MAANDAG
17 JULI 1922.
337
die verkeerd zijn, van wege de autoriteiten bestreden worden,
zoodat er feitelijk geen misdaad of wereldsche zonde meer
zou mogelijk zijn, dan zou bijvoorbeeld, opdat geen rijwiel
meer gestolen kon worden, men moeten voorschrijven: niemand
mag een rijwiel hebben.
Mevrouw van Itallievan Embden sprak over partijen,
maar dan .moeten de dames en heereu hun invloed aanwen
den in hunne partijen om te maken, dat er een Rijkswet
komt, die zegt: het is met het drankgebruik uit. Anders
hebben wij met niets anders te doen dan met een paradepaard.
De menschen weten in het algemeen niet, hoe het eigen
lijk met deze zaak staat. De meesten denken, dat men er is,
als er maar eenmaal een tapverbod bestaat.
De Drankwet kent echter geen tapverbod; zij verwijst,
voorzoover het de bevoegdheid van den Raad te dezer zake
betreft, alleen naar artikel 135 der Gemeentewet. De Drankwet
zegt alleen: ge kunt de vergunningszaken op bepaalde dagen
doen sluiten. Dat is geheel iets anders. De Drankwet bedoelt
niet, dat men den vergunninghouders zal verbieden sterken
drank te schenken op bepaalde tijden, doch hun wel toe te
staan dan port en sherry of thee en koffie te verkoopen. Als
de Raad krachtens artikel 7, 4° der Drankwet besluit, dat op
bepaalde dagen de voor het publiek toegankelijke localiteiten,
waarvoor vergunning is verleend, gesloten moeten zijn, dan
kan men in een dergelijke vergunningszaak niet alleen geen
sterken drank, maar zelfs geen broodje krijgen.
Volgens artikel 135 hebben de gemeentebesturen de bevoegd
heid om in het belang van de openbare orde, zedelijkheid
en gezondheid sluitingsverordeningen te maken, maar nu wil
men buitendien aan de gemeentebesturen de macht geven om
te bepalen, dat in vergunningszaken op zekere tijden geen
sterke drank mag verkocht worden maar wel andere artikelen.
De Kroon heeft zich nu hierbij op het standpunt gesteld, dat de
Raad krachtens artikel 135 der Gemeentewet niet verder kan
gaan dan volgens de Drankwet mogelijk zou zijn, en houdt er
daarom aan vast, dat tapverbod voor de vergunningslocalileiten
op bepaalde dagen alleen mag berusten op vrees voor mis
bruik van sterken drank op die dagen.
Als men nu nagaat wat hier in het algemeen het drank
gebruik is op Zaterdag en Zondag, dan kan men niet zeggen,
dat op die dagen juist te vreezen is misbruik van sterken
drank. Het komt wel voor, dat op een anderen dag in de
week meer processen-verbaal wegens openbare dronkenschap
worden opgemaakt dan op Zaterdag of Zondag: bijvoorbeeld
wanneer een gezelschap uit visschen geweest is.
Als men wat wil bereiken, dan zou men moeten doen wat
in Amerika gebeurd is; al geloof ik niet dat dergelijk voorstel
zou komen van den heer van Eek en de zijnen: het zou hun hun
populariteit kostendat is de weg, dien men zou moeten volgen.
Ik weet vooruit, dat dergelijke verordening, als die vrees
voor werkelijk te contróleeren misbruik niet bestaat, vernietigd
zou worden. Daarenboven zou men krijgen de commissie
merkt dat zeer terecht op een jammerlijke ontduiking ervan.
De heer van Eek zegt: ik heb een droge kermis te Middelburg
bijgewoond en dat ging heel goed. Ik wil het gaarne geloovenik
heb elders een heel andere ondervinding opgedaanik zag vele
dronken personen. Maar zoo'n regeling is hier niet noodig. De
viering van den laatstee 3 October-dag heb ik niet bijgewoond,
maar den daaraan voorafgaanden ben ik er wel bij geweest; ik
stond met den Commissaris van Politie te kijken en ik zeide
toenhet is wel merkwaardig, er loopen wel 20.000 menschen
op het Schuttersveld, maar er is geen dronken persoon bij.
Het was keurig ik moet het eerlijk zeggen en, als
er toen misbruik van sterken drank te vreezen was geweest,
had ik den verkoop zeker verboden. Ik heb daartoe de be
voegdheid, maar nooit heb ik er aanleiding toe gevonden.
Men moet niet vergeten tot welke moeilijkheden men zou
komen, als men gelegenheden als »In den vergulden Turk"
en »De Harmonie", enz. waar veel vreemdelingen komen, op zulk
een dag ging sluiten. Men moet een van tweeën: öf de
vergunningslocaliteiten volgens de Drankwet sluiten öf den
krommen weg volgen en op grond van artikel 135 der Ge
meentewet op die dagen den verkoop van sterken drank ver
bieden. Er zal dan wel port en sherry verkocht mogen worden.
Men zal begrijpen tot welke misbruiken het aanleiding zou
geven, indien aan het verzoek, in het adres vervat, werd voldaan.
De heer van Eek zegt, dat het tapverbod op Zaterdag en
Zondag in een massa gemeenten bestaat, maar in bijna geen
enkele gemeente bestaat het volle verbod. In enkele plaatsen
bestaat een tapverbod bij gelegenheid van de kermis, op
Nieuwjaarsdag en op enkele andere dagen, maar wat in dit
adres gevraagd wordt vindt men bijna nergens. In Amersfoort
heeft de Raad blijkbaar gezegd: er bestaat op Zaterdag en
Zondag hier een jammerlijk misbruik van sterken drank en
daarom is het gewenscht een tapverbod op die dagen in te
voeren. Maar het is wel eigenaar dig, dat, na invoering van het
tapverbod, de Commissie voor Wetgeving aan den Raad het
navolgende schrijft:
«Reeds spoedig na de inwerkingtreding d.d. 9 November
1920 kregen wij om advies een voor U ter inzage gelegd
schrijven van de Afdeeling Amersfoort van den Nederlandschen
Bond van Koffiehuis-, Restauranthouders en Slijters, waarin
eenige nadeelige gevolgen worden genoemd gelijk aan die in
een aan U gericht adres van den heer B. B. van Ieperen, dat
ook in onze handen werd gesteld om advies.
Op 8 December 1920 is toen eene vergadering gehouden,
waarin de praktische gevolgen van het tapverbod werden
besproken, zulks in tegenwoordigheid van afgevaardigden van
meergenoemden bond, van het Amersfoortsch Drankweer-
comité en van den Commissaris van Politie.
Het resultaat van nauwkeurig overwegen dier besprekingen
in een tweetal volgende vergaderingen was, dat zich bij de
meerderheid onzer commissie de meening vestigde, dat het
tapverbod, zooals dit volgens Uw besluit is ingevoerd in ver
schillende opzichten niet het gewenschte resultaat gaf, ja
zelfs, dat zich gevallen voordoen, als bijvoorbeeld verkoop
van floschjes met een inhoud van 4/io L. en in verband hier
mede meerder gebruik van sterken drank in het gezin of
elders, waar zulks niet gewenscht is; clandestiene verkoop
in niet bona fide zaken, waarvan overtreding zeer moeilijk
is te constateeren, die juist van een tegenovergesteld
resultaat, als werd beoogd, deden blijken. Vandaar een voor
stel om de verordening te wijzigen."
De verordening is toen gewijzigd en zij luidt thans zoo,
dat men elk tapverbod overboord heeft gegooid. Men heeft
nu een sluitingsgebod krachtens de Drankwet, maar de Bur
gemeester kan daarvan dispensatie verleenen en die dispen
satie weer intrekken voor de tapperijen of koffiehuizen,
waarin drankmisbruik aangemoedigd wordt. Er staat ook in
de toelichting, dat de Burgemeester moet beginnen met ieder
dispensatie te verleenen dezelfde toestand bestaat feitelijk
hier en dat aan iemand, die het drankmisbruik bevordert,
de verleende dispensatie wordt ontnomen.
Indien men zich bepaalt tot een tapverbod uitsluitend voor
sterken drank, terwijl het wel geoorloofd zal zijn port en
sherry te verkoopen, dan is dat niets anders dan een parade
paardje. Maar bovendien is het wel zoo onschuldig? Ik heb
wel eens gehoord, dat sterke drank 33 alcohol bevat en
sherry en port 20°/o; ik weet niet of dit geheel juist is, maar
als het zoo is, vraag ik mij af, waarom men wel een groot
glas port of sherry mag drinken en niet een klein glaasje
sterken drank, dat bovendien veel goedkooper is.
Laat iedereen, die voor de afschaffing van het gebruik van
sterken drank is, in zijn politieke partij werken om die af
schaffing bij Rijkswet te verkrijgen, maar hetgeen hier gevraagd
wordt helpt niets.
Waarom er door den heer van Eek juist de 3e October
uit gegrepen wordt, begrijp ik niet. Ik heb op dien dag nooit
veel drankmisbruik gezien en het groot aantal vreemdelingen,
dat op dien dag te Leiden komt, moet toch ondergebracht
worden! Die menschen moeten toch in een koffiehuis kunnen
gaun. Op Nieuwjaarsdag zou men nog wel de koffiehuizen
kunnen sluiten, maar op den 3en October is dat niet mogelijk,
tenzij het den heer van Eek te doen is om de viering van
een nationaal-historischen dag tegen te werken.
In plaatsen, waar talrijke vreemdelingen komen, kan men
geen sluiting van vergunningslocaliteiten gaan invoeren. Dat
zou alleen mogelijk zijn, als men het voor het geheele land
invoerde. Met dergelijke belemmering in het leven te roepen
komt men er niet, de menschen van buiten zouden dan
nergens terecht kunnen.
Ik zou het zeer verkeerd vinden. Ik zie van al deze dingen
de nuttige werking heelemaal niet in. Ik geloof niet, dat er
één druppel alcohol minder om gedronken zal worden. Men
zal port en sherry gaan gebruikenen men zal krijgen allerlei
geknoei en ontduiking.
Men kan, zooals gezegd is, de regeling doen gelden in een
bepaald rayon; dat kan men betrekkelijk klein maken. Ik
geloof, dat, wanneer men dan, zooals te Amersfoort geschiedt,
zelf medewerkt, men veel verder komt, vooral nu de verorde
ning mij de bevoegdheid geeft om in zoo'n rayon de sluiting
te gelasten.
Of de heeren zouden moeten wenschen een totaal verkoop
verbod ingevolge artikel 7 4° der Drankwet, maar ik zou niet
kunnen begrijpen, dat men zoodoende een plaats als Leiden
voor alle vreemdelingenverkeer ontoegankelijk zou maken.
Wat betreft het bezwaar, dat de menschen naar buitenge
meenten zouden gaan om te drinken, ik geloof, dat dat niet
zoo erg zal zijn: maar wel vrees ik, dat velen van te voren
sterken drank zullen inslaan; en nu meen ik, dat men dan
veel meer aan verleiding blootgesteld is om misbruik te maken
van sterken drank dan wanneer men met eenige kennissen in
een café gaat zitten.
Ik ben er voor om als het bepaald noodig is de vrijheid
van de menschen wat in te perken, maar men behoeft niet
zoover te gaan als de heer van Eek wil. Dat is niet noodig.
Ik wil dan ook den Raad adviseeren het praeadvies aan te
nemen en het voorstel van den heer Eek te verwerpen.