400 MAANDAG 25 SEPTEMBER 1922. heeft nooit geklaagd en kan nu het feit, dat het éénmaal bij noodweer heeft gelekt, een reden zijn om een bedrag van 1200.daaraan te gaan uitgeven? Zulk noodweer komt niet zoo dikwijls voor en de zaak is dan ook niet zoo urgent. Ik zou zeggen: laten wij de Graanbeurs dan maar verkoopen en laat een ander haar dan exploiteerenZooals ik zeide, als men het goed en prachtig in orde wil maken, bouwt men zich arm; in dat opzicht ben ik het met den heer Huurman eens. Die 1200.— vind ik al een heele som. Het is inhaerent aan een zaal met zulk een bedekking, dat er bij calamiteiten een lekje is. Ik geef in overweging dit voorstel te verwerpen. De heer Pera. M. d. V. Nu u ook op deze zaak zijt inge gaan, wensch ik mijnerzijds nog iets toe te voegen aan het geen de heer van der Lip zeer juist heeft gezegd. De heer Backer is bij het college van Burgemeester en Wethouders gekomen om met allen nadruk te verzoeken dat hier een verbetering aangebracht zou worden. Hij heeft dat verzoek gemotiveerd met te wijzen op de ervaring, welke hij heeft opgedaan. Het is bij hem voorgekomen, dat alles onder water geloopen is, ten gevolge waarvan hij niet in de gelegen heid was in zeker geval de zaal te verhuren of men gewei gerd heeft er gebruik van te maken vanwege de ervaring, die er was opgedaan. Nu meent de meerderheid van het college, dat het niet aangaat om den pachter aan dergelijke gevaren bloot te stellen. Hij heeft toch die localiteit van de gemeente gehuurd om haar te exploiteeren en er zijne ver dienste uit te trekken. Wanneer het nu op de wijze als gebleken is, mogelijk is dat er een hindernis komt, zoodat hij de zaal niet voor het doel kan gebruiken, waarvoor hij haar van de gemeente heeft gehuurd, dan is de gemeente verplicht maatregelen te nemen om daarin "te voorzien. Het mag gecon stateerd w orden, dat door het aanbrengen van de verbetering, welke Burgemeester en Wethouders voorstelfen, een groot gevaar zal worden weggenomen. Dat er nog eenig gevaar overblijft in geval van zeer ergen storm en dergelijke, is tot daaraan toe, maar voor het grootste gedeelte zal het gevaar weggenomen zijn. De meerderheid van het college meent dan ook met allen nadruk dit voorstel bij den Raad te moeten aanbevelen. De heer Groeneveld. Het is verbazend jammer, dat indertijd bij den bouw van de Graanbeurs, Gemeentewerken de ver gissing heeft begaan het dak te leggen zooals nu het geval is. Als het dak behoorlijk had gelegen, dan zou men er nu geen last van gehad hebben. Het komt mij voor, dat de thans voorgestelde maatregel om in het bezwaar te voorzien niet afdoende is. Wanneer waar is, dat de ruiten thans reeds 10 centimeters over elkander heen reiken, zooals de heer Splinter zegt, dan zal er niet veel aan te doen zijn. Wanneer de ruiten vlak op elkaar liggen, dan zuigt het water op, en wanneer, zooals het behoort, er eenige ruimte tusschen de ruiten is, dan loopen wij alle kans, dat er bij wind sneeuw of water onder door waait. Ik geloof dus, dat wat Burgemeester en Wethouders hier voorstellen geen afdoende maatregel zal zijn. Het eenige afdoende zou zijn om de vergissing van Gemeentewerken te herstellen en de kap wat stijler te leggen, maar dat zou enorm veel geld kosten. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 18 tegen 9 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren F. Eikerbout, Sanders, Jan de Lange, Meijnen, Oostdam, Mulder, Wilbrink, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren van Stralen, Kuivenhoven, mevrouw Dubbeldeman—Trago, de heeren Splinter, Huurman, Bisschop, van Eek, Eerdmans, Dubbeldeman en Groeneveld. Vóór stemmende heeren Sijtsma, Pera, Wilmer, van der Lip, van Hamel, A. Eikerbout, Stijnman, Heemskerk en Schoneveld. XVIII. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 17 Mei 1920 (Gemeenteblad No. 23), regelende de helling van eene belasting onder den naam van »Marktgeld" in de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. No. 264 en 276.) De Voorzitter. Bij dit voorstel komen tevens in behandeling de desbetreffende adressen en het amendement van den heer Sijtsma, luidende: «Ondergeteekende stelt voor, het laatste lid van artikel 1 van de ontwerp-verordening tot wijziging van de verordening, regelende de heffing van eene belasting onder den naam van wMarktgeld" in de gemeente Leiden (zie Ingek. Stuk no. 264) te lezen als volgt »sub VII wordt gelezen »Op de Zaterdagsche Algemeene Weekmarkt, de Algemeene Markt en de St. Nicolaasmarkt: per ingenomen vierkanten Meter of gedeelte daarvan 0.50. »Echter wordt geheven van kooplieden, die door geregelde aanprijzing en uitlegging of toelichting van het gebruik hunner waren toeschouwers of toehoorders om zich heen verzamelen (z.g. standwerkers): per ingenomen vierkanten Meter of gedeelte daarvan f 1. »Voor het hebben van een vaste plaats gedurende een geheel jaar bedraagt de belasting, te voldoen bij halfjaar- lijksche vooruitbetaling: per ingenomen vierkanten Meter of gedeelte daarvan 10. »Echter wordt voor het hebben van een vaste plaats ge durende een geheel jaar bij haltjaarlijksche vooruitbetaling geheven van z.g. standwerkers, per ingenomen vierkanten Meter of gedeelte daarvan25. Ik wensch vooraf eenige woorden te spreken, omdat daar door misschien de behandeling gemakkelijker zal worden. Ik heb met den heer Sijtsma eens over diens amendement ge sproken. Ik meende hem te moeten kenbaar maken, dat het beter was, als hij zijn amendement eenigszins veranderde en de Zaterdagsche markten van de Algemeene markt en de St. Nicolaasmarkt gescheiden liet, omdat in geval van bijeen voeging dier markten gevaar voor verwarring bestond. De St. Nicolaasmaikt en de andere algemeene markten zouden dan worden gecombineerd, zoodat daarvoor dubbel geld zou moeten worden gevraagd en daarvoor ook abonnementen zouden kunnen worden verkregen. De heer Sijtsma heeft, geheel behoudende zijn principes en zijn tarieven, zijn amen dement geborduurd op het voorstel van Burgemeester en Wethouders en het aldus geformuleerd: »In het laatste lid van artikel 1 wordt gelezen in plaats van 1.0.50" en daarachter wordt gelezen, terwijl er een nieuwe alinea aan wordt toegevoegd, luidende: »Voor het hebben van eene vaste plaats op beide Zaterdagsche markten gedurende een geheel jaai bedraagt de belasting, te voldoen bij halfjaarlijksche vooruitbetaling, per ingenomen vierkanten Meter of gedeelte daarvan10. Echter wordt voor het hebben van een vaste plaats op beide Zaterdagsche markten gedurende een geheel jaar, bij halt jaarlijksche vooruitbetaling, geheven van z.g. standwerkers, per- ingenomen vierkanten Meter of gedeelte daarvan 25. Het amendement van den heer Sijtsma komt hierop neer, dat voor de standwerkers de helft wordt berekend, en dat aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt vastgehecht de abonnementskwestie. Teneinde het amendement op de meest practische wijze in behandeling te brengen, ver zoek ik den dames en den heeren om in de eerste plaats hun stem te willen uitbrengen over de vraag of zij het abonne menten-systeem wenschen. Dat moet principieel vooropstaan en dan kunnen wij straks over de tarieven praten. Eerst moet dus worden uitgemaakt of men per jaar kan betalen, welke betaling goedkooper moet zijn dan 52 maal het dubbele van het tarief. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders bestaat uit twee artikelen, waarvan het tweede van niet veel belang is, zoodat wij de algemeene beraadslaging met de artikelsgewijze behandeling kunnen doen samenvallen en derhalve tegelijk het amendement van den heer Sijtsma kunnen aan de orde stellen. Het lijkt mij het meest practisch, dat degene, die het wil verdedigen, en zij, die het willen bespreken, dat direct doen alleen met het oog op de abonnementsquaestie, opdat wij na afloop dier bespreking een stemming kunnen houden over die quaestie. Wij kunnen dan later over de tarieven spreken, want wij moeten zorgen, dat goed vaststaat wat besloten is. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik mag wel beginnen met er mijn genoegen over uit te spreken, dat, terwijl wel eens smalend over de marktkooplieden wordt gesproken, de markt- kwestie nu toch de algemeene belangstelling van het publiek heeft. Die kwestie werd op een congres te Zwolle uitvoerig besproken en de Kamer van Koophandel, niet het eerste het beste lichaam dus, heeft een adres gezonden, waaruit blijkt, dat ook zij het onderwerp van beteekenis genoeg acht om er over na te denken en haar gevoelens over te uiten in een adres aan een openbaar lichaam. Nu hebben zelfs tegenstanders van de markt, bijvoorbeeld ook op het Middenstandscongres te Zwolle en van de zijde van de Kamer van Koophandel hier, laten uitkomen dat de markt, de Zaterdagsche markt, recht van bestaan heeft. Die bestaansvoorwaarden moeten daarom zoo zijn dat men haar behoorlijk laat ontwikkelen. Wij zien riu, hoe deze markt steeds hier in bloei toeneemt, nadat zij weder overgebracht is naar de plaats waar zij hoort en niet gehouden is op een plaats, waar zij weggekwijnd zou zijn. Zeer terecht is dan ook bij Burgemeester en Wethouders de vraag gerezen: moet daarvoor niet meer betaald worden? zijn de tarieven niet te laag?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 10