MAANDAG 17 JULI 1922. 329 De heer Eerdmans. Wij zullen er om denken, als de heer Wilbrink het woord voert. De heer van Hamel. M. d. V. Ik zal dus tegen het praead- vies van Burgemeester en Wethouders stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van de heeren Eerdmans en van Hamel wordt in stemming gebracht en met 17 tegen 3 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Pera, Bots, van der Dip, Mevrouw van Itallie—van Embden, de heeren Kuivenhoven, Groeneveld, Wilbrink, Sanders, Bisschop, van Eek, Jan de Lange, Wilmer, Heemskerk, Mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren Sijtsma, Oostdam en F. Eikerbout. Vóór stemmende heeren van Hamel, de Lange en Eerdmans. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeen komstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XVI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het afbreken van een gedeelte van de voormalige Centrale Keuken en het inrichten van een nieuw kantoor voor het Gemeentelijk Waschbureau. (Zie Ing. St. No. 205.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Heemskerk. M. d. V. Ik heb het woord gevraagd niet zoozeer om over het voorstel zelf te spreken, maar ik zou gaarne een inlichting ontvangen over de cijfers, die mij niet duidelijk zijn. Er wordt eerst gesproken over een bedrag van 2300.— voor het afbreken van den uitbouw en ver volgens over een bedrag van 1200.voor het in orde brengen van het kantoor van het Gemeentelijk Waschbureau. Burgemeester en Wethouders vragen dan ook 3500.te vinden uit den post voor Onvoorziene Uitgaven. Die situatie is mij niet duidelijk. Moet dat niet zijn: 2300.uit den post voor Onvoorziene Uitgaven en 1200.ten laste van de exploitatie van het Gemeentelijk Waschbureau? De heer Dera. M. d. V. De heer Heemskerk heeft het bij het rechte eind. Zooals hij het zegt, is het werkelijk de bedoeling. Er moet 2300.wezen om hetgeen in betrekking staat tot de oude keuken weer in orde te brengen, maar als die straat zal ontruimd worden, zal dat tengevolge hebben, dat een kantoortje van het Gemeentelijk Waschbureau verloren gaat, omdat dat ook op die straat staat. Was de overige ruimte van het Waschbureau voldoende, zoodat een gedeelte kon worden afgezonderd om weer een kantoortje te krijgen, dan zouden wij daarmede klaar zijn, maar die ruimte is er niet. Er zal aan de bestaande ruimte van het Waschbureau ver bonden worden een gedeelte van de schuur van het Slacht huis en dat onderdeel van die schuur zal tijdelijk in orde worden gebracht voor kantoortje. Dat zijn de kosten, welke betrekking hebben op het Waschbureau en die zal het Waschbureau hebben te betalen. Aan den eenen kant hebben wij de opruiming van de overblijfselen van de keuken en aan den anderen kant het in orde brengen van hetgeen noodig is voor de verandering bij het Waschbureau. De heer Heemskerk. M. d. V. Dat alles was mij duidelijk, maar nog niet duidelijk is mij waarom ƒ3500.moet worden overgeschreven uit den post voor Onvoorziene Uitgaven. Ik dacht, dat uit dien post slechts 2300.behoefde te worden overgeschreven, terwijl 1200.kwam ten laste van het Gemeentelijk Waschbureau. De Voorzitter. Ik wensch even te antwoorden, dat het een kwestie van afschrijving en boeking is. Men moet de uitgaven doen, ten deele uit den post voor Openbare Werken en ten deele ten laste van het Waschbureau, uit de Crisis uitgaven. Er moet dus van den post «Onvoorziene Uitgaven" ƒ3500.worden afgeschreven, waarvan ƒ2300.wordt over gebracht op Openbare Werken en de rest, ten behoeve van het Waschbureau, op den post Crisisuitgaven. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVII. Praeadvies op het verzoek van de N. V. Nederlandsche Fabriek van Verduurzaamde Levensmiddelen, v/b. W. Hoogen- straaten Co., om teruggave van de helft van het door haar gestort aandeel in de kosten van demping en rioleering van de sloot achter de Rijndijkstraat O.z. (Zie Ing. St. No. 192). De beraadslaging wordt geopend. De heer van Eck. M. d. V. Ik heb geen bezwaar om mijn stem te geven aan dit voorstel, maar ik zou naar aanleiding ervan gaarne een vraag willen doen. Ik heb dezer dagen deze sloot eens in oogerischouw genomen en toen is mij gebleken, dat zij verkeert in een buitengewoon ongunstigen toestand; op sommige plaatsen is het feitelijk een open riool. Ik heb nu in dit Ingekomen Stuk gelezen, dat deze fabriek reeds haar aandeel in de kosten van demping van de sloot heeft gestort. Ik weet niet, wat voor belemmering er bestaat om met dit werk te beginnen. De aangelanden gaan voort durend door met allerlei vuil erin te werpen; die denken waarschijnlijkde sloot wordt toch gedempt. Uit een gezondheidsoogpunt is het dus zeer wenschelijk, dat met deze zaak zoo groot mogelijke spoed gemaakt wordt. De heer Bots. M. d. V. Ik kan antwoorden, dat deze firma wel haar aandeel gestoit heeft, maar dat is nog lang niet het geval met de overige eigenaren. Het wachten is daarop, maar ik kan verzekeren, dat de zaak met bekwamen spoed behan deld wordt. De heer van Eck. M. d. V. Ik meen, dat bij andere ge legenheden Burgemeester en Wethouders getracht hebben om die zaken een beetje te bespoedigen door eens een samen komst met de aangelanden te houden. Immers, hoe gaat het dikwijls in zulke zaken? Er zijn velegoedwillenden en enkelen, die niet willen. Wanneer de toestand daar niet verandert, dan lijdt daar onder de algemeene gezondheidstoestand verbazend. Ik zou dus willen vragen, of Burgemeester en Wethouders geen kans zien om op een of andere wijze die zaak spoedig tot een bevredigend einde te brengen. De heer Bots. M. d. V. Er is alles gedaan wat noodig is alle oproepingen zijn gedaan en de heer Driessen heeft met alle eigenaren onderhandeld. Toen ik nog Wethouder van Fabricage was, heb ik ook enkele personen bij mij gehad. Overigens wil ik doen opmerken, dat deze zaak nog niet zoo lang aan de orde is; het mag nu eenige maanden zijn, maar het is zeer zeker niet zoo lang geweest als met andere slooten het geval is geweest. Er wordt aan deze zaak met bekwamen spoed gewerkt. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIII. Voorstel in zake de verbouwing van het Gymnasium en in verband daarmede tot afstand aan- en overname van het Rijk van gedeelten grond aan het van der Werfpark, de Langebrug en de Zonneveldstraat. (Zie Ing. St. No. 199). De beraadslaging wordt geopend. De heer Wilmer. M. d. V. De lezing van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders heeft mij totnogtoe niet kunnen overtuigen, dat een zoo groote verbouwing noodzakelijk is en dat het gemotiveerd zou zijn om in de financieele om standigheden, waarin de gemeente verkeert, een bedrag van ƒ91000.voor dit doel te besteden. Burgemeester en Wethouders motiveeren deze uitgaaf in de eerste plaats met het oog op het teekenonderwijs, dat nu gegeven wordt in lokalen buiten de school. Ik erken volmondig, en dat zal iedereen wel doen, dat zoo iets minder gewenscht is; het is veel aangenamer en ook beter wanneer het onder wijs gegeven wordt in het gebouw zelf; maar heeft het feit, dat dit onderwijs buiten de school gedoceerd moet worden zulk een ongunstigen invloed op het resultaat van het onder wijs, dat wij in dezen tijd tot een zoo dure verbouwing moeten overgaan? Ik zeg: in dezen tijd. Als wij in een normalen tijd leefden, wanneer wij niet zoo op het geld behoefden te zien,-dan zou ik zelf een sterk voorstander er van zijn om het geld daarvoor uit te geven. Dan wordt dit voorstel gemotiveerd met een beroep op het onderwijs in de scheikunde; dit onderwijs zou thans niet behoorlijk gegeven kunnen worden. Het begrip «behoorlijk" is nog al ruim. Wat verstaat men onder «niet behoorlijk"? Ik wil vragen want op dit stuk zijn de eischen in de laatste jaren niet veranderd is in het verleden dit onder wijs op zoo onbehoorlijke wijze gegeven, dat het resultaat daarvan merkbaar is? dat gebleken is dat het resultaat van dat onderwijs niet voldoet aan de eischen, die gesteld moeten worden Ik zou mij kunnen voorstellen, dat een of andere ver bouwing gewenscht of noodig zou zijn met het oog op het onderwijs in de scheikunde; dat men wat moest uitbreken ii J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 7