Ik beschouw deze zaak van dit stand
punt, dat men het bezoeken van onze stad door lieden van
buiten niet onmogelijk moet maken. Men kan wel zeggen,
dat de menschen even goed een glas melk of een glas port
vóór het eten kunnen gebruiken, maar er zijn nu eenmaal
menschen, die de voorkeur geven aan een glaasje sterken
drank. Dat kunnen beste en brave menschen zijn. Menschen
van alle richtingen, anti-revolutionairen, christelijk-histori-
schen en sociaal-democraten, nemen vóór het eten een bit
tertje. Zulke menschen komen op feestdagen veel in de stad
en waarom moeten die nu belemmerd worden in het ge
bruiken van een glaasje sterken drank in een café? Het gevolg
zou zijn, dat er werd gezegd: gij moet vooral niet naar Leiden
gaan, want daar is het een ellendige boel. Er zijn menschen,
die in een restaurant gedineerd hebben, en dan zeggen
laten wij tot slot een kopje koffie en een pousse-caté ge
bruiken.
Men moet ook dit nog in het oog vatten. Wegens de
nabijheid van den Haag zijn hier eigenlijk alle groote hotels
verdwenen en men zou nu weder een heele duw gaan
geven aan goede en bekende restaurants. Moet het hier nu
heelemaal een doode stad worden?
Men zou kunnen zeggen: dat moet men voor het goede
doel over hebben. Ja, wanneer de toestand zoo erg was, dan
zou ik zeggen: dat heb ik er ook voor over; maar nu de
toestand het niet noodig maakt en wij met dergelijke regeling
toch bitter weinig zullen opschieten, zeg ik: ik vind het bar
om daaraan een gansche stad op te offeren. Ik bedoel niet,
dat de gansche stad vóór het eten een bittertje moet drinken,
maar ik bedoel dat men het de café's als »De Turk" en
»De Harmonie" het bestaan niet onmogelijk moet maken.
Ik zou beter vinden een referendum; daarvan ben ik zelfs
een groot voorstander, omdat men daardoor dikwijls in zulke
dingen, waarbij voor vele menschen groote belangen betrokken
zijn, beter kan te weten komen wat men wil dan door middel
van de gekozen vertegenwoordigers; die worden meer op
breedere lijnen gekozen dan voor speciale doeleinden.
Maar in het algemeen ben ik tegen een wetgeving, welke,
naar gelang van de onderscheidene gemeenten, verschilt. Dat
geeft bitter weinig succes en veroorzaakt veel ontevredenheid
en onaangenaamheid. Wij verheugen ons er vaak over dat
wij niet meer leven in een tijd dat de eene gemeente de
andere gemeente allerlei onaangenaame, kleingeestige dingen
aandeed, en wij hebben getracht zooveel mogelijk een nationale
wetgeving te krijgen. Maar nu gaat weder elke gemeente af
zonderlijk peuteren. Dat moge misschien in de hoogste mate
modern zijn, ik vind het een ouderwetsche wijze van wetgeven.
Ik adviseer daarom den Raad ten sterkste deze ontwerp
verordening niet aan te nemen. In elk geval moet mijns in
ziens de 3 üctober-dag eruit gelicht worden.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik ben het met u eens, dat uit
de cijfers, door den heer van Eek gegeven omtrent het
bezoek van koffiehuizen op zeker uur op eenige dagen niet het
bewijs te leveren is dat er daarom meer sterke drank gedronken
wordt. Er zal op Zaterdag en Zondag meer gedronken worden,
ook procentsgewijs, want op die dagen gaan de menschen
uit, maar zij kunnen dan evengoed wat anders dan sterken
drank gebruiken. Ik meen echter ook, Mijnheer de Voorzitter,
dat. uw statistiek met dat gemiddelde van 8 gevallen niet
juist was. Uit die statistiek zou men eigenlijk moeten op
maken, dat er op Zaterdag en Zondag minder gedronken
wordt dan op de overige dagen der week, maar u weet zelf
toch ook wel. dat dat in strijd is met de werkelijkheid en dat
op die dagen de politie heel wat meer door de vingers ziet.
Ik heb er vroeger wel eens met de politie over gesproken en
toen kreeg ik te hooren: op Zaterdag en Zondag kijken wij
wat door de vingers.
Mijn werkkring leidt er toe, dat ik nog al eens op het
politiebureau kom en in de dagen toen de achturige werkdag
pas was ingevoerd kreeg ik daar meermalen te hoorenwat
zijt ge begonnen met uw achturigen werkdag? Wij hebben
handen vol werk met de menschen, die nu in den tijd, welken
zij niet aan werken kunnen besteden, gaan drinken. Dat zal
in dat korte tijdsverloop wel niet anders geworden zijn.
Nu sta ik ook op dit standpunt: dat het beter ware wanneer
we een landsregeling hadden, maar dat is nu eenmaal zoo niet
en als wij dan een goed voorbeeld geven van een kennis uit
Leeuwarden heb ik vernomen, dat het daar goed werkt
dan zal dat invloed hebben op andere plaatsen.
Een Rijkswet hebben wij nog niet; hadden wij die, dan
was ik het er ook mede eens. Leiden kan echter beginnen
en dan kunnen andere gemeenten haar navolgen.
Met u, Mijnheer de Voorzitter, gevoel ik het bezwaar, dat
wij onzen maatregel impopulair zullen maken door er den
3den October bij in te sluiten. Laat men zulk een dag eens
wat meer drinken; dat zal de wereld en Leiden niet achter-