MAANDAG 26 JUNI 1922. 307 te dienen in plaats van bij punt XI, waarbij het mijns inziens niet thuis behoort. Mevrouw van JtalliEt-van Embden. M. d. V. Het zal toch op die manier niet volmaakt zuiver zijn. Ik heb mijn amendement voorgesteld met het oog hierop. Wanneer de meisjes handwerkonderwijs hebben, dan moeten de jongens ook beziggehouden worden in dien tijd; anders zou men die naar huis moeten sturen wat ik niet goed vind of met hen andere vakken behandelen, wat ook niet goed is, omdat de meisjes dan achter zouden komen. De Voorzitter. Ik zou er nog op willen wijzen, dat men niet kan voorstellen, dat de jongens in de uren, waarin de meisjes handwerkonderwijs krijgen, les in handenarbeid zullen krijgen. Dat raakt heelemaal het leerplan, dat door Burge meester en Wethouders in overeenstemming met den Inspecteur wordt vastgesteld. De vraag, in welke uren de leerlingen les krijgen in een ot ander vak, staat dus niet ter beoordeeling van den Gemeenteraad. Men kan dus niet in een voorstel, dat strekt om het vak handenarbeid in te voeren, tevens bepalen in welke uren les in dat vak zal worden gegeven, al ligt het natuurlijk voor de hand, dat bij aanneming van het voorstel in de uren, waarin de meisjes handwerkonderwijs hebben, les in handenarbeid aan de jongens zal worden gegeven. Ik geef daarom de voorsteller in overweging het amende ment aldus te doen luiden: »dat op de gemengde scholen het vak handenarbeid voor jongens zal worden ingevoerd en dat bovendien Woensdags middags facultatief zal worden toegevoegd een cursus in handen arbeid voor meisjes en jongens." Dan is de zaak formeel in orde. Mevrouw van Itallievan Embden. M. d. V. Het lijkt mij verkeerd, want, als ik vroeg het vak handenarbeid voor jongens in te voeren, dan zou dat inhouden, dat ik datzelfde niet vroeg voor de meisjes, en dit is het geval niet. De Voorzitter. U stelt voor om aan de jongens in dat vak onderwijs te doen geven in de uren, waarin de meisjes handwerkonderwijs krijgen. Mevrouw van Itallievan Embden. En gij zegt, dat ik over die uren niet mag spreken. De Voorzitter. Ik geef u alleen een goeden raad. Hetgeen u bij punt XI voorstelt behoort bij punt VIII. Mevrouw van Itallie—van Embden. Indien gij zegt, dat ik niet mag voorstellen les in handenarbeid te doen geven, vindt gij het dan beter, dat ik tegen punt VIII stem? Ik begrijp niet waarom gij op deze wijze voor dit vak de toe komst afsnijdt. De Voorzitter. Ik redigeer alleen het amendement zooals het mijns inziens geredigeerd moet worden. Wilt u het in dien zin wijzigen of niet? Mevrouw van Itallievan Embden. Ik kan wel tegen punt VIII stemmen, maar dan bereik ik daarmede niet, dat het vak handenarbeid wordt ingevoerd. De Voorzitter. Als gij het hier afstemt, kan het niet elders worden ingevoerd. Mevrouw van Itallie—van Embden. Mag ik dan voorstellen punt VIII te doen vervallen? Vindt gij het noodzakelijk dat vak voor de toekomst uit te sluiten? Indien gij er niets van zegt, maakt gij toch, dat het niet een deel van het leerplan wordt. De Voorzitter. Als punt VIII vervalt dan komt er ook geen handenarbeid. De heer Sijtsma. M. d. V. Gij spreekt telkens van voor stellen van mevrouw van Itallie, maar ik heb ze ook mede onderteekend. In dit geval ben ik het volkomen met u eens en ik raad mijn mede-onderteekenares van het amendement aan dit in dien vorm te redigeeren. Wordt het aangenomen, dan moeten Burgemeester en Wethouders het vak handen arbeid in het leerplan opnemen en dan kunnen wij, als het leerplan niet naar onzen zin is, dat altijd kenbaar maken en zeggen, dat wij het anders wenschen. Het is de vraag of het vak handenarbeid zal worden ingevoerd. Mevrouw van Itallie heeft mij medegedeeld, hoe zij die zaak bestudeerd heeft en daarover een rapport heeft uitgebracht; het lijkt mij, haar gehoord, wel wenschelijk dat vak in te voeren. Wij kunnen het amendement wijzigen in den zin als door u, Mijnheer de Voorzitter, aangegeven. Wenscht gij het ge wijzigd amendement schriftelijk te ontvangen? De Voorzitter. Ik ben bereid het te beschouwen, dat uw amendement aldus gewijzigd is ingediend. U behoeft het mij dus niet schriftelijk te doen toekomen. Kan Mevrouw van Itallie zich nu met de wijziging, door haar partijgenoot aangebracht, vereenigen? Mevrouw van Itallie—van Embden. Ja, Mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Dan luidt het amendement aldus: »dat op de gemengde scholen het vak handenarbeid voor jongens zal worden ingevoerd en dat bovendien Woensdags middags facultatief zal worden toegevoegd een cursus in handenarbeid voor meisjes en jongens." Wil een van de beide voorstellers het amendement toe lichten Mevrouw van Itallie—van Embden. M. d. V. Alvorens aan te geven de principieele gronden, waarom ik den handen arbeid zoo goed vind, wil ik erop wijzen, dat de Minister er absoluut niet tegen is; hij geeft als het ware aan, dat onderwijs in dit vak gegeven mag worden en volgt hierin dus de nieuwe lijn. Burgemeester en Wethouders echter stellen voor te bepalen, dat het vak handenarbeid niet zal worden ingevoerd. Zij geven in hun toelichting daarvoor hunne redenen aan, maar ik zou daartegenover toch andere redenen willen stellen. Wij weten, dat het onderwijs veel te veel is een oppompen naar intellectualisme en dat handenarbeid daarbij veel te veel in de verdrukking komt. Het is uitstekend wanneer kinderen wel hunne hersens gebruiken maar er is ook zeer veel voor te zeggen, dat zij hun hersens ook eens door middel van hun handen laten werken. Ook weten wij, dat het zeer noodzakelijk is, dat de kinderen een bepaalde handigheid in het doen krijgen. Onze school wordt altijd verweten, dat zij te veel een luisterschool is, waar de kinderen zelf niets moeten doen, maar alles in zich moeten opnemen. Nu is onderwijs in handenarbeid een begin om te maken dat de kinderen iets praesteeren in het practisch werken en daarenboven eerbied krijgen voor hetgeen anderen door hun handenarbeid tot stand brengen. In dit verband wijs ik erop, dat gedurende de mobilisatie door de gemobiliseerde manschappen zoo ontzaglijk veel is vernield en een van de oorzaken daarvan achtte men hierin gelegen, dat men niet eerbied had voor het werk, waarvan men niet wist met hoeveel arbeid en zorg het in orde wordt gemaakt. Om al deze redenen ben ik voor het onderwijs in handen arbeid op de lagere school. Om echter tegemoet te komen aan Burgemeester en Wethouders, die dit vak niet ingevoerd willen hebben, wil ik de invoering facultatief stellen, zoodat het op het oogenblik nog niet behoeft te worden ingevoerd maar wij voor de toekomst de mogelijkheid van invoering niet afsnijden. Dat ik dit onderwijs voor de jongens heb gevraagd in de uren dat de meisjes handwerkonderwijs krijgen, heeft een practische reden. Ik wist niet wat de jongens anders wel zouden moeten doen. Wanneer de jongens in die uren onderwijs in andere vakken kregen of een pleizierig verteluurtje hadden, dan zou het mij begrooten, dat de meisjes dat ook niet zouden medemaken. De heer van Hamel. Ik ben het niet eens met mevrouw van Itallie. Waar zal men de krachten vandaan halen om het onderwijs in handenarbeid te geven? Ook zal de inrichting der lokalen er iets voor gewijzigd moeten wordenmen moet ook rekening houden met aanschaffing van gereedschappen en materialen. Dat onderwijs zal dus veel kosten, en daarmede kom ik op de verstandige bezuiniging, waarvan ik een groot voorstander ben. Ik vind dan ook, dat Burgemeester en Wethouders volkomen gelijk hebben met voor te stellen, dat dit vak niet zal inge voerd worden. Wat later de toekomst zal opleveren, zullen wij moeten afwachten, maar voor het oogenblik zou ik er niet vóór zijn dit vak in te voeren. De heer Oostdam. M. d. V. Ik deel niet alleen alle bezwaren, door den heer van Hamel geopperd, maar ik heb bovendien volstrekt geen verwachtingen van het onderwijs in handen arbeid. Het zal zeer weinig nut opleveren. Mevrouw van Itallie heeft het idealistische denkbeeld ont wikkeld, dat men daarmede de aanstaande groote menschen zou leeren, elkanders handenarbeid te waardeeren. Dat zijn zoo van die schoone dingen, welke deze spreekster bij de debatten zoo aantrekkelijk weet voor te dragen en waardoor wij ons haast zouden laten inpalmen. Mevrouw van Itallie—van Embden. Gelukkig dat u sterk staat De heer Oostdam. Ik sta daarom op dit gebied zoo sterkT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 19