193 vuil, mest, papier of afval op andere dan" de daartoe bestemde plaatsen te storten; g. het terrein langs anderen weg te betreden of te ver laten dan door den hoofdingang, tenzij de Directeur daartoe vergunning verleend heeft; h. na het uur van sluiting te verblijven, tenzij met toe stemming van den Directeur. Art. 7. Het is verboden: a. waterleidingkranen langer te laten openstaan dan noodig is; b. water uit de waterleidingen te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor het bestemd is; e. verstoppingen van kolken, riolen of afvoerbuizen te veroorzaken. Het is aan daartoe niet-bevoegden verboden: a. kranen van stoom- of warmwaterleidingen of -toestellen te openen of te sluiten, tenzij met toestemming door of vanwege den Directeur gegeven; b. electrische afsluiters, geleidingen of lampen aan te raken c. vensters of ventilatoren te openen of te sluiten. Art. 8. Het is verboden zich op andere plaatsen te kleeden of te wasschen dan in de kleed- en waschkamers. Art. 9. Het is verboden het personeel van het Openbaar Slacht huis fooien of geschenken aan te bieden of te geven. Art. 10. De toegang tot de machinekamer, het ketelhuis, de ijs fabriek, het laboratorium, den stal voor proefdieren en het schaftlokaal der werklieden is aan niet-beambten van het Openbaar Slachthuis verboden. De weegloodsen, de stal en de slachthal voor ziek vee, het keurlokaal, de keurloods, de stallen voor vee, de ijsberg plaats en de vleeschverkoopruimte mogen slechts betreden worden door hen, die op dat oogenblik daar werkzaamheden hebben te verrichten. Niet-beambten van het Openbaar Slachthuis hebben slechts toegang tot het gedeelte van het administratiegebouw, dat ten behoeve van het doen van kennisgevingen en de storting van gelden voor de gebruikers is opengesteld. De toegang tot het koelhuis en het voorkoelhuis is slechts geoorloofd naar de bepalingen en gedurende de uren daar voor vastgesteld. Art. 11. Op het Openbaar Slachthuis mogen geen dieren, tenzij voor slachting bestemd, noch voorwerpen of stoffen worden aangevoerd of aanwezig zijn, welke naar het oordeel van den Directeur daar niet thuis behooren. Zijn zulke dieren, voorwerpen of stoffen aanwezig, of zijn dieren, voorwerpen of stoffen aanwezig op plaatsen of in lokalen, waar zij naar het oordeel van den Directeur niet mogen zijn, dan moeten zij op de eerste aanmaning door den eigenaar of door hem, die ze heeft binnengebracht, ver wijderd worden. Overigens moeten binnengebrachte voorwerpen en stoffen terstond op de daarvoor bestemde plaatsen worden opge borgen tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief. Art. 12. Zij, die voorwerpen van welken aard ook, geschikt voor verpakking of bergplaats, onverschillig voor welk doel, op het Openbaar Slachthuis voorhanden hebben, zijn verplicht die te openen en daarvan het onderzoek toe te laten, zoodra dit door of vanwege den Directeur wordt verlangd. Dezelfde verplichting geldt voor de eigenaars of bestuurders van wagens of motorrijtuigen. Art. 13. Op het Openbaar Slachthuis gevonden voorwerpen moeten dadelijk aan den keurmeester-hoofdopzichter, de keurmeesters opzichters, den portier of ten bureele van het Openbaar Slachthuis overhandigd of afgegeven worden. Art. 14. Bespannen wagens en vracht-automobielen mogen, tenzij met toestemming van den Directeur, op het Openbaar Slachthuis slechts zoolang verblijven als noodig is voor op- of afladen. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid mogen met honden bespannen wagens op het Openbaar Slachthuis alleen verblijven, als de eigenaars of geleiders zorg dragen, dat de honden zich rustig houden. In het laatste geval mogen de honden worden afgespannen, mits een naar het oordeel van don Directeur geschikte gelegenheid bestaat om ze vast te leggen. Rijwielen moeten onmiddellijk in de rijwielloods of in de daarvoor bestemde rijwielrekken geplaatst worden. Het is verboden op het Openbaar Slachthuis met de zweep te klappen of anders dan zeer langzaam te rijden. Wagens, motorrijtuigen, rijwielen, honden, niet voor slach ting bestemde eenhoevige dieren, mogen niet op het Open baar Slachthuis aanwezig zijn gedurende de uren, waarin het gesloten is, tenzij met vergunning van den Directeur en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief. Art. 15. Bij het plaatsen van wagens of motorrijtuigen in de wagenbergplaats of op andere plaatsen en bij het af- en aanrijden moeten de bevelen of voorschriften, door of van wege den Directeur gegeven, worden opgevolgd. Art. 16. Ieder, die slachtdieren op het terrein aanvoert, is verplicht daarvan kennis te geven aan den portier onder opgave van den naam van den eigenaar en of het al dan niet voor de slachting bestemd is. Yoor de slachting bestemde slachtdieren worden door den portier in een register ingeschreven, waarvan een schriftelijk bewijs aan den eigenaar wordt verstrekt. Dit schriftelijk bewijs moet worden overhandigd aan den beambte, belast met de keuring eo het onderzoek vóór de slachting, en, voorzoover varkens betreft, aan den in de varkenshal met de keuring belasten beambte of aan den stalknecht. De keuring of het onderzoek van slachtdieren geschiedt niet, dan nadat het daarvoor verschuldigde bedrag op de daarvoor bestemde plaats is voldaan en het desbetreffende bewijs aan den met het onderzoek belasten beambte is ver toond geworden. De Directeur kan echter toestaan, dat de keuring vóór de slachting bij varkens plaats heeft, voordat het verschuldigde slacht- en keurloon is voldaan. Het is verboden: a. dieren, welke ziekteverschijnselen vertoonen, in de stallen te plaatsen, voordat de keuring vóór de slachting heeft plaats gehad, tenzij met vergunning van den Directeur; b. de ter slachting bestemde dieren in de slachthallen te brengen, voordat de daarvoor verschuldigde slacht- en keur- loonen of onderzoekingsgelden op de daarvoor aangewezen plaats zijn betaald en voordat zij voorzien zijn geworden van één of meer merken der keuring vóór de slachting. De dieren, bestemd om te worden geslacht, moeten na aankomst op het terrein onmiddellijk in de stallen worden geplaatst of in de slachthallen worden geslacht, tenzij zij eerst moeten worden gewogen. Ben bewijs, dat het verschuldigde recht is betaald, moet vóór het slachten aan den met de keuring belasten beambte in de slachthallen of aan den halknecht worden afgegeven. Niet voor de slachting bestemde dieren moeten zoo spoedig mogelijk van het terrein worden gevoerd, tenzij de Directeur goed vindt, dat zij in de stallen worden geplaatst. Het is verboden op het Openbaar Slachthuis aanwezige, voor slachting aangegeven dieren, weder weg te voeren, zonder voorkennis, en voorzoover betreft dieren, bedoeld in het eerste lid van artikel 3 van de verordening op den Keuringsdienst van Vee en Vleesch, zonder toestemming- van den Directeur. Art. 17. Slachtdieren, welke door het vervoer zeer vermoeid zijn, mogen niet dadelijk geslacht worden, maar moeten vooraf gedurende eenigen tijd, door den Directeur te bepalen, in de stallen uitrusten. Art. 18. Het is verboden slachtdieren op het Openbaar Slachthuis aan te voeren of te vervoeren anders dan met inachtneming van de daarvoor door den Directeur gegeven bevelen. Art. 19. De gemeente is tegenover de personen, die van het Open baar Slachthuis gebruik maken, voor geen andere schade aansprakelijk dan die, welke door schuld of nalatigheid van het personeel van het Oppnbaar Slachthuis is veroorzaakt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 3