330
MAANDAG 17 JULI 1922.
ten einde een lokaal grooter te maken; maar dat wij in dezea
tijd, nu er zoo vaak gezegd wordt: wij moeten niet letten
op hetgeen wenschelijk maar op hetgeen noodig is, en wij
vele dingen, die gewenscht zijn, moeten nalaten, is nu een
uitgave van ƒ91000.voor die verbouwing noodzakelijk te
achten. Door het lezen van het-praeadvies heb ik die over
tuiging niet kunnen krijgen. Misschien kan de Wethouder
van Onderwijs mij die overtuiging schenken. Ik zal met
belangstelling zijn antwoord afwachten.
De heer van der Lip. M. d. V. Natuurlijk ben ik het met
den heer Wilmer eens, dat het jammer is, dat deze ver
bouwing zooveel geld zal kosten. Ik bad ook liever gehad,
dat zij minder duur was geweest, maar daaraan valt niets
te veranderen. Het komt mij voor, dat de verbouwing niet
uitgesteld kan worden, ja, dat zij zelfs als urgent moet worden
beschouwd. Volgens het nieuwe leerplan worden op het Gym
nasium tien lesuren gegeven in de scheikunde en vijf in het
teekenen, dus tezamen vijftien ureri, en het gaat op den duur
niet aan te trachten die lessen in andere gebouwen te geven,
omdat daaruit veel te veel bezwaren voor het onderwijs voort
vloeien. De lessen in de scheikunde worden zoo goed en zoo
kwaad als het gaat gegeven op het Gymnasium zelf, maar
aangezien voor dat doel geen lokaal beschikbaar is, geeft het
aanleiding tot bezwaren, welke op den duur niet bestendigd
kunnen worden. Voor het geven van lessen in het teekenen
is op het Gymnasium in het geheel geen gelegenheid en, als
men in aanmerking neemt, dat bij gebreke van een gymnas
tieklokaal les in de gymnastiek in een ander gebouw moet
worden gegeven en dat tien uren les in lichamelijke oefening
wordt gegeven, dan zouden wij 27 lesuren krijgen buiten het
gebouw van het Gymnasium, üp den duur is dat geen houd
bare toestand. Gesteld, dat de leerlingen van het Gymnasium
les in de scheikunde moeten gaan nemen op de Hoogqre
Burgerschool voor jongens, die op een vrij grooten afstand
van het Gymnasium is gelegen, dan zal dat tot allerlei
moeilijkheden aanleiding geven, die op den duur niet besten
digd kunnen worden.
De Raadsleden hebben uit de stukken kunnen zien, dat de
voorbereiding van deze zaak zeer lang heeft geduurd, en de
hoop, welke wij hebben gekoesterd, dat in dien tijd de
kosten zouden verminderen, is ten deele ook verwezenlijkt,
maar in elk geval moet ik ernstig bezwaar maken om den
tegenwoordigen toestand langer te laten voortduren. De lessen
in de scheikunde moeten op behoorlijke wijze worden gegeven
en daarvoor is noodig, niet alleen een lokaal, waar de leer
lingen les in dat vak kunnen krijgen, maar ook een lokaal,
waar practisch gewerkt kan worden. Volgens het nieuwe
leerplan moet er ook gelegenheid zijn voor practische oefeningen.
Hoe jammer het dan ook is, dat een zoo groote uitgave
van de gemeente wordt gevraagd, ik meen, dat er niet aan
te ontkomen is. Het is noodzakelijk, dat het onderwijs opliet
Gymnasium behoorlijk ingericht is.
De heer Bots. M. d. V. Ik zou even aan den heer Wilmer
een kleine toelichting willen geven wat de kosten betreft. De
kosten zijn uit den aard der zaak altijd hoog, als het betreft
de verbouwing of uitbreiding van een monumentaal gebouw,
omdat men dan gebonden is aan de profileeringen, welke in
het gebouw aanwezig zijn. In zulk een geval is het bijbouwen
van een vleugel iets, dat niet meevalt. Vooreerst heeft men
de paalfundeeringen, verder ligt de vloer hoog en dan heeft
men een bijzondere kapconstructie. In 1917 is de andere
vleugel er aan gebouwd en toen bleek, dat het een dure
bouwerij was. Daaraan is echter niet te ontkomen. Als men
opnoemt hetgeen er moet gebouwd worden, dan is dat vrij
sober, maar men moet niet vergeten, de inrichtingen, welke
er bij vereischt worden, zooals onder andere het geval is
met een lokaal voor de practische scheikunde. Men heeft
daarin twaalf tafels, waterafvoer en aanleg van electriciteit.
Verder wil ik doen opmerken, dat de begrooting voor deze
verbouwing reeds eeriigen tijd geleden is gemaakt en dat er
wel eenige hoop is, dat de kosten bij de uitvoering zullen
meevallen.
Ten slotte moet ik zeggen, dat ik het voor de gemeente
gewenscht acht om, als er werkzaamheden op het bouw-
gebied te verrichten zijn, welke kunnen plaats hebben, met
het oog op de werkloosheid daarmede voort te "gaan. Er zijn
vele bouwvakarbeiders werkloos, zoodat wij al het mogelijke
moeten doen om te bevorderen, dat de werken, die noodig
zijn, ook tot uitvoering komen.
De heer Wilmer. M. d. V. Ik bemerk tot mijn grooten
spijt, dat geen van de andere leden, die anders zoo aandringen
op het betrachten van zuinigheid, zich thans gedrongen
gevoelt om aanmerking te maken op deze aanvraag van
Burgemeester en Wethouders. Ik sta hier zonder eenigen
steun van andere zijde in den Raad.
Wel heb ik steun gekregen van Wethouder Bots ia zekeren
zin; die heeft bevestigd wat ik meende. Deze verbouwing
geschied' geheel en al in den stijl van het bestaand gebouw
wat er bij gebouwd wordt moet er precies zoo uitzien als
datgene wat er reeds staat. Dit bevestigt mijne zoo even
uitgesproken meening, dat niet de minste eischen van be
zuiniging in acht genomen worden. Het is den autoriteiten
van het onderwijs niet kwalijk te nemen; als ik zelf op
eenigerlei wijze bij het onderwijs verbonden was, zou ik
hoogstwaarschijnlijk ook zoo doen; maar men kijkt alleen
naar wat voor het onderwijs mooi en wenschelijk is. Dat kan
ik mij indenken. Wij kunnen wel zeggen, dat wij het niet
zouden doen; maar als wij er eenmaal inzitten, dan worden
wij vanzelf ook wat eenzijdig.
Het heeft ook op mij niet den indruk gemaakt, dat bij
deze voordracht wel behoorlijk rekening gehouden is met de
eischen van de zuinigheid.
Wij komen binnenkort voor andere groote uitgaven te staan
wij moeten veel meer doen voor de volkshuisvesting dan tot
dusver, enz. En nu zou ik het zoo mooi vinden wanneer bij
dergelijk voorste] als dit, van niet direct sociale strekking,
de zuinigheid werd betracht; wanneer er gebouwd werd op
de zuinigste wijze; wanneer niet zoo streng gelet werd op
de eischen van stijl, enz.
Wat betreft het onderwijs in de scheikunde, dit is totnog
toe altijd gegeven, kunnen worden; er is wat uitbreiding aan
gegeven, maar had men het lokaal voor dat onderwijs niet
wat kunnen vergrooten? Er is een afzonderlijk lokaal voor
de Curatoren en een afzonderlijk lokaal voor de leerarenzou
voor Curatoren en leeraren niet met één lokaal volstaan
kunnen worden? Zouden de leeraren niet kunnen vergaderen
in het lokaal waar ook de Curatoren vergaderen?
Ik moet verklaren, dat ik door het antwoord van de beide
Wethouders niet geheel bivredigd ben. Ik gevoel, dat er wat
gedaan moet worden, maar ik zie nog niet iri, dat er iets
gedaan moet worden wat ƒ91000.zal moeten kosten.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik heb met bijzondere belang
stelling tot dusver de discussie gevolgd, omdat de aandrang
tot zuinigheid nu eens gekomen is van een anderen kant,
van den kant van den heer Wilmer, dus van een zijde waar
men niet zoo gewend is over bezuiniging te spreken als met
mij het geval is. Mijn belangstelling was dus in deze wel
gegrond.
Ik ben ervan overluigd, dat de loop, dien het onderwijs op
het Gymnasium op ditoogenblik neemt, ons hoogstwaarschijn
lijk in de toekomst toch nog weder voor veranderingen zal
plaatsen. Ik ben er niet zeker van, dat de weg, die nu inge
slagen is, ten einde toe zal afgelegd worden. Én nu zou ik
het zeer betreuren, wanneer wij onder den indruk van de op
dit oogenblik vigeerende wettelijke bepalingen er toe over
gingen om kostbare maatregelen te nemen, welke, als de ge
meente ze kon betalen, op dit oogenblik misschien gerecht
vaardigd zijn, doch waarvan men toch later zou moeten
zeggenals wij geweten hadden, dat het weder veranderd zou
worden, dan hadden wij het geld kunnen besparen.
De overlading van het onderwijs op het Gymnasium door
de invoering van de natuurkundige vakken maakt het hoogst
waarschijnlijk, dat men op de een of andere wijze een ver
andering zal moeten aanbrengen. In het verleden heeft men
gehoopt, dat de oude talen meer ruimte zouden laten voor
de natuurkundige vakken, thans is de belasting van vroeger
vrijwel gebleven en is er een nieuwe belasting bij gekomen.
En wanneer nu het verdere verloop is overeenkomstig het
gevoelen van de mensehen, die er ook zijn, die willen, dat er
op het Gymnasium meer zal gedaan worden aan de practijk
van de moderne talen, dan zal het onderwijs op het Gym
nasium, dat toch al in een moeilijke positie verkeert, natuurlijk
weder voor een zeer groote wijziging komen te staan.
Als wij nu niet dezen weg uitgaan, dat wij zooveel mogelijk
afwachten, dan zullen wij thans geld gaan uitgeven, waarvan
wij later zouden moeten zeggen, dat wij het niet hadden be
hoeven uit te geven als wij wat geduld gehad hadden. Ik
geloof gaarne, dat de toestand thans niet gemakkelijk is, maar
als de Regeering wenscht, dat de leerlingen van de afdeeling B
practisch geoefend zullen worden, laten wij het dan zoogoed
mogelijk buiten de school doen. Het onderwijs zal naar mijn
meening daardoor niet zoo verschrikkelijk geschaad worden,
als de leerlingen heen en weer moe'.en gaan. Zoo intensief
behoeft het onderwijs in al deze dingen niet te zijn, dat er
niet enkele oogenblikken zouden af kunnen om de leerlingen
van de eene plaats naar de andere te laten gaan. Met het
leerplan is daarop wel iets te vinden.
Ik acht het op grond van een en ander gewenscht op het
denkbeeld van den heer Wilmer in te gaan en dezen pest
nog niet toe te staan.
De heer de Lange. M. d. V. Aanvankelijk heb ik mij niet
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders durven
verzetten. Omdat in de stukken zoo duidelijk te lezen staat,