408
MAANDAG 25 SEPTEMBER 1922.
waarvoor het ten minste evenzeer uoodig is als voor die
andere vaarwaters. Men behoeft voor het varen in onze singel-
grachten die bepaling ook niet te maken, dat beteekent abso
luut niets. Hoe zou men moeten constateeren, .dat de snel
heid 100 M. dan wel 120 M. is? Dat is een onmogelijkheid.
De beraadslaging wordt gesloten en art. I zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Art. II wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder
hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XXI. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 2 Mei 1912 (Gemeenteblad No. 17), op de Straatpolitie.
(Zie Ing. St. No. 282.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen I, II en III worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de
geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming wordt vastgesteld.
XXII. Verordening op het gebruik van het Openbaar Slacht
huis te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 283.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 55 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XXIII. Verordening, houdende wijziging van de verorde
ning van 18 Januari 1917 (Gemeenteblad No. 5), op Ver-
gunnirigs- en Verlofslocaliteiten en Logementen.
(Zie Ing. St. No. 268.)
Hierbij komt tevens in behandeling het desbetreffend adres.
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer van Eck. M d. V. Bij het begeleidend schrijven,
dat de Commissie voor de Strafverordeningen aan den Raad
doet toekomen, geeft die commissie te kennen, dat de meer
derheid der commissie van meening is, dat deze verorde
ning, indien zij door den Raad wordt aangenomen, door de
Kroon zal worden vernietigd, aangezien de vraag of op die
dagen, Zaterdag en Zondag, in Leiden omstandigheden be
staan, op grond waarvan misbruik van sterken drank te
vreezen is, ontkennend moet worden beantwoord. Ik hoop,
dat, indien de Raad de consequentie aanvaardt van het be
sluit, dat bij den vorigen keer üeeft genomen, dat wil zeggen
ook in bijzonderheden bij verordening vaststelt wat bij twee
stemmingen is uitgemaakt, indien dus de meerderheid van
den gemeenteraad zich ten slotte hiervoor verklaart, de ver
ordening niet door de Kroon zal worden vernietigd.
Vooreerst is mijn hoop hierop gevestigd, dat de Hooge
Raad heeft uitgemaakt, dat naar zijn meening genoemde
omstandigheden niet aanwezig behoeven te zijn en de gemeen
teraad bevoegd is krachtens artikel 135 der Gemeentewet een
dergelijke verordening te maken. Ik weet niet of, nadat dat
arrest van den Hoogen Raad was gewezen, nog vooi beelden
zijn aan te wijzen, dat bij Koninklijk besluit een verorde
ning is vernietigd, waarbij niet duidelijk werd gemaakt, dat
op Zaterdag en Zondag de omstandigheden aanwezig waren,
op grond waarvan misbruik van sterken drank was te vreezen.
Indien dat het geval is en wij dus moeten vreezen, dat de
Kroon haar standpunt zal handhaven en zal eischen bewijzen,
dat hier op Zaterdag en Zondag inderdaad omstandigheden
bestaan, die misbruik van sterken drank doen vreezen, dan
hoop ik, dat door de discussie's in den Raad zal blijken, dat
die omstandigheden hier inderdaad aanwezig zijn.
In het algemeen zijn die omstandigheden zeer zeker aan
wezig. In het algemeen bestaan er op Zaterdag en Zondag,
de dagen, waarop de mensehen over meer vrijen tijd en over
meer geld kunnen beschikken dan op andere dagen, omstan
digheden, op grond waarvan misbruik van sterken drank is>
te vreezen. Nu is, voor zoover mij bekend, door de betrokken
gemeenteraden altijd het bewijs voor de aanwezigheid van
die omstandigheden geleverd door opgave van het aantal opge
maakte processen-verbaal.
Men liet dan zien, dat er op Zaterdag en Zondag zooveel
meer processen-verbaal werden opgemaakt dan op andere
dagen en men trok daaruit de conclusie, dat op die dagen
inderdaad de omstandigheden aanwezig waren, welke leidden
tot grooter misbruik van sterken drank.
Nu is dit bewijs te Leiden op die wijze niet te leveren.
De Burgemeester heeft er zich op beroepen, en terecht, dat
in het algemeen, al mag misschien het aantal processen-
verbaal, die op Zaterdag en Zondag worden opgemaakt, iets
grooter zijn dan op de overige dagen der week, het verschil
niet zoo verbazend groot is, dat in elk geval daaruit niet
de conclusie kan getrokken worden dat dergelijke drastische
maatregel zou genomen moeten worden als het tapverbod
dan zou inhouden.
Ik heb er den vorigen keer reeds op gewezen, dat het
aantal opgemaakte processen-verbaal ten slotte toch ook hier
niet een voldoenden maatstaf geeft, omdat het maar de vraag
is, welke gewoonte in een gemeente bestaat. Het kan zijn,
dat men in de eene gemeente veel strenger is dan in de
andere; het kan zijn, dat men op die dagen, waarop in het
algemeen meer drankmisbruik plaats heeft, meer door de
vingers ziet. In elk geval, een voldoenden maatstaf geeft het
niet. Maar totnogtoe was het in het algemeen het eenige
criterium, dat men kon aanvoeren, het eenige, waarop men
zich ten slotte kon beroepen.
Nu is mij bij informatie gebleken, dat er nog een ander
middel is, namelijk dat men waarneemt of het kroegbezoek op
Zaterdag en Zondag aanzienlijk grooter is dan op'andere dagen.
Wij zijn allen ervan overtuigd, dat het zoo is, dat er inder
daad op Zaterdag en Zondag oneindig meer gedronken wordt.
De heer Heemskerk. Bier en koffie!
De heer van Eck. Neen, spot er nu niet mede! Aan het
gebruik van sterken drank zit veel meer ellende dan aan
het gebruik van koffie.
Er wordt zonder twijfel op die beide dagen meer gedronken
dan op de andere dagen der week, maar het bezwaar is dat
aan te toonen. Door de medewerking van een aantal ver
trouwde drankbestrijders ben ik in staat om te dien opzichte
eenige cijfers te leveren.
Eenige vertrouwde personen hebben op een bepaald uur
op Zaterdag en Zondag en ook op andere dagen geconstateerd,
hoe groot het bezoek was van verschillende kroegen te dezer
stede en daarbij kwamen zij tot deze conclusie.
Een bepaalde kroeg werd op Dinsdagavond van 7 tot 8 uur,
dus in 1 uur, bezocht door 8 personendit getal steeg op
hetzelfde uur op Zondag tot 29 en op Zaterdag tot 34. Bij
een tweede kroeg bestond het bezoek op Dinsdag op hetzelfde
uur uit 11 personen, op Zondag uit 26 en op Zaterdag uit
37 personen. Bij een derde kroeg was het bezoek op Dinsdag
op hetzelfde uur 6 personen, op Zondag 10 en op Zaterdag
'11 personen. Bij een vierde kroeg, een zeer druk bezochte
gelegenheid, werden in 1 uur op Dinsdagavond geconstateerd
17 bezoekers, op Zaterdag 80 en op Zondag 123.
Dit zijn eigenlijk cijfers, welke wij allen ook kennen, want
iedereen weet dat het kroegbezoek op Zondag en Zaterdag
veel drukker is dan op de overige dagen der week en dat
ook op die beide dagen oneindig meer misbruik gemaakt
wordt van sterken drank, maar wij hebben hier ten minste
getallen, waarop men zich kan beroepen.
Ik meen dus, dat, al kunnen wij ons hier niet. beroepen
op het aantal opgemaakte processen-verbaal, wij aan den
anderen kant cijfers kunnen aanvoeren, waaruit blijkt, dat
op die dagen verbazend veel de kroegen worden bezocht met
de gevolgen van dien, dat er ontzaglijk veel wordt gedronken.
Nu weet ik dat spreekt van zelf dat een dergelijke
maatregel, die betrekkelijk de menschen overvalt en waarop
men niet gerekend heeft, in de gemeente bij deze en gene
groóte ontstemming zal wekken, maar aan den anderen kant
ben ik overtuigd, dat velen, die tegen de verleiding niet
bestand zijn, die Zaterdag en Zondag naar de kroeg worden
getrokken, terwijl zij weten, dat zij daar hun onheil zoeken
en hun onheil zullen vinden, ons dankbaar zullen zijn, als
wij die verleiding wegnemen; en ik ben er ook zeker van,
dat tegenover het aantal mannen, dat dezen maatregel ver
keerd vindt en er een belemmering van hun vrijheid in ziet,
staan een ontzaglijk aantal vrouwen, die het zullen toejuichen,
dat een dergelijke maatregel wordt getroffen, en die niet
zullen toelaten, dat dezelfde hoeveelheid drank, die de man
nen nu in de kroeg gebruiken, door hen voortaan binnenshuis
zal worden gebruikt.
Ik ben mij bewust, Mijnheer de Voorzitter, dat het tap
verbod geen onberispelijke maatregel is. Gij hebt eenige
malen, in de vergadering van de Commissie voor de Straf
verordeningen en in den Raad, gezegd, dat gij veel meer
zoudt gevoelen voor het stelsel van de Plaatselijke keuze, en
ik ben van hetzelfde gevoelen, maar wij hebben nu niets
anders. Het werk. van drankbestrijders, het werken van per
soon tot persoon is niet voldoende om de resultaten te be
reiken, die wij gaarne zouden bereiken. Er schiet ons niets
anders over dan te werken met het middel, dat de wet
toelaat, en al is dat middel niet onberispelijk, een ander
middel wordt ons niet geboden.
Ik wijs er op, dat degenen, die practische drankbestrijders
zijn, die door hun voorbeeld en door hun voorlichting trachten