314 MAANDAG 26 JUNI 1922. met sympathie doen, omdat zij zich tot dat vak aangetrokken gevoelen. Dan is er nog een ander gevaar aan verbonden. Hoe zal men de zaak regelen op de gemengde scholen, als door de gewone onderwijzeressen, die een klasse voor haar rekening hebben, handwerkonderwijs moet worden gegeven. Waar blijven dan dien tijd de jongens? Dat weet men niet. Er zullen daardoor moeilijkheden ontstaan. Een voor de hand liggende oplossing is, dat men den schooltijd voor de jongere kinderen bekort en dan in den tijd, die vrij komt, de gewone onderwijzeressen handwerkonderwijs gaan geven in andere klassen, maar dat zou ten gevolge hebben, dat de onder wijzeressen steeds in de lagere klassen zouden moeten blijven en nooit kans zouden hebben onderwijs te geven in de hoogere klassen. Wij zijn vóór de gelijkstelling van man en vrouw, als zij de noodige bekwaamheden bezitten, en wij zouden er tegen zijn, als de onderwijzeressen veroordeeld werden om altijd in de lagere klassen onderwijs te geven. Wij hebben dit voorstel gedaan, omdat wij het in het belang van de kinderen achten, als het handwerkonderwijs blijft opgedragen aan vakonderwijzeressen. De heer de Lange. M. d. V. Slechts een enkel woord. Ik kan mij niet begrijpen, dat er van zoo vele kanten oppositie komt tegen dit voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat strekt om liet handwerkonderwijs in het vervolg in hoofdzaak toe te vertrouwen aan de klasse-onderwijzeressen. De laatste spreker zegt een voorstander te zijn van de gelijk stelling van man en vrouwals wij dat argument hierbij ook willen te pas brengen, dan is dat juist een argument om het handwerkonderwijs aan de klasse-onderwijzeressen op te dragen. Wat zien wij bij het gewone lagere onderwijs? Dat de flinke onderwijzers en onderwijzeressen zich beijveren om na het behalen van de gewone akte meerdere bijakten te verkrijgen, zooals in talen, handwerken enz., en wat is natuurlijker dan dat zij dat doen, omdat zij ambitie voor hun vak hebben en opdat zij die bijakten productief kunnen maken in de school. Men zal toch niet willen onderstellen, dat zij uitsluitend die bijakten halen om daardoor de 100.— verhooging van salaris te verwerven, welke voor het bezit van die akten wordt toegekend? De onderwijzers en onderwijzeressen staan voor mij te hoog om dat van hen te onderstellen! Wij zien bovendien herhaaldelijk, dat een onderwijzer, die een taaiakte heeft, juist op grond van het bezit van die bijakte in de verschillende klassen komt om dat vak te onderwijzen. De Voorzitter heeft ons heden zelf over de school van den heer Hibma mede gedeeld, dat de onderwijzers daar circuleeren in de klassen, omdat zij in die klassen het onderwijs moeten geven, waartoe hun bijakten hen bevoegd maken. Het handwerkonderwijs staat op dezelfde lijn en ik vind het ook een denigreeren van de klasse-onderwijzeres, dat niet te pas komt, dat wij zouden zeggen, die kan geen handwerken onderwijzen in verschillende klassen. De heer Meijnen heeft op uitnemende wijze uiteengezet, dat zij, wat de opleiding enz. betreft, precies gelijkstaat met de vakonderwijzeres. Alleen heeft zij te Leiden door de buiten sporige vrijgevigheid van het gemeentebestuur tot heden toe niet de gelegenheid gehad om van dit onderwijsvak routine te krijgen, omdat de Raad op voorstel van Burgemeester en Wethouders het instituut- van vakonderwijzeressen heeft ingesteld, dat ons ongeveer 40000.— per jaar kost en geheel overbodig is. Men zie maar naar het bijzonder onderwijs; daar geven ongeveer alle klasse-onderwijzeressen handwerken- onderwijs. Is dan bij het bijzonder onderwijs het handwerken- onderwijs niet goed? Ik zal de laatste zijn om dit te onder stellen. Waarom zou de klasse-onderwijzeres, wanneer zij dit onderwijs geregeld geeft, zich niet dezelfde routine verwerven als de vakonderwijzeres? Ik zal mij dus van harte aansluiten bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders, èn om zuinigheidsoverwegingen èn om waardeerings-overwegingen voor de handwerkenakte van de klasse-onderwijzeres èn uit een oogpunt van gelijk stelling voor het gebruik in de school van alle bijakten voor alle onderwijzers en onderwijzeressen. De Voorzitter. Het spijt mij, dat de heer van Hamel zijn voorstel niet wat verduidelijkt heeft. Ik blijf dan ook bij hetgeen ik reeds zeide: zijn voorstel is onaannemelijk door zijn groote vaagheid. Zooals het daar ligt is het niet wel uitvoerbaar, het is geen voorstel, waaraan men houvast heeft. De bedoeling van den heer van Hamel is om het hand- werkenonderwijs te geven buiten schooltijd, met andere woorden den ouden toestand geheel te handhaven. Ook de heer Wilbrink c.s. gaat dien kant eenigszins uit. Ik moet dit al dadelijk afwijzen. Duidelijk is in de stukken gezegd, dat de Minister van Onderwijs een aanschrijving gericht heeft aan de Inspecteurs van het lager onderwijs om niet goed te vinden dat het onderwijs in de handwerken buiten den gewonen schooltijd valt. De Inspecteur te dezer plaatse wenscht zich geheel aan deze aanschrijving te houden, wij kunnen er dus lang en breed over praten, het geeft toch niets; een leerplan, waarin voorkomt handwerkonderwijs buiten den gewonen schooltijd, wordt eenvoudig niet goedgekeurd. Men moge dat betreuren, te veranderen is dat nu eenmaal niet. Blijft over de quaestie, of het onderwijs gegeven moet worden door vakonderwijzeressen dan wel door de gewone onderwijzeressen. Nu zijn Burgemeester en Wethouders het wat dit betreft volkomen eens met hetgeen de heeren Meijnen en de Lange hebben gezegd. Wij kunnen niet inzien, waar om de gewone onderwijzeressen, die de acte daarvoor hebben, dit onderwijs niet zouden kunnen geven, er is geen enkele reden, waarom zij, die de bevoegdheid bezitten om dit onder wijs te geven, daarvan geen goed gebruik zouden kunnen maken. Ik heb zelfs wel eens de meening hooren verkondigen, dat het voor de kinderen van veel belang is dat zij ook handwerkenonderwijs krijgen van hun eigen onderwijzeres, met wie ze dagelijks omgaan en van wie ze ook onderwijs in de andere vakken krijgen. Wij zien dus niet in, waarom dit onderwijs nu aan afzonderlijke vakonderwijzeressen opgedragen moet worden. Als opging de redeneering, die men zoo dikwijls hoort, namelijk, de vakonderwijzeressen hebben zich in dat vak bijzonder be kwaamd, zij hebben daarvoor bijzondere sympathie, dan kon men op die manier wel voor elk vak vakonderwijzeressen hebben. Dezeltde redeneering zou men kunnen houden voor rekenen, lezen, en voor ieder ander vak. Ik erken gaarne het groote nut, dat wij gehad hebben van de uitstekende vakonderwijzeressen in deze gemeente, maar ik kan niet inzien, dat het handwerkenonderwijs zou achteruit gaan als het opgedragen werd aan de gewone klasse-onder wijzeressen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dit moet niet vergeten worden, zal tot groote bezuiniging strekken. Het amendement van mevrouw van Itallie, dat gelijkluidend is aan dat van den heer Groeneveld, zal de gemeente 19000.kosten. Het amendement van den heer Wilbrink zou 9000. kosten. Wij moeten hierbij tevens wel in het oog houden, dat dan bovendien de gelden, die wij aan de bijzondere school besturen moeten uitkeeren, verhoogd zullen worden. Wij be hoeven het bedrag, dat het ons kost, wel niet direct uit te keeren aan de bijzondere schoolbesturen, maar dat zit zoo: Wij moeten aan de bijzondere schoolbesturen per leerling uitkeeren het bedrag, dat een leerling op onze scholen ge middeld kost, en als wij nu aparte vakonderwijzeressen voor de nuttige handwerken houden, dan worden de gemiddelde kosten per leerling van onze scholen verhoogd, zoodat wij die verhoogde kosten ook aan de bijzondere schoolbesturen moeten vergoeden. Het is dus betrekkelijk een dure liefhebberij om de vakonderwijzeressen te behouden. De vraag mag dan ook wel eens gesteld worden of het nut, dat er aan is verbonden, wel evenredig is aan de groote uitgave, die het vordert. Burgemeester en Wethouders zullen zorgen, dat het onderwijs geen schade lijdt; wij zullen langzamerhand de vakonder wijzeressen afschaffen, hetgeen echter niet beteekent, dat wij dat instituut zullen laten uitsterven, maar wij zullen naar de omstandigheden handelen. Zijn er klasse-onderwijzeressen, die in tijden het vak nuttige handwerken niet hebben gedoceerd, dan zullen de vakonderwijzeressen nog kunnen blijven op treden. Zonder eenige schade aan het onderwijs toe te brengen zullen de vakonderwijzeressen langzamerhand door klasse onderwijzeressen worden vervangen. Wat betreft het idee van de Plaatselijke Schoolcommissie, Burgemeester en Wethouders zullen dat gaarne overwegen, als de reorganisatieplannen moeten worden uitgevoerd. Op die détails kan ik echter niet ingaan, te minder omdat er verschillende punten bij zijn, die in den Raad niet thuis behooren, bijvoorbeeld de vraag waar de jongens zullen blijven als de meisjes handwerkonderwijs krijgen. Laten wij niet in. al die finesse's afdalen, want zij behooren bij het leerplan, dat niet ter beoordeeling van den Raad staat. Het is dan ook niet mijn bedoeling op al die vragen antwoord te geven. Het idee der commissie zullen wij, zooals ik zeide, gaarne over wegen. Ook ik meen, dat wij dien kant uit moeten. Burgemeester en Wethouders handhaven dus hun voorstel en ik geef den Raad in overweging zich daarmede te ver eenigen. Het onderwijs zal er niet slechter door worden, terwijl het voor de gemeente een bezuiniging van belang zal geven. Indien er nog leden zijn, die wenschen te repliceeren, dan verzoek ik hun dat kort te doen, want ik zou gaarne zien, dat de voorstellen heden werden afgewerkt. Mevrouw Dubbeldeman—Trago. M. d. V. Ik zal niet meer spreken over de wenschelijkheid om de vakonderwijzeressen niet af te schaffen, maar ik wil er op wijzen, dat wij in de practijk zijn gekomen tot vakonderwijzers voor de gymnastiek en dat de ervaring, welke wij met dat vak hebben opgedaan, heeft bewezen, dat wij den verkeerden kant op zullen gaan,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 26