264
MAANDAG 10 JUNI 1922.
heeren Groeneveld en de Lange wat betreft het verdwijnen
van die categorieën. De naam zal misschien veranderen, maar
ik voorzie, dat de verschillende categorieën precies eender
zullen blijven voortbestaan; alleen met nog een categorie er
bij, namelijk de school van de Eerste Leidsche Schoolver-
eeniging.
Wil men nu niet, dat er een zeker onaangenaam iets vastzit
aan de deelneming aan het Schoolbadwil men niet, dat zich
het idee vestigt, dat het hier betreft een soort van weldadig
heid of het idee dat de deelnemers aan het Schoolbad behooren
tot dat deel van inwoners, die het buitengewoon noodig hebben
dat het vuil er eens af komt, dan moet deelneming aan het
Schoolbad worden een deel van het onderwijsprogramma,
evengoed als schoolkleeding en schoolvoeding het behöoren
te zijn.
Daarom wensch ik deelneming aan dit Schoolbad ook uit
gestrekt te zien tot alle scholen, zoodat ambtshalve aan alle
kinderen de gelegenheid daartoe wordt verstrekt, en ik zou
deelneming er aan ik weet niet, of er wettelijke bezwaren
tegen zijn zelfs verplicht willen stellen.
Ik wil dus voorstellen sub 3°. te besluiten, dat aan het
Schoolbad wordt deelgenomen door alle leerlingen der openbare
scholen en, desverlangd, ook die der bijzondere scholen.
Dit is niet hetzelfde als wat de heer Groeneveld voorstelt.
Dat hoor ik hier wel zeggen, maar dat is toch niet zoo. In
het voorstel van den heer Groeneveld is een kleine onjuistheid.
Hij spreekt daarin van «scholen voor gewoon lager onderwijs".
Volgens deze redactie zouden de scholen voor achterlijke
kinderen en voor slechthoorenden er buiten vallen en dat zal
toch zijn bedoeling wel niet zijn. Het zou dus beter zijn dat
woord «gewoon" weg te laten.
Ik zou mij dan kunnen bepalen tot punt 4, dat ik voorstel
aldus te lezen: «overigens het Volksbad kosteloos open te
stellen".
De Voorzitter. Ik kan mededeelen, dat de heer de Lange
zijn amendement in dien zin gewijzigd heeft, dat aan het slot
tusschen de woorden «jaar" en »en" worden ingevoegd de
woorden «berekend overeenkomstig artikel 2 der Verordening
van 19 December 1921 tot heffing van schoolgeld voor Lager
Onderwijs".
De heer de Lange wil deze wijziging nog even toelichten,
waartoe ik hem het woord verleen.
De heer ftE Lange. M. d. V. Er is mij op gewezen, dat,
wanneer mijn voorstel bleef zooals ik het had geredigeerd,
het onbillijk zou werken. Niet iedereen, die een inkomen heeft
van 1500.heeft dezelfde zorgen, omdat de gezinnen wat
betreft het aantal kinderen uiteenloopen.
Aangezien ik die opmerking juist acht, wensch ik daaraan
tegemoet te komen door aan het amendement toe te voegen,
dat de berekening van het inkomen zal geschieden overeen
komstig artikel 2 van onze verordening op de schoolgeldheffing.
Zooals bekend is, bevat onze verordening op de schoolgeld-
heffing een regeling, waarbij rekening is gehouden met de
gezinssterkte. Het bedrag van 1500. —wordt dus het bedrag
volgens den laatsten aanslag in de Rijksinkomstenbelasting,
na toepassing van den kinderaftrek, zoodat er meer gelijk
matigheid komt in de toepassing.
De Voorzitter. Van den heer Knuttel heb ik een amende
ment ontvangen, strekkende om »4°" te lezen: «Het Volksbad
kosteloos open te stellen".
Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Als niemand meer het woord verlangt,
wensch ik over dit voorstel nog een enkel woord te zeggen.
Wat de opmerkingen van den heer Wilbrink aangaat, sluit
ik mij aan bij hetgeen de heeren de Lange en Groeneveld in het
midden hebben gebracht, namelijk dat de principieele kwestie
niet meer aan de orde is. Die is aan de orde geweest, toen
Rurgemeester en Wethouders aan den Raad hebben voorge
steld om het Volksbadhuis aan de van der Werffstraat te
stichten, en ik mag wel even memoreeren, dat er toen geen
groote strijd over gevoerd is, want in de vergadering van
26 Januari 1920 is na enkele besprekingen zonder hoofdelijke
stemming het voorstel van Burgemeester en Wethouders
aangenomen.
Ik wijs er in dit verband den heer Wilbrink, die zoozeer
tegen de schoolbaden gekant is, verder op, dat die school-
baden reeds bestaan, want op dit ©ogenblik wordt reeds een
deel van de kinderen gebaad in het badhuis van «de Eendracht".
Met de andere heeren ben ik dus van meening, dat wij dit
principieele punt, hoe belangrijk ook, terzijde kunnen' laten.
De zaak is beslist en het gaat thans alleen over de wijze
van exploiteeren van het badhuis.
De heer Wilbrink heeft een vraag gesteld, welke wel aan de
orde is, namelijk hoe het moet gaan met de kinderen van 6
jaar, die naar zijn meening hulp noodig hebben bij het uit
en aankleeden. Vooreerst geloof ik, dat de kinderen van dien
leeftijd zeiven wel in staat zijn dat te doen en verder dat,
voorzoover zij nog hulp noodig hebben, de onderwijzers en
onderwijzeressen, die hen begeleiden, wel bereid zullen zijn
die te verleenen. De vraag van den heer Wilbrink, of de
onderwijzers en onderwijzeressen daartoe gedwongen kunnen
worden, wil ik liever niet uitpluizen. Aan het badhuis van
«de Eendracht" gaat het best en ook aan dat in de van der
Werffstraat zullen zich in dat opzicht wel geen moeilijkheden
voordoen. Laten wij den wensch uitspreken, dat de onder
wijzers en onderwijzeressen die kwestie niet aan dé orde
zullen stellen en dat zij zeiven zooveel zullen gevoelen voor
de hygiënische belangen van de kinderen, dat zij in deze
geen bezwaar zullen maken, Ik laat daar of zij bezwaar zou
den kunnen maken, maar ik geloof, dat zij het niet zullen
doen, dat zij zoozeer overtuigd zullen zijn van het nut der
schoolbaden, dat zij de kinderen gaarne zullen begeleiden en
zoo noodig helpen; ik heb ook geen last gehad met het
begeleiden naar de schoolbioscoop; daarbij hebben zich nooit
moeilijkheden voorgedaan en ik verwacht die hierbij ook niet.
Ik kom thans tot de amendementen. In de eerste plaats
dat op punt 3 van ons voorstel. Het amendement van den
heer Groeneveld gaat het verst, want hij wil kosteloos baden
geven aan alle leerlingen van de scholen voor gewoon lager
onderwijs, Het komt mij voor, dat dat geen aanbeveling ver
dient. Ik zie niet in waarom wij kostelooze baden moeten
geven aan kinderen, wier Ouders best een bad kunnen betalen.
Onder het amendement van den heer Groeneveld vallen alle
scholen voor gewoon lager onderwijs, dus ook die, welke
bezocht worden door kinderen, wier ouders een bad zeer goed
kunnen bekostigen. Ik zie geen enkele reden waarom het
kosteloos moet geschieden, als de menschen het zelf kunnen
betalen. Voor de schoolkindervoeding eri schoolkinderkleeding
geldt toch betzelfde; men heeft er toch nooit aan gedacht om
aan alle kinderen, die op school gaan, kosteloos kleeding en
voeding te verstrekken. Kan men het zelf betalen, dan moet
mén zelf de kosten dragen.
Dus hét zou dwaasheid zijn om ouders, die het niet noodig
hebben, gelegenheid te geven hun kinderen kosteloos te doen
baden. Daarvoor' is het badhuis niet gesticht. Het Zou dus in
strijd zijn met de bedoeling, die voorzat bij de stichting.
De heer de Lange gaat iets minder ver en zegt: neen, ik
ben dat met u eens, maar ge hebt een fout gemaakt) gij
spreekt in uw voorstel van leerlingen van de derde klasse-
scholen, maar die scholen zullen straks verdwijnen en dan
wordt de schoolbevolking door elkaar gemengd en dan kati
men geen bepaalde scholen meer aanwijzen van welker leer
lingen men kan zeggen, dat zij onvermogend zijn.
Ik heb inderdaad over deze quaestie érnstig nagedacht,
omdat ik dat bezwaar gevoel; het is juist als men zegt! de
toestand verandert en gij kunt, dat niet meer als maatstaf
nemen; maar ik ben tot deze conclusie gekomen, dat wat de
heer de Lange wil practisch onuitvoerbaar is.
Wanneer wij gaan zeggen wat de heer de Lange wil: als
de ouders geen hooger inkomen hebben dan Zooveel ik
laat het bedrag op het oogenblik in het midden moeten
de kinderen kosteloos gaan baden, niet persoonlijk maar Via
de school; dan zie ik inderdaad geen kans om het uit te
voeren. Dan zou men van elke school moeten gaan uitpikken
de kinderen, die het wel en die het niet kunnen betalen.
Men nerne bijvoorbeeld eens de school van den heer van
Wamelen. Daar zullen waarschijnlijk ook enkele kinderen
komen, wier ouders in die categorie vallen; het zullen er
misschien één, twee of drie zijn. Ik zie geen kans om dat
uit te voeren en daarom heb ik gemeend een groote lijn te
moeten volgen en te moeten zeggen: laten wij de kinderen
nemen van die scholen, waarvan in doorsnede genomen de
ouders het niet of moeilijk kunnen betalen. Dat zijn natuurlijk
de tegenwoordige derde klasse-scholen, die in bet Vervolg
zullen zijn de scholen, welke opleiden voor eindonderwijs.
Ik weet, ik geef geen goede grens aan; ik weet, dat er
ook op de zoogenaamde eerste en tweede klasse-scholen
kinderen zullen zijn, die in aanmerking zouden moeten komen
voor kostelooze deelneming aan het schoolbad, maar ik zie
geen andere mogelijkheid om de zaak te regelen. Mocht
naderhand blijken, dat op die scholen vele kinderen gaan,
die daarvoor in aanmerking komen, dan kan bet altijd nog
veranderd worden; maar op dit oogenblik moet ik volgen de
groote lijn.
Het zou ook groot bezwaar opleveren om ten aanzien van
al die kinderen te moeten nagaan welk inkomen precies de
ouders hebben.
Men zou ik zal de oude namen aanhouden in bet
vervolg ook dit hebben, dat er Ook kinderen zijn op 3de
klasse-scholen, die niet mede zouden mogen gaan naar het
Schoolbad, omdat hun ouders een hooger inkomen hebben
dan 1500.Men zou dus aan de onderscheidene scholen