292
MAANDAG 26 JUNI 1922.
moeten gaan met leeren, veranderen misschien de levens
omstandigheden- van de ouders, dan kan zoo'n kind te allen
tijde nog van richting veranderen. Ons voorstel geelt op dit
stuk geen enkele beperking; in andere plaatsen heeft men
het verbonden aan een bepaald leerjaar waarin het kind zit;
maar volgens ons voorstel kan een kind ten allen tijde van
de eene school naar de andere overgaan.
Nu zou ik nog willen vragen aan de voorstanders van de
eenheidsschoolhoe stellen zij zich voor de verdeeling der
leerlingen over de verschillende scholen, wanneer het voorstel
van den heer Knuttel wordt aangenomen? Dat zal dan wel
moeten gaan wijksgewijs of misschien alphabetisch. Dit laatste
beantwoordt misschien nog meer aan het ideaal van de voor
standers der eenheidsschool; want gaat men wijksgewijs te
werk, dan wordt weder indirect rekening gehouden met de
ontwikkeling en de bestemming; want de woonplaats houdt
in den regel daarmede verband.
Wanneer men alle kinderen van de stad dooreenmengt,
wanneer men geen verschillend onderwijs geeft, wanneer men,
ik zal maar zeggen, wijksgewijze de verdeeling maakt, dan zal
mijns inziens het onderwijs naar beneden gehaald worden;
de meest ontwikkelden, de vlugsten zullen niet den pas aangeven
waarin gemarcheerd wordt; en dat zou zich naderhand
wreken bij de kinderen, die verder op moeten. En dan mag
ook wel eens de vraag onder de oogen gezien worden: hoe
denken de ouders over dat alles? Zouden de ouders in het
algemeen er genoegen mede nemen wanneer de kinderen door
elkander gemengd werden en wanneer geen onderscheid meer
gemaakt werd tusschen het onderwijs aan de kinderen, die
verder op moeten en aan hen voor wie het eindonderwijs is?
Wij mogen hieraan wel eens denken; want de dames en
heeren weten voldoende hoe gemakkelijk het tegenwoordig is
om bijzondere scholen te stichten.
Bij velen is de eenheidsschool een dogma. Anderen houden
er idealistische beschouwingen over. De heer Sijtsma heeft
het betoog van mevrouw van Itallie genoemd een idealistisch
betoog. Hij heeft daarmede bedoeld aan mevrouw van Itallie
een pluimpje te geven. Ik voor mij zou zeggenhoe aangenaam
de rede van mevrouw van Itallie ook was om aan te hooi en
die rede heeft trouwens ook in de pers den eersten prijs be
haald! juist het feit dat dat betoog zoo idealistisch was,
was voor mij het groote bezwaar.
Als men niet aan een dogma vastzit, als men met de werkelijk
heid rekening houdt, dan zal men moeten erkennen: het is
logisch, dat bij de inrichting van het onderwijs rekening ge
houden wordt met verschil in ontwikkeling en met de maat
schappelijke bestemming.
Het is van veel belang ook voor de kinderen, dat zij,
die eenzelfde doel hebben, bijeengebracht worden. Het is
hetzelfde systeem, dat wij ook bij de centrale school voor het
zevende leerjaar voorstaan. Doet men dat niet en sluit men
de oogen voor de verschillen, welkp nu eenmaal bestaan en
niet weggetooverd kunnen worden, ook niet met het toover-
woord «democratie", dan zal dat komen ten nadeele van het
onderwijs en van de leerlingen en zal naar mijn heilige over
tuiging het openbaar onderwijs weer een gevoeligen knak
krijgen. Een kunstmatige eenheid, een eenheid, die niet op
reëele basis berust, moet op den duur verderfelijk werken.
Leerzaam is in dit opzicht het eenigen tijd geleden verschenen
praeadvies van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam.
Burgemeester en Wethouders beginnen daarin voorop te stellen,
dat zij alles verwerpen wat de eenheidsschool ook maar eenigs-
zins zou kunnen denatureeren, maar leest men nu het
praeadvies verder door, dan zal men vreemde oogen opzetten.
Ik zal er een stukje uit voorlezen. Burgemeester en Wethouders
zeggen namelijk aan de hoofden opdracht te hebben gegeven
een leerplan te ontwerpen en dan volgt er:
»Bij het geven van deze opdracht hebben Burgemeester en
Wethouders er op gewezen, dat deze niet moet worden op
gevat als een wenk, dat zij slechts bereid zijn een leerplan
vast te stellen, dat voor alle scholen niet alleen wat de
vakken, maar ook wat de leerstof voor elk vak betreft, tot
in bijzonderheden volkomen gelijk is. Burgemeester en Wet
houders hebben hun te kennen gegeven, dat het naar hunne
meening aanbeveling verdient, dat de vergadering van hoofden
en secretarissen der schoolvergaderingen bespreekt de wensche-
lijkheid en de mogelijkheid om op den grondslag van het
algemeene leerplan voor bepaalde scholen of groepen van
scholen, dan wel voor op bepaalde wijze samengestelde klassen
een meer of minder afwijkend leerplan in te voeren, met
andere woorden, differentiatie van het leerplan tot een punt
van bespreking in haar bijeenkomsten maakt."
Hier zeggen Burgemeester en Wethouders dus: wij hebben
opdracht gegeven een leerplan te ontwerpen, maar dat leer
plan behoeft niet voor alle scholen hetzelfde te zijn. Vraagt
men nu waarom er verschil moet zijn, dan kan dat geen
andere reden hebben dan dat men rekening wil houden met
het doel, dat de leerlingen bij het onderwijs hebben. Maar
Burgemeester en Wethouders gaan nog verder en zeggen
Doch ook al mocht er van een bepaalde differentiatie
niets komen, dan wil dit nog niet zeggen, dat nu het onder
wijs aan alle scholen volkomen gelijk zal zijn. De practijk
zal wel zijn, dat er dan een algemeen leerplan komt, dat door
alle scholen kan worden afgewerkt, doch dat er tevens scholen
zullen wezen, die, vergeleken met andere, in gunstige om
standigheden verkeeren en met haar leerlingen nog wat
verder komen, dan het algemeene leerplan voorschrijft.
Daar hebt gij, zou ik zeggen, de ontwikkelingsmogelijkheid.
Er zijn scholen, zeggen Burgemeester en Wethouders van
Amsterdam, waar de leerlingen verder zullen komen dan die
van andere scholen. Er wordt verder aan toegevoegd, dat
Burgemeester en Wethouders geen voorstanders zijn van een
geheel willekeurige dooreenmenging van de leerlingen op de
scholen voor gewoon lager onderwijs. Niet alleen, omdat zulk
een dooreenmenging tal van ouders, die uit beginsel voor
standers van neutraal openbaar onderwijs zijn, van de open
bare school zou vervreemden, maar meer nog, omdat met het
samenbrengen van kinderen uit geheel verschillende kringen
der bevolking in één klasse noch de belangen der kinderen,
noch die van het onderwijs worden gediend."
Daar hebt gij het weerverschil maken tusschen kinderen,
die komen uit de eene klasse der maatschappij, en kinderen,
die komen uit de andere klasse.
»Een maatstaf, die Burgemeester en Wethouders bij de
indeeling der leerlingen over de scholen ten dienste staat en
binnen zekere grenzen practisch bruikbaar schijnt, wordt
gegeven door de wenschen der ouders. Ook tot nu toe werd
bij het plaatsen van kinderen op de scholen, waar mogelijk,
met de wenschen der ouders rekening gehouden. Het college
van Burgemeester en Wethouders zal zich natuurlijk het
recht moeten voorbehouden, kinderen, die in het geheel niet
thuis behooren in de omgeving, waar de ouders ze geplaatst
zouden willen zien, te verwijzen naar een andere school, dan
de ouders vragen. In vele gevallen zal de schoolbevolking der
in een bepaalde buurt gelegen scholen, uiteraard het stempel
dragen van de bevolking dier buurt. De uit deze natuurlijke
oorzaak voortspruitende verschillen tusschen de scholen kunst
matig weg te nemen, ligt niet in hunne bedoeling."
Nu maakt het den indruk alsof de steller van het praeadvies,
nu hij zoover is, plotseling gaat denken: laten wij er indachtig
aan zijn, dat wij de eenheidsschool hebben vooropgesteld,
want nu komt er heel leuk achteraan:
»Die verschillen zullen echter niet met zich brengen een
verschillende inrichting van het onderwijs en doen dan ook
aan de eenheidsschool geen afbreuk."
Ik vraag dus, dames en heerenkomt dat praeadvies niet
hierop neder dat men eigenlijk hetzelfde wil als wij; alleen
wil men het niet zoo duidelijk zeggen. Men vaart alleen maar
onder de vlag van de eenheidsschool, de vlag, die de lading
moet dekken.
De heer Oostdam. Men is hier eerlijk!
De Voorzitter. Zoo komt het mij ook voor.
Mevrouw van Itallievan Embden. Men moet ieders
standpunt eerbiedigen, hebben wij zoo pas gehoord.
De Voorzitter. Ook is wel opmerkelijk wat onlangs in den
Gemeenteraad van Alkmaar is voorgevallen. Daar hadden
Burgemeester en Wethouders voorgesteld een indeeling onge
veer gelijk aan de onze: scholen voor èindonderwijs
tusschenscholen (wat wij noemen opleidingsscholen voor uit
gebreid lager onderwijs) en een opleidingsschool voor
Hoogere Burgerschool en Gymnasium. Dat is dus ongeveer
precies zooals wij het hier hebben voorgesteld. En nu is het
eigenaardig ik zeg dit voornamelijk aan het adres van
mevrouw van Itallie dat de Wethoudef van Onderwijs
daar behoort tot de Vrijzinnig-Democratische Partij; hij is
dus een geestverwant van mevrouw van Itallie. Nu heeft de
sociaal-democratische fractie in den Raad er dien Wethouder
een ernstig verwijt van gemaakt, dat hij die plannen had in
gediend; dat hij namelijk van standpunt was veranderd na
het innemen van den wethouderszetelwant daarvóór had hij
zich voorstander van de eenheidsschool verklaard. Hij was
voorstander van de eenheidsschool: maar toen hij Wethouder
van onderwijs geworden was en de zaak waarschijnlijk op
andere wijze had bekeken, heeft hij ingezien dat het beter
was een anderen weg uit te gaan en verschil te maken in het
onderwijs op de verschillende scholen.
Al deze overwegingen hebben Burgemeester en Wethouders
er toe geleid om hun voorstel te doen, zij achten dat in het
waarachtig belang van het onderwijs.
Ik herinner nog even aan hetgeen de Inspecteur in zijn
advies kort en krachtig heeft gezegd waarmede ik mij
volkomen vereenig: Respecteer het historisch gewordene en
haal hetgeen goed is gebleken, niet onnoodig uit elkaar. Deze
woorden vind ik op dit voorstel volkomen van toepassing.