404
MAANDAG 25 SEPTEMBER 1922.
Ik dring er dus ten sterkste op aan, dat het voorstel van
Burgemeester en Wethouders ongewijzigd door den Raad zal
aangenomen worden en dat de Raad niet ingaat op het
voorstel van den heer Groeneveld.
De heer Groeneveld. M. d. V. De Wethouder beroept zich
op de winkeliersvereenigingen, maar hij moest dat niet doen.
Hij moet niet uit het oog verliezen, dat de winkeliersver
eenigingen in deze zaak niet onpartijdig zijn; ze zijn er zeer
nauw bij betrokken.
Het spreekt vanzelf, dat de winkeliers niet erg met de
markt ingenomen zijn. De marktkooplieden zijn nu eenmaal
de concurrenten van de winkeliers, en de winkeliers zijn er
niet op uit om het hun concurrenten gemakkelijk te maken.
Ook met de Kamer van Koophandel, afdeeling Kleinbedrijf,
is het precies zoo gesteld. Die instelling is niets anders dan
de wettelijk geregelde winkeliersvereeniging.
Men kan veilig dit zeggen. Als het zoover is dat de winke
liersvereenigingen zeggen, dat de door Burgemeester en Wet
houders voorgestelde prijs goed is, dan kan men aannemen
dat die prijs te hoog is. Als de concurrenten van de markt
kooplieden zeggen, dat de door Burgemeester en Wethou
ders voorgestelde prijs goed is, dan is hij te hoog.
De heer Pera. M. d. V. Dat laat ik niet op mij zitten. Ik
vraag het woord.
De heer Eerdmans. M. d. V. Zou ik, vóórdat de Wethouder
weder het woord krijgt, nog iets mogen zeggen?
Ik zou hem willen vragen, of juist is wat ons is medege
deeld in een aan ons gezonden adres, namelijk datdemarkt-
tarieven te Amsterdam, Rotterdam, den Haag, Utrecht, Zeist,
Raarn tot ten hoogste 12 cent gaan. Als dat zoo is ik
heb het zelf niet kunnen onderzoeken, ik heb de verschillende
verordeningen niet kunnen opvragen dan vind ik het
verschil met het tarief, dat Burgemeester en Wethouders
van Leiden voorstellen, buitengewoon groot.
De heer Pera. De heer Groeneveld zegt, dat de winkeliers
niet ingenomen zijn met de weekmarkt. Ik zou daarbij ook
kunnen vragen, tusscben twee haakjes: in welke verhouding
staat de heer Groeneveld tegenover de winkeliers? Is dat een
verhouding van welwillenden aard of is het een verhouding,
welke, zacht gezegd, beter zou kunnen zijn?
Ik herhaal wat ik reeds gezegd heb: de winkeliers zijn in
het algemeen dat is zelfs uitgekomen bij de tegenstanders
niet vijandig aan de markt. Alleen wordt er naar gestreefd,
dat men op die markt ook zal hebben wat men noemt bona
fide-kooplieden, mannen van het vak, die een geregeld artikel
verkoopen, die met te hooi en te gras dan met dit artikel
en dan met dat artikel op de markt komen en die artikelen
soms voor een appel en een éi verkoopen.
Men kan volstrekt niet zeggen, dat de winkeliers vijandig
staan tegenover de markt. Alleen zoeken zij te bestrijden de
uitwassen, die werkelijk ook voor dén winkelstand in het
algemeen uiterst schadelijk zijn.
Dat de lui, die van elders komen, op deze wijze mede
dragen in de lasten der gemeente, is toch niet meer dan
billijk, zoodat ook vanuit dit oogpunt bezien met allen nadruk
moet worden aanbevolen dat de Raad met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders medegaat.
Nu heeft de heer Eerdmans gevraagd of juist is wat hij
gehoord heeft, dat elders zooveel minder betaald wordt. Ja,
er is vanwege de marktkooplieden een lijstje de wereld inge
zonden, dat tegenover het voorstel van Burgemeester en
Wethouders een gunstiger indruk maakt. Ik wil daartegen
over stellen, dat men bijvoorbeeld niet noemt Dordrecht, dat
men niet noemt Haarlem en dat men niet noemt Delft.
De heer Sijtsma. Hoe is het daar?
De heer Pera. Te Dordrecht wordt betaald voor het eerste
gedeelte, al is het niet zoo hoog als hier wordt voorgesteld,
12 cent per M2. overdag, maar 's avonds dubbel tarief, dus
24 cent.
Haarlem vraagt 40 cent per M2., terwijl Delft heft tot 6 el,
dus ook voor betgeen er beneden is, 1.als minimum.
Het hangt nog van omstandigheden af of men daar meer moet
betalen, terwijl voor een abonnement per jaar wordt gevraagd
f 40.—. Nu is het wel waar, dat wij op dit oogeublik daar
nog wel iets boven gaan, maar wij maken geen wetten van
Meden en Perzen. Wij meenden evenwel thans tot deze hoogte
te moeten gaan, omdat er alle reden is de marktkooplieden
mede in het dragen van de lasten voor Leiden te laten deelen.
De heer Groeneveld. M. d. V. Er wordt voortdurend in
kwaden zin gesproken over die gelegenheidskooplieden. Dat
schijnen wel verschrikkelijke menschen te zijn; die moeten
volgens den Wethouder geweerd worden en de winkeliers
willen dat ook. De menschen, die hun waren, zooals de Wet
houder zegt, voor een appel en een ei verkoopen, moeten
buiten de grenzen van de gemeente gehouden worden! Wat
is dat voor een standpunt? Die kooplieden moeten wij niet
weren, maar juist hier halen in het belang van de ingezetenen
van Leiden; wij moeten hen met open armen ontvangen. En
als het waar is, dat die kooplieden ondanks hun vervoer- en
verblijfkosten nog belangrijk kunnen concurreeren met de
Leidsche winkeliers, dan ligt het voor de hand, dat wij dooi
de Leidsche winkeliers worden gestroopt.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Groeneveld wordt in stemming
gebracht en met 15 tegen 12 stemmen verworpen.
Tegen stemmende heeren F. Eikerbout, Sanders, Jan de
Lange, Meijnen, Oostdam, Pera, Mulder, Wilmer, Wilbrink,
van der Lip, Stijnman, Splinter, Huurman, Heemskerk en
Schoneveld.
Vóór stemmen: de heer Sijtsma, Mevrouw van Itallievan
Embden, de heeren van Hamel, van Stralen, Kuivenhoven,
Mevrouw DubbeldemanTrago. de heeren A. Eikerbout,
Bisschop, van Eek, Eerdmans. Dubbeldeman en Groeneveld.
Het gedeelte van het amendement van den heer Sijtsma
strekkende om in het laatste lid van art. I in plaats van
1.te lezen 0.50 wordt vervolgens met 14 tegen 12
stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Sanders, Jan de Lange, Meijnen,
Oostdam, Pera, Mulder, Wilbrink, van der Lip, Stijnman,
Mulder, Huurman, Heemskerk, Dubbeldeman en Groeneveld.
Vóór stemmen: de heeren Sijtsma, Wilmer, mevr. van
Itallievan Embden, de heeren van Hamel, van Stralen,
Kuivenhoven, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren A.
Eikerbout, Bisschop, van Eek, Schoneveld en Eerdmans.
(De heer F. Eikerbout had gedurende de stemming de ver
gadering tijdelijk verlaten.)
De Voorzitter. Wij komen nu aan de verdere behandeling
van artikel I.
De Raad heeft uitgemaakt, dat ingevoerd zal worden het
abonnementssysteem en Burgemeester en Wethouders vullen
nu hun voorstel aan met een abonnementsprijs voor de beide
categorieën: de gewone marktkooplieden en de standwerkers.
De heer Sijtsma stelt voor de abonnementsprijzen te bepalen
op onderscheidenlijk 10 gulden en 25 gulden. Wanneer men een
abonnementsprijs gaat vaststellen, dan moet daaraan een juiste
basis ten grondslag gelegd worden. Wij zouden bijv. kunnen
toepassen een multiplicator van 30. Wij komen dan tot
abonnementsprijzen van 15 gulden en 40 gulden, in plaats van
abonnementsprijzen van 10 gulden en 25 gulden.
Handhaaft de heer Sijtsma de doorhem voorgestelde bedragen?
De heer Eerdmans. Er is toch geen voorstel van Burgemeester
en Wethouders?
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders moeten, nu
de Raad heeft beslist dat het abonnementssysteem zal
ingevoerd worden, toch hun voorstel daarmede in overeen
stemming brengen. Zij stellen nu voor de abonnementsprijzen
te stellen» op 15.voor de gewone marktkooplieden en op
40.voor de standwerkers.
Zoo moet het; anders kan men tot geen resultaat komen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Gezien den uitslag van de zoo
even gehouden stemmingen en den geest van de vergadering,
meen ik vruchteloos werk ie doen met aan de door mij voor
gestelde bedragen vast te houden.
Mijne bedoeling is geweest meer evenredigheid te verkrijgen
tusschen de verschillende bedragen en daarom heb ik ook ge
stemd voor het amendement van den heer Groeneveld. Ware
dat aangenomen dan had ik kunnen vasthouden aan het
tweede deel van het amendement. Ik heb in elk geval mijn
principe gered en aangezien verder verzet mij toch niet zou
baten, trek ik mijn voorstel in en leg ik mij neder bij het
gewijzigd voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De beraadslaging wordt gesloten en het gewijzigd amende
ment van den heer Sijtsma zonder hoofdelijke stemming aan
genomen; waarna het aldus geamendeerd artikel 1 eveneens
zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
Artikel II wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder
hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
De Voorzitter. Ik zal thans de deuren doen sluiten.
Na heropening schorst de Voorzitter vervolgens de ver
gadering tot des avonds uur.