126
geen geval hooger is dan f 200.doch zelfs aan zijne
aanschrijving uitbreiding geeft door te verlangen dat be
doelde marge voor alle belastingplichtigen gelijk is, een
uitbreiding, die wij niet uit de aanschrijving konden lezen
en die naar onze meening ook geen steun vindt in de wet
Teneinde echter de zaak niet nog langer te vertragen en
eene spoedige goedkeuring te bevorderen, zouden wij U
willen voorstellen ook op dit punt zooveel mogelijk aan het
verlangen van den Minister te voldoen en mitsdien de
heffing voor de ongehuwden in plaats van bij een inkomen
van '800.reeds te doen aanvangen bij een inkomen van
700.zooals volgens de verordening van 9 Mei 1921
zoowel ten opzichte van gehuwden als van ongehuwden het
geval was. De marge voor alle belastingplichtigen gelijk te
maken, en dus de heffing voor de ongehuwden reeds bij
600.te doen aanvangen, achten wij niet gewensclit en
wordt, gelijk gezegd, ook niet door de wet geëischt.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging:
A. Uw besluit van 6 Februari 1922 alsnog in dien zin te
wijzigen, dat
lo. artikel I der verordening tot wijziging van de veror
dening van 9 Mei 1921 op de heffing eener plaatselijke
belasting naar het inkomen te Leiden (Zie Ingek. Stukken
no. 34) wordt gelezen als volgt:
„In artikel 3 van bovengenoemde verordening wordt
„artikel 7" gewijzigd in „artikel 5", terwijl in plaats van
700.of meer bedraagt" wordt gelezen: „indien hfj on
gehuwd is 700.of meer en indien hij gehuwd is of onder
het bepaalde in artikel 5, le lid sub b 2o valt, 800.of
meer bedraagt".
2o. in artikel IV dier wijzigingsverordening in plaats van
„1.5" te lezen: „1.25".
B. De wijzigingsverordening aldus gewijzigd, opnieuw
vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. Aran Leiden.
N°. 199. Leiden, 7 Juli 1922.
Krachtens het Koninklijk besluit van 7 Junf 1919 S. 313,
waarbij een nieuw leerplan voor de Gymnasia is vastgesteld,
moet in de 4de klasse van het Gymnasium de Anorganische
scheikunde worden onderwezen. Een tweede verandering in
het onderwijs aan het Gymnasium is vervat in de wet van
1 Maart 1920, S. 105, waarbij het teekenen verplichtend is
gesteld.
Aangezien het Gymnasiumgebouw geen ruimte biedt, om
het onderwijs in de scheikunde in dat gebouw zelf behoorlijk
tot zijn recht te doen komen en het gebouw in het geheel
geen gelegenheid biedt voor het teekenonderwijs, zoodat een
deel der leerlingen in het gebouw der H. B. S. voor Jongens
en een ander deel in het gebouw aan de Pieterskerkgracht
onderwijs in het teekenen ontvangt, hebben Curatoren van
het Gymnasium ons voorgesteld te bevorderen, dat het
Gymnasiumgebouw worde vergroot. Met Curatoren achten
wij den tegenwoordigen toestand onhoudbaar en zijn wij
van meening, dat het in het belang van het onderwijs
noodzakelijk is, dat de leerlingen in het Gymnasiumgebouw
ook het onderwijs in de genoemde vakken kunnen ontvangen.
Ook elders wij noemen slechts de gemeente Haarlem
heeft men op dezelfde gronden uitbreiding van het Gymna
sium noodig geoordeeld.
Verschillende plannen tot verbouwing zijn ontworpen. Het
schijnt ons overbodig, en tot goed en gemakkelijk begrip
der zaak zelfs niet gewenscht, al die plannen in dit prae-
advies aan een afzonderlijke beschouwing te onderwerpen
en wij meerien te kunnen volstaan met eene uiteenzetting
van het laatste plan (in de stukken genoemd plan D), het
welk de instemming heeft verworven van Curatoren van het
Gymnasium en de Commissie van Fabricage en waarmede
oi'k ons College zich geheel kan vereenigen. Het plan D
omvat op den beganen grond eene uitbreiding met een leer-
lokaal voor scheikunde, een lokaal voor practische oefeningen
in de scheikunde, een vertrek voor den amanuensis en twee
kabinetten en op de verdieping eene uitbreiding met een
teekenzaal en modellenkamer, terwijl er gelegenheid bestaat
om, indien dat later mocht worden vereischt, een lokaal bij
te bouwen voor practische oefeningen in de natuurkunde.
De raming van kosten bedraagt voor dit verbouwingsplan
91000.—.
Heeds bij het eerste plan bleek, dat uitbreiding van het
Gymnasiumgebouw slechts mogelijk zoude zijn, indien van
het Bijk een strook grond kon worden verkregen. Toen nu
ten aanzien van de wijze waarop de verbouwing zoude
kunnen plaats hebben, overeenstemming was verkregen,
hebben wij ons, voor den afstand van den benoodigden
grond gewend tot den Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen. De gevoerde onderhandelingen hebben geleid
tot een voorstel van den Minister tot ruiling van grond,
nader omschreven in het bij de stukken gevoegde schrijven.
De teekening A licht dat voorstel toe. Ter verduidelij king
merken wij nog op, dat van het op de teekening gearceerde
terrein, a, b, c, d, e, hetwelk in 1914 tegen eene recognitie
van 1.per jaar in gebruik door het Rijk is afgestaan,
het gedeelte a, b, c, g, waarop inmiddels is gebouwd,
aan de gemeente in eigendom zal komen en dat het Rijk
het recht verkrijgt het resteerende gedeelte g, d, edat
tot wederopzegging bij de gemeente in gebruik blijft, terug
te nemen, zoodra het dat noodig mocht hebben voor een
voorgenomen uitbreiding van het museum voor natuurlijke
historie.
Bij opzegging van het gebruik van dat gedeelte zal het
Rijk elders in het Van der Werffpark een even groot stuk
grond aan de gemeente in gebruik geven, opdat de gemeente
de gelegenheid behoudt voor de plaatsing van de berg
plaats ten behoeve van het park.
Verder ontvangt de gemeente in eigendom de in geel op
de teekening aangeduide gedeelten. De Gemeente heeft deze
stukken grond noodig, omdat de tegenwoordige speelplaats
voor een groot gedeelte door den nieuwbouw zal worden
ingenomen en omdat de rijwielenbergplaats dan moet wor
den verplaatst. Het ligt in het voornemen de rijwielenberg
plaats naar het van het Rijk in eigendom te verkrijgen
gedeelte te verplaatsen.
De uitbreiding van het Gymnasium blijft beperkt tot het
tegenwoordig terrein. De 3V« M2. welke het Rijk blijkens
liet schrijven van den Minister voor eventueele uitbreiding
van het museum in eigendom wenscht te verkrijgen, is in
rood op de teekening aangegeven.
Nu wordt deze zaak eenigszins gecompliceerd, doordat de
Minister aan deze ruiling verbindt den afstand van een 4 M.
breede strook grond aan de Langebrug en de Zonneveld
straat, in groen aangegeven op eene mede bij de stukken
gevoegde teekening B. Het Rijk zou n.l., in verband met
reeds uitgevoerde en nog uit te voeren bouwwerken aan
het natuurkundig laboratorium, gaarne de beschikking over
dien grond erlangen tot afscheiding van den publieken weg
van de laboratoriumgebouwen en terreinen, waarbij het in
de bedoeling ligt daarop een plantsoen aan te planten. Uit
het bovengenoemd voorstel blijkt, dat de Minister niet bereid
is in te gaan op een door ons gedaan aanbod, om aan het
Rijk tot wederopzegging vergunning te verleenen dien grond
in gebruik te nemen tegen de gebruikelijke recognitie en
onder enkele andere voorwaarden. De Minister verlangt,
dat de grond kosteloos aan het Rijk in eigendom wordt
overgedragen.
Na ampele overweging hebben wij gemeend ons niet
tegen het voorstel van den Minister te moeten verzetten,
al achten wij het niet juist, dat de overdracht van den
grond aan de Langebrug en de Zonneveldstraat door den
Minister wordt gekoppeld aan de met de verbouwing van
het Gymnasium gepaard gaande grondruiling. Tegen afstand
van den grond aan de Langebrug en de Zonneveldstraat
behoeft echter o. i. geen bezwaar te bestaan, omdat de
straat een behoorlijke breedte behoudt. Wij achten het ech
ter gewenscht, dat op dien grond een servituut wordt ge
vestigd, dat daarop niet magworden gebouwd. Bij een
onderhoud met den Rijksbouwmeester voor de onderwijs
gebouwen is gebleken, dat van Rijkswege daartegen geen
bezwaar zal worden gemaakt, mits op den grond, welke aan
het Gymnasiumterrein wordt toegevoegd, gelijk servituut
wordt gelegd, evenwel met deze uitzondering, dat het
geoorloofd is op dien grond een rijwielenbergplaats te bou
wen; O. i. kan deze nadere voorwaarden geaccepteerd
worden.
Resumeerende geven wij U in overweging te besluiten:
I. tot verbouwing van het Gymnasium overeenkomstig
bet plan D en tot beschikbaarstelling van de daarvoor
benoodigde geldeü door vaststelling van den hierbij cver-
gelegden begrootingsstaat, groot 91000.
II. te verklaren, dat niet meer voor den openbaren dienst
bestemd is een 4 M. breede strook grond, groot 425 M2.,
aan de Langebrug en de Zonneveldstraat, op de bij dit
praeadvies behoorende teekening B in groen aangeduid;
III. met het Rijk eene overeenkomst aan te gaan, waarbij
A. het Rijk aan de gemeente kosteloos in eigendom afstaat:
1°. het gedeelte a, b, c, g, ter grootte van 100 M2.,
van de in 1914 in gebruik gegeven 300 M2. grond, op de
bij dit praeadvies behoorende teekening A gearceerd aan
gegeven, terwijl de gemeente het resteerende gedeelte g, d, e
tot wederopzeggens in gebruik behoudt, onder voorwaarde,
dat, bij opzegging van het gebruik van dat resteerende ge
deelte, het Rijk elders in het van der Werffpark, een ander,
ten minste even groot stuk aan de gemeente in gebruik
afstaat