360 MAANDAG 28 AUGUSTUS 1922. zij hun plicht doen. Men heeft hier niet te doen met menschen, van wie men weet dat zij hard moeten werken, doch daar tegenover niet een inkomen hebben, waarmede zij in de be hoeften van hunne gezinnen kunnen voorzien. Wij moeten ons dus blijven verzetten togen de hier voor gestelde salarisverhoogingen. De heer Kmuttel. M. d. V. Het antwoord van den Wet houder geeft mij aanleiding ook iets over deze materie te zeggen. De Wethouder heeft medegedeeld, dat de Directeur van het Slachthuis zelfs tot des nachts 12, 1 uur in het belang van de gemeente werkt. Ik wil dat niet betwijfelen, maar er zijn twee dingen mogelijk. Dat langdurig werken houdt öf verband met de invoering van dezen nieuwen dienst en dan is het werk van voorbijgaanden aard, en dan zou er ten hoogste aanleiding kunnen zijn voor het verleenen van een gratificatie wegens extra-werkzaam heden en niet voor het toekennen van een salarisverhooging of er zal blijvend zooveel meer werk zijn, maar dan zou dat een toestand zijn, die niet gehandhaafd moet worden. Wij moeten niet menschen in dienst hebben, die tot 12, 1 uur des nachts werken. Dan moet iemand anders een deel van die werkzaamheden over nemen, maar voor salarisverhooging bestaat dan geen aan leiding. Ik kan dus met dit argument van den Wethouder niet instemmen. Wat de zaak zelf aangaat, het zal wel waar zijn dat door deze regeling aan den Directeur nieuwe werkzaamheden worden opgedragenmaar aan het Slachthuis en aan den keurings dienst is een tamelijk groot personeel verbonden, en iedereen begrijpt wel, hoe het in zulke gevallen gaat. Iemand, die nieuw werk er bij krijgt, wentelt een deel van zijn vroegere werk op een ander af; en indien hij het niet dadelijk doet, dan doet hij het toch wel op den duur. Het totale werk, dat door den Directeur verricht zal worden, zal dus hierdoor niet stijgen. De heer Wilbrink. M. d. V. Ook ik wil iets zeggen naar aanleiding van hetgeen de heer van Eek heeft betoogd. Mijns inziens is hetgeen de Directeur en de adjunct-Directeur van het Slachthuis meer zuilen krijgen geen verhooging van salaris maar een toelage voor hunne werkzaamheden ten behoeve van de buitengemeenten, en nu kan ik niet inzien, dat, wanneer die beide ambtenaren dergelijke toelage krijgen, dat gepaard zou moeten gaan met een salarisverhooging voor het overige personeel van het Slachthuis. Gesteld, dat die buitendienst eens opgeheven werd, dat hij niet onder het beheer van den Directeur van het Slachthuis zou blijven; dit zou dan voor hem beteekenen een salaris vermindering; want als de heer van Eek zijn zin kreeg, dan zou de Directeur met krijgen 7000.salaris van deze gemeente maar zijn salaris zou dan zijn 6000.benevens 1000.— van de buitengemeenten. Feitelijk staat voor mij de zaak zoo. Als men moet komen tot werkelijke salarisverlaging, dan behoeft men dat niet op dit oogenblik te doen. Men kan zeggen: wij vereenigen ons op het oogenblik met deze verordening; de buitengemeenten geven aan den Directeur van het Slachthuis een toelage van 1000.wegens het werk, dat hij voor haar verricht; dan kan de heer van Eek later toch met een voorstel komen tot verlaging van het salaris van den Directeur van het Slachthuis. De heer Dubbeldeman. Dat is onzin! De heer Wilbrink. Neen, dat is geen onzin. Als deze verhooging uit de gemeentekas moest komen, was ik bet met den heer van Eek eens. De heer Dubbeldeman. Gij zijt alleen zuinig in Leiden. De heer Wilbrink. Ik meen, dat iemand, die 7000.— salaris geniet, niet meer noodig heeft, maar als men bezwaar maakt, dat de Directeur meer inkomsten zal krijgen, omdat men van de gedachte uitgaat, dat de gemeente Leiden moet betalen voor een dienst, die op kosten van de buitengemeenten moet geregeld worden, dan moet ik er toch op wijzen De heer Dubbeldeman. Dat geld komt anders in onze kas! De heer Wilbrink. Er staat voorgeschreven, dat de Directeur er een toelage voor moet genietenmen moet dus het salaris losmaken van die toelage. Na deze vergadering kan de heer van Eek een voorstel indienen om het vaste salaris van den Directeur van het Slachthuis met 1000.te verlagen en dan kan iedereen zich beraden of hij daaraan zijn stem zal geven, maar, indien wij deze toelage niet geven, is dat feitelijk ook een salarisverlaging en zal die 1000.— gestopt worden in de kas van de buitengemeenten, terwijl de regeling niet in orde is. Er is eenmaal vastgesteld, en dat moet gehandhaafd blijven, dat de buitengemeenten voor haar eigen dienst moeten betalen en dat de Directeur, die de leiding van het bedrijf heeft, een toelage daarvoor moet genieten. Waar dit laatste is voorgeschreven, gaat het niet aan die toelage niet toe te kennen. Wat betreft de kwestie van de keurmeesters, aan het Slacht huis verbonden, het kan zijn, dat de salarissen van die beambten in andere gemeenten naar evenredigheid hooger zijn, en ik geloof dat ook wel, maar er is een tijd geweest, dat er gebrek aan keurmeesters was, en toen zijn de salarissen eenigszins opgedreven. Indien echter 100 sollicitanten zich aanmelden, wanneer wij hier tegen dat lagere salaris een oproeping doen, dan bewijst dit wel, dat voor dat salaris genoeg liefhebbers zijn te vinden. Een gewone slagersknecht, die iets kan opnemen en een cursus van een half jaar volgt, kan het diploma voor hulpkeurmeester behalen en dan vind ik het aanvangssalaris van f 2200.— niet zoo laag. De heer Groeneveld. M. d. V. Ik meen, dat het direc teurschap van het Slachthuis een zoodanige betrekking is, dat de gemeente nu en ook vroeger de volle arbeidskracht van den betrokken ambtenaar heeft kunnen eischen. Nu schijnt volgens hetgeen de heer Pera zegt. de Directeur nu reeds met arbeid overladen te zijn, want hij werkt tot 12 of 1 uur in den nacht; maar dan vrees ik, dart de Directeur, als hij de leiding van dezen buitendienst er bij krijgt en nog 1000. meer arbeidskracht moet leveren, nooit meer naar bed zal kunnen. Er blijkt uit de mededeelingen van den Wethouder, dat het absoluut onmogelijk is, dat deze Directeur nog andere belangrijke werkzaamheden er bij kan nemen; hij zou zich werkelijk overwerken. In elk geval ben ik er tegen. Want kan hij zonder bezwaar wel voor een waarde van f 1000.— meer arbeidskracht leveren, dan blijkt daaruit, dat hij tot nog toe zijn arbeidskracht niet ten volle heeft gegeven, dat hij tot nog toe zijn volle salaris niet heeft verdiend, dat hij te veel salaris heeft gehad. Het gaat niet aan, dat hij langs dezen weg een loonsverhooging krijgt, want het is een verhooging, waarvoor men een voorwendsel zoekt. Burgemeester en Wet houders hebben meermalen gezegd, dat het thans geen tijd was voor het toekennen van verhoogingen, maar zij zoeken nu blijkbaar wel een voorwendsel voor het toekennen van verhoogingen aan hoogere ambtenaren. Ten aanzien van de lagere ambtenaren zal men zulke voorwendsels tot het toe kennen van verhoogingen niet ontdekken. Zooals ik zeide, kunnen wij nu, evenals vroeger, van dezen ambtenaar zijn volle arbeidskracht eischen en het gaat niet aan hem met werk te overladen. Er moet dan maar een ander opgezocht worden, die dat nieuwe werk doet. In elk geval mogen wij mijns inziens aan hoogere ambtenaren niet zulk een loonsverhooging geven. De Voorzitter. Ik heb zelden een, ik zou haast zeggen, zoo juist juridisch betoog gehoord als wij zoo pas van den heer Wilbrink hebben vernomen; deze heeft volkomen juist de situatie van deze zaak in het licht gesteld. Alle moeilijkheden komen hiervandaan, dat het Rijk tweeërlei regeling in het leven geroepen heeft voor den keuringsdienst van waren en voor den keuringsdienst van vee en vleesch. Wat betreft den keuringsdienst van waren heeft het Rijk het land verdeeld in districten; het heeft voor elk district gemaakt een afzonderlijken keuringsdienst, met een afzonderlijk hoofd het hoofd van het district Leiden is de vroegere directeur van den gemeentelijken keuringsdienst en de traktementen zijn opnieuw geregeld, zooals aangegeven is door den Minister van Arbeid. Voor den vee- en vleeschkeuringsdienst is een andere regeling aangenomen. Men heeft gezegdook daarvoor moeten zooveel mogelijk districten gevormd worden; maar verder is er een ander systeem gevolgd, men heeft de gemeenten meerdere vrijheid gelaten bij de vorming van een gezamenlijken keurings dienst. Volgens dat systeem geelt overal in het land een centrale gemeente de leiding en bij den dienst dier centrale gemeente kunnen de andere gemeenten zich aansluiten. Eerst als men niet tot overeenstemming kan komen, dan kunnen bij Koninklijk Besluit, Gedeputeerde Staten gehoord, de omliggende gemeenten gedwongen worden den keurings dienst met de centrale gemeente gezamenlijk te regelen. Hoe is nu die dienst het goedkoopst in te richten? Door niet een afzonderlijken Directeur daarvoor te nemen maar den Directeur van het Slachthuis met die werkzaamheden te belasten en hem voor die bijbetrekking een tegemoetkoming te verleenen. Zoo gebeurt het ook overal elders en zoo is het ook gegaan met meer van die bijbetrekkingen zooals wij in den oorlogstijd gehad hebben. Ik wijs op het levens- middelenbedrijf; het distributiebedrijf van vee- en vleesch; de chefs van die bedrijven kregen daarvoor een kleine toelage. Dat is ook billijk. Dë Directeur van het Slachthuis is verder zelfs volstrekt niet verplicht zich met deze werkzaamheden te belastenhij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 8