MAANDAG 25 SEPTEMBER 1922. 407 terrein hebben, waarlangs men op den Maresingel kan komen. Als de motie verworpen wordt, dan beteekent dat nog niet, dat er nooit iets van zal komen. De heer Groeneveld. Burgemeester en Wethouders zeggen in hun praeadvies, dat er nooit iets gedaan zal kunnen worden. De Voorzitter. Neen, maar zoolang de Lichtfabrieken daar zoo gelegen zijn, lean men daar nooit middendoor een ver binding krijgen. De heer F. Elkerbout. M. d. V. Hoewel ik met het plan sympathiseer, zie ik de noodzakelijkheid niet in op ditoogen blik voor de motie te stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. De nieuwe motie van den heer Groeneveld wordt met 20 tegen 6 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren F. Eikerbout, Sanders, Jan de Lange, Meijnen, Sijtsma, Oostdam, Pera, Mulder, Wilmer, Wilbrink, mevr. van Itallievan Embden, de heeren van der Lip, van Hamel, Kuivenhoven, Stijnman, Splinter, Bis schop, Heemskerk, Schoneveld en Eerdmans. Vóór stemmen de heer van Stralen, mevr. Dubbeldeman Trago, de heeren A. Eikerbout, van Eek, Dubbeldeman en Groeneveld. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub b wordt ten slotte zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XX. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 11 November 1897 (Gemeenteblad No. 12)op de Wateren in de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. No. 270). Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Beraadslaging over art. 1, luidende: »Artikel 8 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: Behoudens het bepaalde in de provinciale verordening op de stoomvaart in de boezemwateren, is het verboden met door stoom- of andere machines voortbewogen vaartuigen te varen a. in de singelgrachten met een grootere snelheid dan van 100 Meter per minuut; b. in de overige openbare wateren met een grootere snel heid dan van 120 Meter per minuut". De heer Wilbrink. M. d. V. Ik wil vragen, of het niet mogelijk zou zijn om in plaats van »de singelgrachten" te lezen: »alle openbare wateren in de kom der gemeente ge legen". Ik weet niet, of het soms in strijd zou zijn met de provin ciale voorschriften om een beperkte snelheid vast te stellen wat betreft de gemeentewateren door de stad heen, die eigen lijk verkeerswegen zijn, maar als ik bijvoorbeeld denk aan het Utrechtsche Jaagpad, waar het bijzonder smal is en waar men een houten talud heeft en waar het op den duur wel onmogelijk zal blijken om dien wal te behouden als daar met motorvaartuigen zoo snel gevaren wordt als tegenwoordig geschiedt, dan meen ik, dat het wel degelijk van nut zou zijn om deze beperking van de snelheid, welke wij nu alleen voor de singelgrachten willen invoeren, ook van toepassing te verklaren op de overige openbare wateren. De Voorzitter. Ik wil den heer Wilbrink wijzen op litt. b van artikel I, waar men leest»in de overige openbare wateren met een grootere snelheid dan van 120 Meter per minuut". De heer Wilbrink. M. d. V. Is het niet wenschelijk om die snelheid van 100 M. per minuut voor alle wateren binnen de gemeente vast te stellen? Er wordt wel gezegd, dat wij in de stad steenen wal beschoeiingen hebben, maar die zijn niet alle onderheid, wel de nieuwe gedeelten, de andere niet. Aan den Nieuwen Rijn, waar het water betrekkelijk smal is en met groote snelheid door motorvaartuigen wordt gevaren, is het in het belang van de stadsgracht, dat die snelheid beperkt wordt. Hetzelfde geldt voor den Ouden Rijn, al is het daar niet zoo noodzakelijk, omdat daar weinig groote motorvaartuigen door varen. Het kan in elk geval geen kwaad, dat de snelheid in het algemeen beperkt wordt. In de Oude Vest is ik geef dat toe weinig gelegenheid om sneller dan 100 M. per minuut te varen, omdat de vaartuigen daar voor iedere brug stoppen moeten, maar, zooals ik aangegeven heb, langs het Utrechtsche Jaagpad en den Nieuwen Rijn, doorloopende tot aan het GalgeUater, met, Apothekersdijk en Boommaj-kt, is er alleszins reden deze beperking in te voeren. Ook voor het gedeelte van de Haarlemmervaart, dat onder Leiden ressorteert, is. 120 M. per minuut niet een snel heid, waarop wij veilig kunnen ingaan. Indien de gemeente het in handen heeft de snelheid alge meen te beperken tot 100 M. per minuut, dan is het in het belang van de wal- en singeikanten om dat te doen. Voor enkele singels zal het zeer noodig zijn, voor andere minder. Neemt men bijvoorbeeld den Zijlsingel, de Haarlemmervaart en het Utrechtsche Jaagpad, dan zal de beperking voor heide laatstgenoemde meer noodig zijn dan voor den Zijlsingel. Ik weet niet of die beperking mogelijk is, vooral omdat hier en daar in de stukken naar de provinciale verordening wordt verwezen. De Voorzitter. Er zijn absoluut geen klachten ingekomen, waaruit zou blijken, dat de snelheid van 120 M. per minuut voor de stadsgrachten te groot zou zijn. Men zal wel eens te snel varen en de desbetreffende voorschriften overtreden, maar dan moet daarop streng worden gelet. Klachten hebben ons echter, zooals ik zeg, nooit bereikt. Er wordt hier voor gesteld bepalingen te maken betreffende het varen in de singel grachten dat stuk is reeds vier weken aan de heeren be kend en nu komt de heer Wilbrink plotseling in deze ver gadering met het denkbeeld om voor alle openbare wateren binnen de gemeente eenzelfde snelheid nl. van 100 M. voor te schrijven als maximum. Dat is geen ernstige wijze van be handeling. Waarom heeft de heer Wilbrink dan niet tijdig een amendement ingediend, zoodat Burgemeester en Wet houders daarop praeadvies konden uitbrengen? De maximum snelheid in de openbare wateren was bepaald op 120 M. en blijft op dat getal staan; alleen worden de singelgrachten er uitgelicht, omdat er klachten zijn ingekomen, dat daar met te groote snelheid wordt gevaren. Het kan wrel wenschelijk zijn, dat ook voor de andere openbare wateren een snelheid van 100 M. wordt bepaald het kan ook wel 90 M. moeten zijn maar, waar geen klachten waren ingekomen, hebben Burgemeester en Wethouders geen termen gevonden ook voor die wateren eveneens een snelheid van 100 M. per minuut voor te stellen. Het is mogelijk, dat daar met een te groote snelheid wordt gevaren, maar dan moet daarop worden gelet. De heer Mulder. M. d. V. Ik ga geheel met uw rede neering mee. Ook ik ben overtuigd, dat een snelheid van 120 M. per minuut, behalve voor de singelgrachten, niet te groot is. Ik maak eiken dag kennis met die motorbooten. Zij zijn dikwijls voor belanghebbenden en voor de gemeente, juist met het oog op de kanten van de wegen, een ramp, maar dat zit hem niet in de toestemming om met een snelheid van 120 M. per minuut te varen, doch in het feit, dat zij veel sneller varen. Daarin schuilt de fout. Een snelheid van 120 M. per minuut is niet zoo verschrikkelijk en daardoor komt de ellende niet, maar de schippers moesten zich aan de voorschriften houden en op de behoorlijke naleving der bepaling wordt niet voldoende gelet. Ik geef toe, dat. het zeer moeilijk is om te constateeren of ze te bard varen, maar dat is ook het geval wat betreft auto's. Allen zullen erkennen, dat er hier in de stad auto's en motorrijwielen zijn, die met grootere snelheid rijden dan toegestaan is, maar constateer dat eens dadelijk! Dat is zeer moeilijk. Ik meen, dat de heer Wilbrink geen bezwaar moet maken wat betreft die snelheid van 120 M.; ik ben ervan overtuigd, dat, als men zich werkelijk aan die snelheid houdt, aan de wal kanten geen kwaad gedaan wordt. De Voorzitter. Aan hetgeen de heer Mulder heeft gezegd kan ik nog toevoegen, dat het provinciaal reglement geldt voor sommige stukken van de groote vaart te Leiden, bij voorbeeld de Mare. Dat stuk behoort tot de intercommunale vaart; daar geldt ook de maximum-snelheid van 120 M. per minuut. Hoogstwaarschijnlijk wordt het voorschrift overtreden, maar dat doet men met auto's en dergelijke evenzeer. De mensch js nu eenmaal geneigd om overtredingen te plegen. De heer Wilbrink. De Wethouder zegt, dat een snelheid van 120 M. in de Haarlemmervaart enz. geen bezwaar ople vert, maar het is zoo moeilijk om de snelheid tot op een meter te contröleeren. Hetzelfde argument dat hij gebruikt is ook van toepas sing op onze singelgrachtenook daar is het moeilijk te con stateeren of er te snel gevaren wordt met motorbootjes. Om nu de overtredingen gemakkelijker te kunnen consta teeren, zou ik het beter achten om die bepaling ook toepas selijk te verklaren op die gedeelten der vaarwaters in de stad,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 17