300
MAANDAG 20 JUNI 1922.
maken van de uitgebreid lager onderwijssehool, dan zou ik
dat toejuichen.
Wanneer het mogelijk ware die klassen te verdeelen over
de andere, tegenwoordige 2de klasse-scholen of te verbinden
aan één van de bestaande 2de klasse-scholen, ze dus los te
maken van de uitgebreid lager onderwijssehool van den heer
Hibma, dan zou ik dat toejuichen, omdat wij dan zouden
overhouden een zuivere uitgebreid lager onderwijssehool en
omdat de tegenwoordige wet, wat betreft het aantal onder
wijzers, die wij dan mogen hebben voor die zuivere uitge
breid lager onderwijssehool, gunstiger is dan wanneer wij te
maken hebben met een gemengde school, zooals ze nu
nog is.
Dus uit dit oogpunt zou ik dit deel van het amendement
van den heer Groeneveld toejuichen, indien het mogelijk is:
echter zonder nog zijn becijfering van die besparing van
16000.voor mijne rekening te willen nemen. Ik wil niet
zeggen, dat die becijfering onjuist is, maar ik durf ook niet
constateeren, dat zij juist is.
Mijnheer de Voorzitter, mijn vraag aan u is dus, of u kans
ziet dat die 3 lagere klassen met Juli zullen dat zijn de
4de, 5de en 6de klasse, maar de 4de klasse zal een parallel
klasse moeten zijn 1 zouden zijn los te maken van de school
van den heer Hibma, hetzij door verdeeling over andere
scholen, hetzij door ze te verbinden aan een andere school.
Met het tweede gedeelte van het amendement van den
heer Groeneveld ben ik het absoluut niet eens. Wij moeten
voor deze school dien weg niet opgaan. Die school moet niet
gesplitst worden en zij moet blijven onder één hoofd, voor
wien wij dispensatie moeten vragen van de verplichting om
zelf een klasse te hebben.
De Voorzitter. De heer Meijnen vraagt, of het mogelijk
zou zijn om de leerlingen van de lagere klassen, over andere
scholen te verdeelen.
Mijn antwoord is, dat dit grootendeels zal afhangen van
hetgeen straks omtrent het aantal leerlingen per klasse zal
worden besloten. Wordt het voorstel van den heer Groeneveld
om het maximum te stellen op 32 aangenomen, dan kan het
beslist niet en daarom is dit amendement op het eigen stand
punt van den voorsteller niet acceptabel. Als er maar 32
leerlingen in een klasse mogen worden toegelaten, dan kan
ik ze niet in andere scholen onderbrengen. Wordt het maximum
aantal op 36 per klasse gebracht, zooals de heer Meijnen
heeft voorgesteld, dan zal het met eenige moeite gaan, dan
is het ten minste niet beslist onmogelijk, ofschoon de klassen
dan overal propvol zullen zijn. Maar ook al zou het onder
brengen in andere scholen mogelijk zijn, dan nog zou ik de
aanneming van het amendement willen ontraden, want ik
zou dit standpunt willen innemenniet dan in hooge nood
zaak moet men leerlingen, die eenmaal op een bepaalde
school zijn, daarvan verwijderen. Deze jongens zijn grooten
deels al eenige jaren op de school van den heer Hibma en
zij zijn daar gewend, zoodat ik het noch in het belang van
die jongens zei ven noch in dat van de leerlingen der scholen,
waar ik hen zou moeten onderbrengen, zou achten, als wij
een dergelijke dooreenmenging kregen. Ik geef toe, dat het
iets goedkooper wordt, maar dat argument vari de bezuini
ging maakt op mij in dit geval niet zooveel indruk, want,
als ik straks tot den heer Groeneveld zal zeggen, dat er zal
bezuinigd worden, als men een grooter aantal leerlingen per
klasse neemt dan door hem wordt voorgesteld en ook als de
vakonderwijzeressen bij het handwerkonderwijs worden afge
schaft, dan zal hij antwoorden: dat komt er minder op aan,
het onderwijs moet goed ingericht zijn. Het zou dus wel
eenige bezuiniging geven, maar daarin kan ik geen aanleiding
vinden den boel dooreen te gooien. Het is trouwens een kwaal, die
ieder jaar vermindert. Ieder jaar wordt er een klasse af
geknipt.
Er komt bij, dat, als wij die leerlingen over andere klassen
gaan verdeelen, wij eenige lokalen zullen hebben, die onge
bruikt worden gelaten. Op dit oogenblik hebben wij de
beschikbare schoolruimte wel noodig, maar gaan wij de
leerlingen van de lagere klassen over de andere klassen ver
deelen, dan staan er lokalen ongebruikt. Die klassen aan een
andere school te verbinden acht ik niet wenschelijk, want dan
krijgen wij den raren toestand, dat de eerste klassen van de
school van den heer Hibma staan onder toezicht van het
hoofd van een andere school.
Ik kan den Raad dan ook niet aanraden met het amende
ment mede te gaan.
"Wat betreft het voorstel van den heer Groeneveld om de
uitgebreid lager onderwijssehool te splitsen, ik zie geen enkele
reden waarom die school in tweeën moet worden gesplitst. Men
spreekt van bezuiniging, maar men vergeet, dat die splitsing aan
den anderen kant ook weer geld zal kosten. De uitgebreid
lager onderwijssehool heeft dure leermiddelen en bij eventueele
splitsing zal men een dubbel stel leermiddelen moeten nemen.
Dat hakt er nog al in. Bovendien zullen vele voordeelen,
aan den bestaanden toestand verbonden, verloren gaan. Do
10de klasse van de school van den heer Hibma is gesplitst
in een afdeeling A en een afdeeling B. De eerste leidt op
voor het M. U. L O.-diploma A en de tweede voor het M.U.L.O.-
diploma B; het onderwijs is in ieder dier afdeelingen verschillend,
in de eene zijn talen en handelskennis de voornaamste vakken, in
de andere is wiskunde de hoofdzaak. Wordt de school geheel
gesplitst, dan krijgen wij in iedere school één 10de klasse,
zoodat dan die splitsing niet meer mogelijk zal zijn, waardoor
een voordeel voor het onderwijs zal verloren gaan. Bovendien
heeft men thans al moeite om aan die school leerkrachten
met de noodige akten te krijgen. Aan de school zijn thans
twee leerkrachten met bevoegdheid voor handelskennis en
die moeten les geven in zeven klassenbij splitsing wordt
het gevaar grooter, dat men geen voldoend aantal bevoegde
leerkrachten kan krijgen.
Er komt bij, dat aan het niet splitsen dit voordeel verbon
den is, dat het gemakkelijker is klassen bijeen te voegen.
Als men twee scholen heeft, zal men b.v. vier 10de klassen
noodig hebben, terwijl men het anders misschien met slechts
drie zou kunnen stellen.
De splitsing zou mijns inziens zijn een verknoeien van deze
school. Wij hebben hier te doen met een school, die, en terecht,
bijzonder goed aangeschreven staat, waarmede de ouders
veel op hebben en ik zou het daarom des te meer bejamme
ren, als zij door splitsing bedorven werd. Natuurlijk zal zij
gesplitst moeten worden als de Minister geen dispensatie
geeft in zake het ambulantisme; dan zal helaas ook die school
verknoeid moeten worden. Ik zeg dit omdat, zooals ik reeds
bij de algemeene beschouwingen te kennen gegeven heb, dat naar
mijne meening dat splitsen een verknoeien van de school is.
Om al die redenen geef ik den Raad in overweging om dit
amendement te verwerpen.
De heer Groeneveld. M. d. V. U hebt vele bezwaren er
tegen dat die leerlingen van de lagere afdeelingen moeten
overgeplaatst worden. In het algemeen kan ik dergelijke ver
plaatsing evenmin toejuichen; verplaatsen is altijd verkeerd:
maar volgens de voorstellen van Burgemeester en Wethouders
zal verplaatsing van leerlingen herhaaldelijk voorkomen:
volgens punt I, dat is aangenomen, zullen ook leerlingen
verplaatst worden, maar bij de behandeling van dat punt heb
ik niets van die bezwaren gehoord. Bij de inrichting van de
centrale school voor het 7de leerjaar zullen verscheidene
leerlingen van de verschilllende scholen verplaatst moeten
worden, maar van bezwaren heb ik niet gehoord.
Eenigen tijd geleden hebben wij de 4de klasse-scholen op
geheven; de leerlingen van die scholen zijn ook verplaatst
naar de andere scholen, maar ook toen hebben wij van die
bezwaren niets vernomen.
Nu bestaan die bezwaren ongetwijfeld, maar ze zijn toch
blijkbaar alleen in dit geval volgens Burgemeester en Wet
houders bijzonder overwegend. Ik meen echter, dat, waar die
bezwaren in die andere gevallen niet zoo zwaar hebben ge
wogen, ze ook in dit geval niet zoo zwaar behoeven te
wegen
Er is gesproken over leermiddelen, die zijn zoo kostbaar
en er zou voor elke school een stel leermiddelen moeten zijn
maar wat betreft de andere scholen bestaat het plan de leer
middelen telkens door een stel van 2 scholen te doen ge
bruiken. Hier zou dat dus ook wel kunnen.
Dan is er gezegd, dat er geen schoolruimte is om die
kinderen onder te brengen. Aan den anderen kant is er
schoolruimte te veel, want er blijven eenige lokalen leeg staan
maar met een beetje goeden wil zal het wel zoo geregeld
kunnen worden, dat er schoolruimte genoeg is. Men zou des
noods in dit gebouw een geheel andere school kunnen onder
brengen, die meer lokalen noodig heeft. Men kan het wel zoo
regelen, dat men alle aanwezige schoolruimte benut. Maar
overigens, nergens staat geschreven dat de gemeente Leiden
nooit meer een school mag bouwen. Ik geloof, dat de ge-
gemeente toch binnenkort ter vervanging van de bestaande
oude gebouwen nog eenige scholen zal moeten bouwen. Dan
zal er rekening mede gehouden kunnen worden als ei' school
ruimte te kort is. Dan zal er moeten worden bijgebouwd
maar ik zie nog niet in, dat voor dit geval zoo iets dadelijk
moet gebeuren.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik wil verklaren, dat ik alleen
voor het amendement zal stemmen terwille van de opheffing
van het ambulantisme van het hoofd dezer school, doch dat
ik voor die andere dingen, welke in het amendement voor
komen, niets gevoel.
De heer Meunen. M. d. V. Ik zou gaarne zien, dat u het
amendement gesplitst in stemming bracht. Die afscheiding van
de lagere klassen zou ik gaarne afzonderlijk in stemming
gebracht zien.