MAANDAG 26 JUNI 1922. 305 dat die in het belang van het onderwijs zal zijn. De Ver- eeniging van Hoofden heeft daarop in haar rapport gewezen en, als ik mij goed herinner, heeft ook de Plaatselijke School commissie hetzelfde gedaan. Leerrijk is te dien aanzien hetgeen de heer Blekkink, vroeger Hoofd eener school alhier, thans te Amsterdam, dienaangaande schrijft de brief bevindt zich in het dossier aan de Vereeniging van Hoofden alhier. Hij waarschuwt ernstig tegen de noodlottige gevolgen van zoo'n splitsing èn uit onderwijs-oogpunt èn wegens de orde enz. enz. enz. De heer Meijnen, die verleden week heeft voorgesteld om punt IV uit te stellen, zal wel kunnen meegaan met mijn denkbeeld om tegen de splitsing van de scholen 1 en 4 te stemmen. Die splitsing zou, zooals ik zeide, tegen het belang van het onderwijs zijn en in de practijk tot groote bezwaren en moeilijkheden aanleiding geven. Waar nu bovendien die splitsing nog niet bepaald noodig is, omdat het aantal leerlingen van 600 per school nog tot 1 Januari 1924 zal worden toege laten, is er dunkt mij alles voor te zeggen om tegen de splitsing van die beide scholen te stemmen. De heer Meijnen. M.d. V. Ik wensch over de school No. 3, de Leerschool, een vraag te doen. Ik ben het eens met uw argumentatie om die school intact te laten, maar, waar het hebben van een ongesplitste Leerschool een gewichtig onderwijs- belang geldt, doch een belang, dat meer een Rijks- dan een Gemeentebelang is, omdat de leerlingen, die daar opgeleid worden, slechts voor een klein deel Leidsche scholen zullen dienen en voor een groot deel andere scholen, zou ik willen vragen of het niet consequent zou zijn, indien de Regeeririg de financiëele gevolgen van het ongesplitst laten van de school voor haar rekening nam, en of Burgemeester en Wethouders bereid zouden zijn stappen in die richting te doen. Laten wij deze school ongesplitst, dan is dat vooral in het belang van het Rijk, voor hetwelk wij goede leerkrachten opleiden. De heer van Hamel. M.d.V. Naar aanleiding van de opmerking van den heer Meijnen wensch ik er op te wijzen, dat de practijk heeft geleerd, dat op onze Kweekschool wel leerlingen worden opgeleid, van wie het Rijk voordeel heeft, omdat zij laterals onderwijzer op andere plaatsen komen, maar dat toch in hoofdzaak de gemeente Leiden zelve de leerlingen van die school betrekt, terwijl slechts een klein gedeelte naar elders gaat. Het Rijksbelang is dus bij deze school veel minder gemoeid dan de heer Meijnen net voorstelt. Bovendien vind ik het een beetje klein om te zeggen gesteld al dat het waar is het Rijk geniet ervan, het Rijk moet dus ook de kosten dragen. Het Rijk geeft een behoorlijk subsidie aan die school en nu vrees ik, dat het Rijk minder scheutig zou worden, indien men die onderscheiding ging maken. De heer de Lange. M. d. V. Ik ben het geheel oneens met den heer Meijnen, dat er eenige kans zou wezen, dat de Regeering voor de leerschool van de Kweekschool meer onder wijzers zou vergoeden. De wet kent namelijk voor de leer scholen geen afzonderlijke berekening van het aantal onder wijzers; zij kent alleen afzonderlijke regelen voor de bepaling van het aantal onderwijzers voor lagere scholen, uitgebreid lager onderwijsscholen en buitengewone scholen en de leer school kan niet onder de buitengewone scholen vallen. Omdat het een leerschool is, kan het Rijk niet méér onderwijzers voor zijn rekening nemen, maar dit kan geen argument zijn om tegen de splitsing te wezen. En aangezien Burgemeester en Wethouders hebben verklaard, dat zij de splitsing nu wenschen te aanvaarden, omdat zij toch niet verwachten, dat op dit stuk bij de komende technische herziening der Lager Onderwijswet iets zal gewijzigd worden, meen ik, dat wij beter doen met dit voorstel ook ongewijzigd aan te nemen. De heer Meijnen. M. d. V. Het is niet mijne bedoeling om tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen; volstrekt niet. Ik ben het er geheel mede eens; maar ik meende, dat, waar het Rijk dispensatie geeft ten opzichte van het hoofd, het, omdat het een Leerschool betreft, iets verder zou kunnen gaan ook wat de financiën aangaat. Het kan best wezen, dat ik mij in dit opzicht vergis; maar ik zou het op prijs stellen, als Burgemeester en Wethouders eens probeerden in die richting iets te bereiken. De Voorzitter. Wij hebben, gelijk ook in de stukken staat, reeds aan de Regeering over deze zaak geschreven. De heer de Lange heeft volkomen gelijk; de Minister kan op dit oogenblik niet meer leerkrachten vergoeden dan de wet toelaat; maar wij hebben er de RegeeriDg op gewezen, in verband met de wijzigingen, welke binnen kort in de wet aangebracht zullen worden, dat het o. i. gewenscht is wat betreft de leerscholen een wijziging aan te brengen in het aantal leerkrachten, dat vergoed wordt. Wij hebben gezegd: wanneer het in het belang is voor de opleiding van de kweekelingen, dat het hoofd eener leerschool ambulant is, dan is het billijk dat voor zoo'n school één leerkracht meer ver goed wordt. Dit kan op dit oogenblik niet. Daarin heeft de heer de Lange gelijk; maar er kan op dit punt een verandering in de wet worden aangebracht. Wij hebben ten minste in dien geest aan den Minister geschreven, en hem beleefd in over weging gegeven om er straks bij de wijziging der wet rekening mede te houden, dat aan de leerscholen het hoofd ambulant moet zijn wat medebrengt, dat voor deze scholen een leerkracht meer moet worden vergoed. Beide heeren: èn de heer de Lange èn de heer Meijnen hebben gelijk. Omtrent de splitsing zal ik niet veel meer zeggendie zaak hebben wij bij punt I reeds besproken. Ik vind de splitsing geen idealen toestand; het is m. i. de zwakke plek van ons geheele reorganisatie-voorstel; maar wij kunnen er niet aan ontkomen. Er zit niets anders op dan om ook deze scholen te gaan splitsen. De beraadslaging wordt gesloten. Op verzoek van den heer van Hamel wordt de conclusie sub IV gesplitst in stemming gebracht. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, dat de gemengde scholen der tweede klasse scholen blijven, welke in 6 jaren opleiden voor uitgebreid lager onderwijs. Met 25 tegen 2 stemmen wordt vervolgens besloten, dat de gemengde school der tweede klasse N°. 1 wordt gesplitst. Vóór stemmen: de heeren Splinter, Kuivenhoven, Meijnen, Wilmer, Huurman, Sijtsma, van Stralen, Stijnman, de Lange, Piekaar, Knuttel, Groeneveld, van Eek, Bisschop, Sanders, Jan de Lange, Schoneveld, Heemskerk, Pera, Mulder, Bots, Mevrouw van Itallievan Embden, de heeren A. Eikerbout, Wilbrink en de Voorzitter. Tegen stemmen de heeren: van Hamel en Eerdmans. (De heer Oostdam had de vergadering inmiddels verlaten). De Voorzitter. Ik veronderstel, dat de heer van Hamel verder geen stemming zal verlangen over de onderdeelen van punt IV. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop besloten, dat de gemengde school der tweede klasse N°. 2 onveranderd blijft. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om de tweede klasse-school N°. 3 onveranderd te laten, op verzoek van den heer Groeneveld in stemming gebracht, wordt met 21 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren: Splinter, Kuivenhoven, Meijnen, Wilmer, Huurman, Sijtsma, Stijnman, de Lange, van Hamel, Bisschop, Sanders, Eerdmans, Jan de Lange, Schoneveld, Heemskerk, Pera, Mulder, Bots, Mevrouw van Itallievan Embden, de heer Wilbrink en de Voorzitter. Tegen stemmen de heeren: van Stralen, Piekaar, Knuttel, Groeneveld, van Eek en A. Eikerbout. Ten slotte wordt zonder hoofdelijke stemming besloten, dat de school der tweede klasse N°. 4 wordt gesplitst, zoodat er dus na de splitsing 6 opleidingsscholen van deze soort voor jongens en meisjes komen. De Voorzitter schorst thans de vergadering tot des avonds 8 uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering des avonds te 8 uur. Behalve de Burgemeester en de heeren F. Eikerbout en Dubbeldeman, zijn thans ook afwezig de heeren Schoneveld, Huurman, Splinter en Knuttel. Aan de orde is: VIII. Voortzetting van de behandeling van punt VIII der agenda (Conclusie V). De beraadslaging over conclusie V wordt hervat. De heer van Hamel. M. d. V. De amendementen zijn ver worpen maar daarmede is mijns inziens nog niet van de baan de vraag, of 8 van de 9 derde klasse-scholen zullen gesplitst worden in scholen met jaarklassen. Ik zie het verband tusschen de splitsing en die jaarklassen nog niet in en ik zou willen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 17