308
MAANDAG 26 JUNI 1922.
omdat ik wat betreft handenarbeid over een 12-jarige ervaring
kan beschikken, niet wat mijzelf aangaat, maar wat betreft de
jongens van het Rijksopvoedingsgesticht.
Wanneer ik naga, welk een groote moeite het kost om bij
dagelijksch onderwijs in handenarbeid en in daarbij behoorend
teekenen en theorie den jongens voldoende van een vak bij te
brengen om hen in staat te stellen er later hun brood mee
te verdienen, dan zie ik niet in, wat voor nut het kan hebben
om op de lagere school gedurende eenige uurtjes per week
als dat er af kan en soms nog facultatief, onderwijs te gaan
geven in handenarbeid. Wat zal men in dien korten tijd ervan
leeren
Hier komt bij, dat men alle jongens over één kam gaat
scheren, tenzij men met klei gaat prutsen en met papier, wat
niets te beduiden heeft. Men gaat hun allen timmeren leeren;
of zij er lust in hebben of niet: timmeren! En als zij dan
den geheelen schooltijd door af en toe getimmerd hebben,
zullen zij de gereedschappen een weinig kennen, zullen zij een
beetje handigheid hebben gekregen en zullen zij in staat zijn
een courantenhanger of dergelijke voorwerpen van gering nut
te maken. Een jongen, die aanleg heeft zulke dingen te fabri-
ceeren, komt er toch wel toe, al wordt hij er niet extra in
onderricht. In het dagelijksch leven zal een ieder wel hebben
ondervonden, hoezeer datgene, waarin men liefhebberij heeft,
van zelf komt, terwijl men datgene, waarin men geen liefhebberij
heeft, na schooltijd spoedig laat rusten. Dat zal bij den
handenarbeid ook het geval zijn.
Ik vrees bovendien, dat wij van den kostbaren schooltijd
te veel zullen afnemen. Wij moeten er thans reeds afnemen
voor de schoolbaden
De heer A. Elkerbout. En voor de catechisatie!
De heer Oostdam. Ik weet niet of de kinderen gedurende
den schooltijd naar de catechisatie moeten. Wel weet ik, dat
de Roomsch-Katholieke geestelijken den catechismus na den
schooltijd geven. Die opmerking snijdt dus weinig hout en
als de heer Eikerbout niets anders heeft, laat hij dan maar
uitscheiden.
Er wordt reeds zooveel van den kostbaren schooltijd afge
nomen, dat ik bepaald moet afraden, er ook nog af te riemen
voor het nuttelooze onderwijs in handenarbeid. Ik zal dus
meegaan met Burgemeester en Wethouders, waar dezen de
school met dat vak niet willen belasten, ondanks de ideale
denkbeelden, die mevrouw van Itallie koestert. Wij kunnen
langs den weg van gewoon onderricht den kinderen ook wel
leeren, dat men heeft te waardeeren hetgeen met de hand
wordt verricht.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik verschil weer van meoning
met den heer Oostdam en ik sta veel meer aan de zijde van
mevrouw van Itallie. Ik had gaarne gewild, dat de heeren
in de eerste plaats de heer Oostdam, die den handenarbeid
blijkbaar niet kent, want hij meent, dat die alleen in timmeren
bestaat eens gelezen hadden een paar hoofdartikelen in
Het Nieuws van den Dag. Een man van hoogen leeftijd
vertelde daarin eens: wat hij in zijn leven geleerd had was
hem niet van nut geweest en dat hij veel niet geleerd heeft
waarvan hij veel nut en veel genoegen zou hebben kunnen
gehad. Hij zeide veel te hebben geleerd, onder andere oude talen,
waaraan hij niets had gehad, maar niet te hebben geleerd
zijn handen te gebruiken, zoodat hij voor allerlei kleinigheden,
die anderen gemakkelijk verrichten, anderen moest laten doen
en dus betalenalleen de enkele dingen, waarvoor hij bijzonderen
aanleg had, kon hij nu doen, zij kostten hem geen geld. Hij
meende, dat hij in zijn leven veel had kunnen uitsparen en
het zich veel aangenamer had kunnen maken als hij in zijn
jeugd verschillend handwerk had geleerd. Ik geloof, dat dat
niet zoo slecht gezien was. Wij allen hebben zeker in meerdere
of mindere mate een zelfde ervaring opgedaan.
Ik weet wel, dat de invoering van den handenarbeid eenig
geld zal kosten, maar dat is dan ook het eenige bezwaar,
doch waar men de meisjes handwerkonderwijs moet geven en
wellicht niet weet wat men in dien tijd met de jongens moet
doen, zou het een uitredding kunnen zijn hun onderwijs te
geven, dat voor hun volgend leven van belang is, namelijk
onderwijs in handenarbeid. Ik zal dus aan dit amendement
gaarne, mijn stem geven, al weet ik, dat het de gemeente
eenig meerder geld zal kosten.
De heer Eerdmans. Ik heb getracht mij op de hoogte te
stellen van de beteekenis van de oefeningen in den handen
arbeid op de lagere school, en de mededeelingen, die ik daar
omtrent gekregen heb, waren niet van een bijzonder gunstigen
aard. Ik moet echter wel bekennen, dat het toch niet in
overeenstemming is met datgene, wat ik had gehoopt te ver
nemen.
Het zou mij een groote vreugde gegeven hebben wanneer
het mogelijk was om, zooals mevrouw van Itallie dat heeft
gezegd, in het onderwijs een element te brengen, dat iets
anders vertegenwoordigt dan het luisteren.
Nu weet ik niet, of de toestand van dit vak met zich brengt,
dat het misschien ook in de oogen van de onderwijzers binnen
korten tijd iets meer zal geven dan totnogtoe. Ik weet niet,
hoe het in dit opzicht op de bijzondere school is, of men
zich daar in deze richting eenigermate beweegt; wel weetik,
dat het bij sommige Nutsscholen het geval is.
Zooals gezegd, ik weet te weinig bijzonderheden ervan om
er een gevestigd oordeel over te hebben. Ik heb mijn licht
moeten opsteken bij menschen, die zich met het gewone
onderwijs bezighouden.
Ik zou echter de vraag willen stellen, of het noodzakelijk
is, dat, zooals Burgemeester en Wethouders willen, het onder
wijs in dit vak gebiedend buitengesloten wordt. Als men het
in het midden laat, dan zal men naar omstandigheden kunnen
handelen en het alsnog in het leerplan opnemen als men het
wenscht of noodig oordeelt. Dit categorisch verbod is een
van die dingen, welke mij toch een beetje bevreemden.
De heer de Lange. M. d. V. Ik zou het zeer betreuren, als
het voorstel van Burgemeester en Wethouders in deze zaak
niet werd gevolgd.
Indien de handenarbeid als leervak op de scholen wordt
ingevoerd, dan moeten alle leerlingen eraan deelnemen. Dat
wil dus zeggen, dat het leerplan weder met een nieuw vak
wordt uitgebreid, terwijl men, terecht, reeds over overlading
van dat leerplan klaagt.
In de tweede plaats: wie moeten het vak onderwijzen? Er
zijn geen onderwijzers, die de bevoegdheid daartoe hebben.
De enkelen, die dergelijke bevoegdheid hebben, zijn in den
regel niet bij het lager onderwijs werkzaam.
In de derde plaats, wie nu werkelijk liefhebberij voor huis
vlijt hebben, moeten daarmede toch niet beginnen op hun
zesde, zevende of achtste jaar. Men moet ermede beginnen
als men 12 jaar is en een stuk gereedschap kan hanteeren.
Dan kan men iets dragelijks voor den dag brengen. Maar
dan zijn er vermoedelijk ook te Leiden wel huisvlijtcursussen
om hun, die werkelijk in dit vak liefhebberij hebben, eenig
onderwijs te geven, terwijl toch de eigen oefening bij huisvlijt
zeker nummer één blijft.
Voor zoover ik weet wordt op de bijzondere scholen te
Leiden nergens onderwijs in handenarbeid gegeven. Men kan
het fröbelen van de kinderen op de bewaarschool toch moeilijk
rangschikken onder handenarbeid.
Ik geloof dus, dat wij het advies van Burgemeester en
Wethouders moeten volgen.
De heer Jan de Lange. Ik geloof, dat wij, als wij dit vak
zouden willen invoeren, eenigszins voor een onmogelijken
toestand zouden komen te staan, althans voorloopig.
Wie zou het moeten onderwijzen? Dit vak kan men niet
gelijkstellen met het handwerkonderwijs aan meisjes. Alle
meisjes kunnen hetzelfde handwerkonderwijs genieten, maar
als men den jongens onderwijs in handenarbeid wil geven,
waaraan zij in hun volgend leven iets zullen hebben, dan
zal dat onderwijs niet beperkt moeten blijven tot één vak maar
zal het zich moeten uitstrekken over misschien 10 vakken.
Men kan niet zeggen: laten wij als handenarbeid nemen het
vak timmeren; want onder duizend jongens zullen er mis
schien maar 20 zijn, die later timmerman wordenalle anderen
zouden niets aan het onderwijs in dit vak hebben.
Wij zouden onderwijs moeten geven in alle vakken van
handenarbeid, willen wij bereiken, dat de leerlingen er in de
toekomst iets aan zullen hebben.
Overigens geloof ik, dat dergelijk onderwijs toch zeer weinig
nut zou afwerpen. Als wij zien hoe betrekkelijk weinig de
leerlingen van de Ambachtsschool, die zooveel ouder zijn en
in een bepaald vak onderwezen worden, medebrengen, dan
kan ik mij niet voorstellen, dat dergelijk onderwijs aan kinderen
tot hun 12de jaar, gedurende eenige uurtjes in de week en
waarschijnlijk in 1 of 2 vakken, nut zal afwerpen.
Mevrouw van Itallie—van Embden. M. d. V. Mag ik even
iets zeggen? Hetgeen ik dan ga zeggen zal u genoegen doen.
De Voorzitter. U hebt uw amendement al toegelicht. Als
u kort wilt zijn, wil ik u nog wel even het woord geven.
Mevrouw van Itallievan Embden. M. d. V. Als toelichting
zou ik nog willen zeggen, dat hier van het leeren van een
beroep geen sprake is en dat er vele soorten van handen
arbeid zijn. Ik zal daarop echter niet verder ingaan en mij
bepalen tot de mededeeling, dat ik mijn amendement intrek
en ik mij eenvoudig voorneem tegen punt VIII te stemmen.
Gij wilt, dat het vak handenarbeid niet zal worden ingevoerd,
en ik vraag voor dat vak de toekomst niet te sluiten.
Ik trek dus mijn amendement in, waarmede ik u, naar ik
meen, een genoegen doe.