406
MAANDAG 25 SEPTEMBER 1922.
De Voorzitter. Ik maak er den heer Groeneveld attent op,
dat deze motie eigenlijk dezelfde is als die, welke thans aan
de orde is. De vorige motie luidde namelijk:
»De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit, een
»onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om een ver
bindingsweg tot stand te brengen vanaf ongeveer het midden
»van den Maresingel met de binnenstad."
Eerst werden Burgemeester en Wethouders uitgenoodigd
een onderzoek in te stellen en thans wordt hun verzocht
maatregelen te nemen om dien verbindingsweg tot stand te
brengen.
Mij dunkt, dat ook op deze motie het antwoord is gegeven
door het praeadvies van Burgemeester en Wethouders.
De motie van den heer Groeneveld wordt voldoende onder
steund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Ik kan namens Burgemeester en Wethouders
niets anders zeggen dan dat momenteel op deze motie hetzelfde
praeadvies wordt uitgebracht als op de vorige en wordt voor
gesteld om haar door het voorstel, dat Burgemeester en Wet
houders thans hebben ingediend, als afgedaan te beschouwen.
Wij zitten nu eenmaal met de lichtfabrieken daar. Misschien
zal te zijner tijd daar een verbinding gemaakt kunnen worden
als de gasfabriek eens verdwijnt, maar nu kan het niet.
Nu zegt de heer Groeneveld, dat de menschen wel een kwartier
moeten omloopen, maar naarmate in die buurt wordt bijgebouwd
wordt het nut van een verbinding als de heer Groeneveld
bepleit hoe langer hoe minder. Voor de menschen, die meer
achter den singel wonen scheelt het bijna niets. Alleen de
menschen, die precies aan den singel wonen, hebben den grootsten
omweg te maken, de grootste afstand van het midden van
den Maresingel is 450 M. tot de Marebrug en eveneens
450 M. tot de Oude Heerengracht.
Er valt niet aan te denken om thans reeds plannen te maken
voor over 25 jaar en ik kan dus niet anders zeggen, dan dat op
de nu door den heer Groeneveld ingediende motie hetzelfde
antwoord moet gegeven worden als op zijne vorige motie.
De heer F. Elkerbout. M. d. V. Ik begrijp de groote moei
lijkheid, die er aan verbonden is om een dergelijken ver
bindingsweg tot stand te brengen, maar ik kan mij ook
indenken, dat verscheidene personen grooten last en groote
moeilijkheden ondervinden door het ombreken van dien ver
bindingsweg. Daarom heb ik gedacht, of er geen mogelijkheid
zou bestaan om, door amoveering van de sulfaatfabriek en
vei plaatsing daarvan naar een ander deel van het terrein der
Lichtfabrieken, gelegenheid te scheppen tot het maken van
een verbindingsweg, die in aansluiting zou zijn met de Oost-
dwarsgracht. De huizen daar zijn reeds gedeeltelijk in handen
van de Lichtfabrieken, doch er zouden dan nog eenige bij
moeten worden aangekocht. Men zou aldus een tamelijk
breeden weg krijgen, waarmede voorloopig volstaan zou kunnen
worden.
Ik begrijp zeer goed, dat, als wij een doorbraak zouden
moeten gaan maken, het veel meer zin zou hebben wanneer
die direct aansloot op de Pelikaanstraat, maar dan zou men
natuurlijk de Oostdwarsgracht moeten verbreeden en de
Emmastraat alsmede een deel van de Langegracht moeten
ontruimen om zoo bij de Huigstraat te komen, doch dat zou
reusachtig veel geld kosten.
Wanneer in de toekomst bij de Directie der Lichtfabrieken
een plan bestaat om tot uitbouw van dit of van dat over te
gaan, dan zou misschien in overweging genomen kunnen
worden om de sulfaatfabriek te verplaatsen en zou er gelegen
heid zijn over het terrein een weg te leggen in aansluiting
met de Oostdwarsgracht, welke weg dan door een brug met
den Maresingel in verbinding gebracht zou kunnen worden.
Groote moeilijkheden zouden daaraan niet verbonden zijn,
omdat daar de singel zeer nauw toeloopt en volstaan zou
kunnen worden met een betrekkelijk kleine brug.
Ik meen, dat dit de weg zou kunnen wezen, dien wij in de
toekomst zouden kunnen bewandelen, hoewel ik moet toe
geven, dat, waneer wij tot uitbreiding der Lichtfabrieken
zouden moeten overgaan als gevolg van het aanleggen van
zoodariigen verbindingsweg, er voorloopig geen denken aan
zal kunnen zijn om dergelijken maatregel vanwege de ge
meente te treffen.
De heer Mulder. M. d. V. Door u is reeds in hoofdzaak
gezegd hetgeen ik in het midden wilde brengen. Over één
ding verblijd ik mij, namelijk dat de heer Eikerbout, die ook
wel iets wil doen, tenminste zoo verstandig is geweest om
aan het slot van zijn redeneering te zeggen, dat hij heel goed
begrijpt, dat op dit oogenblik dat doel niet is te bereiken. Hij
zinspeelde op de toekomst en zeide, dat het misschien wel
mogelijk zou zijn iets te verkrijgen, als aan de Lichtfabrieken
een verbouwing moest plaats hebben, maar hij vergat daarbij,
wat ook de heer Groeneveld over het hoofd ziet, dat, als wij
daar een overbrugging maken, wij werkelijk een ander bedrijf
weer in moeilijkheden brengen, namelijk de schipperij. Dat
bezwaar moet niet onderschat worden, want wie zich wel eens
langs die singels beweegt weet, dat het een groote hindernis
is, dat zeer veel schepen aan de Gasfabriek komen laden en
lossen. Ik weet, dat het geen hoofdbezwaar kan zijn, maar
het is toch wel een bezwaar.
Wat moet ik verder zeggen over het grootsche plan van
den heer Groeneveld? Ja, men zou er wel een uur over kunnen
praten, maar ik heb geen plan dat te doen. Het is grootsch
opgenomen5000 menschen wonen daar, die allen van het ont
breken van een verkeersweg last hebben, maar ik vraag
hoeveel kinderen daaronder zijn, die in het geheel nog niet
kunnen loopen. Ik ontken niet, dat de toestand voor de men
schen, die daar wonen, niet zoo prettig is, maar zien wij
naar een andere stad, zooals Utrecht met zijn oude singels,
die druk bebouwd zijn, dan bemerken wij, dat daar de af
standen ook reusachtig groot zijn.
Nu begrijp ik niet, dat een man als de heer Groeneveld
niet als het allerhoogste laat wegen, dat, als wij tot de uit
voering van een dergelijk plan overgingen, er weer woningen
moesten worden opgeruimd. Als er twee dingen zijn: genoeg
geld en genoeg woningen, dan is het misschien een zaak om
nog eens aan de orde te brengen, maar vóór dien tijd geloof
ik, dat wij er geen oogenblik aan kunnen en mogen denken.
Ik verheug mij er over, dat de heer Groeneveld erkent, dat
de verbreeding van de brug aan de Heerengracht een ver
betering is. Het is niet zoo jammer, dat deze zaak een jaar
heeft geduurd, want de kosten bedragen thans 1200.
minder. Wij krijgen een toestand, die ten goede komt aan
de menschen, die daar wonen.
De Voorzitter. Verlangt de heer Groeneveld hoofdelijke
stemming over het praeadvies van Burgemeester en Wet
houders, strekkende om zijn motie als afgedaan te be
schouwen?
De heer Groeneveld. Waarom brengt gij mijn tweede
motie niet in stemming?
De Voorzitter. Omdat de eerste nog niet verworpen is.
Gij hebt gevraagd of Burgemeester en Wethouders een onder
zoek wilden instellen naar de mogelijkheid van het totstand-
brengen van een verbindingsweg. Naar aanleiding van dat
onderzoek zijn wij tot het resultaat gekomen, dat wij op den
huidigen dag de door u voorgestelde verbinding niet kunnen
maken, waardoor wij voorstellen uw motie als afgedaan te
beschouwen. Ik zou u dezen raad willen geven: vraag geen
hoofdelijke stemming over het praeadvies van Burgemeester
en Wethouders en laten wij dan over uw tweede motie
stemmen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de eerst inge
diende motie van den heer Groeneveld als afgedaan te
beschouwen.
De VoorziTTER. Ik zal nu de tweede motie van den heer
Groeneveld in stemming brengen.
Ik betreur deze motie ook hierom, omdat de eenige mogelijk
heid is, dat Burgemeester en Wethouders in dezen diligent
blijven, üp dit oogenblik kan die verbinding niet tot stand
komen, zoodat wij zitten te spreken over een zaak, die absoluut
niet in den tijd is.
Er kan nooit eenige verslechtering in den toestand komen,
al duurt het nog 5 jaar, want hoe verder de menschen achter
den Maresingel wonen hoe minder last zij van den toestand
ondervinden. Den meesten last ondervinden zij, die aan
den Maresingel wonen. Dat kan iedereen begrijpen, die maar
iets van wiskunde weet; die weet, dat de twee zijden van
een rechthoekigen driehoek samen langer zijn dan de hypo-
thenusa.
Zooals ik reeds in eersten termijn zeide, wij zitten daar
met de Gasfabriek. Het kan zijn, dat de zaak geheel anders
zal komen te staan, wanneer men iets beters dan gas uitvindt,
en de Gasfabriek geheel of gedeeltelijk zou kunnen verdwijnen,
maar voor het oogenblik is er geen ruimte voor een verbin
dingsweg.
Nu voegt de heer Groeneveld mij toe: ik noem geen tijd.
Maar dan beteekent zijn motie niets. Als men in een motie
zegt, dat het wenschelijk is, dat dergelijke verbinding tot
stand komt, dan is dat iets, waarmede wij allen het eens
zijn, maar wat geeft het om nu hier te zitten keuvelen over
een mooi plan van stadsverbinding, waarmede wij practisch
toch niet kunnen beginnen?
De heer Groeneveld. Dan wordt er vast aan gewerkt.
De Voorzitter. Neen, in de eerste plaats moeten wij een