141
ook zelve eigenaresse van een gedee'te der sloot is, een
bedrag van 970.50 blijft.
Met de Oommissie van Fabricage komt bet ons voor, dat
alsnu tot demping der sloot van gemeentewege kan worden
overgegaan en wij geven U mitsdien in overweging door
vaststelling van den bierbij overgelegden begrootingsstaat
voor bet dempen en rioleeren van de sloot acbter de Rijn
dijkstraat (Oostzijde) een bedrag van 8352.te onzer
beschikking te stellen. Op den post voor Onvoorziene
Uitgaven, waarvan het bedrag ad 970.50 moet worden
afgeschreven, is nog 53761.beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 229. Leiden, 1 Augustus 1922.
Eenigen tijd geleden is in de kleine vitrine, staande in
een der Papezalen van het Stedelijk Museum „de Lakenhal",
een glazen plaat ingestort, met het betreurenswaardige
gevolg, dat bij het vallen verschillende zich in die vitrine
bevindende voorwerpen, voornamelijk glaswerk, zijn vernield
of ernstig beschadigd. Deze voorwerpen maakten deel uit
van de collectie, door den heer J. H. Bosch, notaris te
's-Gravenhage, ter plaatsing in het museum aan onze ge
meente in bruikleen afgestaan en door Uwe Vergadering
bij besluit van 20 Februari jl. (Ingek. Stukken No. 54) als
zoodanig aanvaard.
Volgens de voorwaarden, waaronder deze bruikleening
plaats vond, moet bij vernieling of beschadiging van de
afgestane voorwerpen de gemeente aan den uitleener de in
de overeenkomst geschatte waarde vergoeden. De door de
gemeente te betalen schadevergoeding bedraagt in casu de
som van 641.25.
Aangezien het breken van gemelde plaat blijkens een op
ons verzoek ingesteld deskundig onderzoek uitsluitend moet
worden geweten aan een gebrek aan de glazen plaat of aan
onvoldoende constructie van de vitrine, met name het aan
brengen van te weinig steunpunten onder de plaat, heeft
ons College den leverancier der vitrine, J. Tacoma te Amster
dam, aansprakelijk gesteld voor alle schade, aan de gemeente
door het instorten van de plaat veroorzaakt, en mitsdien
geweigerd hem den koopprijs ten volle uit te betalen. De
fabrikant van de vitrine, die zijne aansprakelijkheid in dezen
ontkent en niet bereid is de zaak op minnelijke wijze te
schikken, heeft nu de gemeente gedagvaard en van haar
in rechten betaling geëischt van het restant van de koopsom.
Onder deze omstandigheden komt het ons, gelet op het
advies, daaromtrent door den rechtsgeleerden raadsman der
gemeente, Mr. E. A. Cosman, uitgebracht en hierbij over
gelegd, gewenscht voor, dat de gemeente zich tegen dezen
eisch verzet en hare aanspraken op schadevergoeding-
handhaaft.
Wij geven U derhalve in overweging te besluiten, dat de
gemeente tegen den eisch van J. Tacoma verweer zal voeren
en voor zooveel noodig in reconventie tégen Tacoma een
eisch zal instellen tot betaling van de schadevergoeding,
door dezen ter zake als boven omschreven aan de gemeente
verschuldigd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.