112
N°. 174. Leiden, 12 Juni 1922.
Bij besluit vnn Gedeputeerde Staten dezer provincie d.d.
8/19 Mei 1922, werd aan de gemeente Leiden vergunning
verleend voor den aanleg en de exploitatie van een hoog
spanningslijn, uitgaande van den bestaanden kabel in de
gemeente Waddinxveen en loopende in zuidelijke richting,
langs de westzijde van de Gouwe naar de Papierfabriek
„de Schoone Haas", ten behoeve van de levering van draai
stroom aan die fabriek.
Art. 6 der voorwaarden, waaronder deze vergunning werd
verleend, bepaalt echter dat de vergunning geacht wordt
niet gegeven te zijn, indien niet binnen drie maanden na
de dagteekening van het besluit door den Gemeenteraad
van Leiden aan Gedeputeerde Staten is ingezonden eene
verklaring, inhoudende dat hij de vergunning onder de daarbij
gestelde voorwaarden aanvaardt.
Aangezien nu tegen aanvaarding der voorwaarden onzer
zijds geenerlei bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering
in overweging tot het inzenden der bedoelde verklaring
te besluiten.
De beschikking, waarbij bedoelde vergunning werd ver
leend, is in de Leeskamer ter lezing nedergelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
ïjfl, 175. Leiden, 12 Juni 1922.
Ultimo Augustus 1922 eindigt de huur van het IJkkantoor
aan de Lammermarkt, laatstelijk ingevolge Uw besluit van
1 Februari 1921, (Ingek. Stukken No. 28) aan het Rijk
verhuurd tegen een jaarlijkschen huurprijs van 375.—.
Aangezien wij met de Commissie van Fabricage van oordeel
waren, dat de huurprijs, ten einde in overeenstemming te
zijn met de tegenwoordige huurwaarde van dergelijke gebou
wen, weder eenige verhooging diende te ondergaan, gaven
wij den Inspecteur van het IJkwezen te kennen, dat ons
College bereid was verlenging van de huur te bevorderen,
indien de huursom werd gebracht op 400.per jaar.
Genoemde ambtenaar berichtte ons daarop, dat het Rijk
met deze huurverhooging accoord ging, zoodat wij Uwe
Vergadering in overweging geven het gebouw, ingericht tot
ijkkantoor, staande aan de Lammermarkt naast de openbare
lagere school der 3de klasse N°. 3, voor het tijdvak van
1 September 1922 tot ultimo Augustus 1923 weder te ver
huren aan den Staat der Nederlanden tegen een huurprijs
van 400.per jaar, onder bepaling, dat de huur geacht
wordt telkens voor den tijd van één jaar te zijn verlengd,
indien zij niet één jaar te voren door een der partijen
schriftelijk is opgezegd en verder onder de bestaande voor
waarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
ïjv. 176. Leiden, 12 Juni 1922.
In Uwe Vergadering van den 15en Mei 1922 werden over
eenkomstig ons voorstel (Ingek. Stukken No. 145) voor 1922
dc noodige gelden beschikbaar gesteld voor de kosten van
vrijwillige ouderdomsverzekeringen, gesloten krachtens de
overgangsbepalingen der Ouderdomswet, ten name van in
gestichten voor rekening van de gemeente verpleegde arm
lastige krankzinnigen.
Nu inmiddels de desbetreffende bescheiden zijn ingekomen,
moet binnenkort worden overgegaan tot betaling van de
premies over de jaren 1919, 1920 en 1921, bedragende respec
tievelijk 1.95, 20.28 en 20.28 per verzekerde. De voor
1921 benoodigde gelden kunnen bij de eerlang aanhangig te
maken begrootingswijziging voor dat jaar worden geregeld.
De voor 1919 en 1920 verschuldigde premies zullen, nu deze
dienstjaren reeds zijn afgesloten, uit den post voor „On
voorziene Uitgaven" van het dienstjaar 1922 dienen te
worden betaald.
Wij geven U mitsdien in overweging door vaststelling
van nevensgaanden begrootingsstaat, model A, een bedrag
van 2223.beschikbaar te stellen, voor de kosten der
evenbedoelde vrijwillige ouderdomsverzekering.
In afwachting van ter zake nog nader te ontvangen be
slissingen wordt het getal verzekerden voorloopig bepaald
op 100.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven is nog beschik
baar 69484.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 177. Leiden, 12 Juni 1922.
Bij schrijven van 11 Mei j.l. deelde de Voorzitter van het
College van Gedeputeerde Staten ons, naar aanleiding van
de ter Koninklijke goedkeuring ingezonden verordening van
24 April j.l., houdende wijziging van de verordening van
17 November 1881 (Gem.Blad No. 3 van 1882), regelende
de heffing eener plaatselijke belasting op de honden (zie
Ingek. Stukken No. 123 sub 11° van 1922) mede, dat naar
het oordeel van den Minister van Binnenlandsclie Zaken
het losloopen van bedrijfshonden op den openbaren weg niet
mag worden verboden, indien dit voor het doel, waarvoor
zij gehouden worden, noodzakelijk is. Met name werd ge
wezen op jacht- en herdershonden.
Teneinde aan het bezwaar van den Minister tegemoet te
komen, geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging:
a. het tweede van de beide nieuwe leden, aan artikel 1
der verordening van 17 November 1881 (Gem.Blad No. 3 van
1882) toegevoegd, aldus te wijzigen, dat aan het slot wordt
toegevoegd
tenzij het losloopen voor het doel, waarvoor zij gehouden
worden, noodzakelijk is.";
b. de verordening, aldus gewijzigd, opnieuw vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 178. Leiden, 12 Juni 1922.
Zooals U bekend is werd in Uwe Vergadering van 14
December 1920, bij de behandeling van de begrooting voor
1921, op voorstel van de heeren Wilmer c.s. besloten aan
de ambtenaren en werklieden in dienst der gemeente Leiden,
wier bezoldiging geregeld is bij de algemeene salarisverordening
en 3000,of minder bedraagt en die meer dan drie kinderen
onder deD leeftijd van 16 jaar te hunnen laste hebben, met
ingang van 1 Januari 1921 voor elk kind onder den leeftijd
van 16 jaar boven het derde 13.per drie maanden boven
het salaris uit te keeren.
In nevensgaand adres verzoeken thans de afdeelingen
Leiden van de Algemeene R. K. Ambtenaarsvereeniging en
van den Algemeenen Nederlandschen Christelijken Ambte-
naarsbond aan dit stelsel van kindertoelage in dien zin uit
breiding te geven, dat evenals ten opzichte van de Rijks
ambtenaren, ook aan de ambtenaren in dienst der ge
meente Leiden met een salaris van meer dan 3000.een
kindertoelage wordt verleend voor elk wettig kind.
Het komt ons College voor, dat er geen termen aanwezig
zijn, om op het verzoek van adressanten in te gaan. Daar
gelaten het vage van het verzoek, zou inwilliging daarvan
feitelijk neerkomen op eene verkapte salarisverhooging en
daarvoor is het in de tegenwoordige financiëele omstandig
heden zeer zeker niet de tijd.
Wij geven Uwe Vergadering dan ook in overweging af
wijzend op het verzoek te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, Januari 21.
Aan den Baad van de Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, de Besturen
der afdeelingen Leiden van de Algemeene R. K. Ambtenaars
vereeniging en van den Algemeenen Nederl. Christelijken
Ambtenaarsbond
dat in hunne ledenvergaderingen besloten is tot Uwen
Raad een verzoek te richten, het bestaande stelsel van kin
dertoeslag voor personeel in dienst der Gemeente Leiden
te wijzigen in dien zin, dat het stelsel worde gevolgd, zooals
het door het Rijk is vastgesteld voor haarpersoneelanders
de bepaling vervalt dat boven een salaris- van 3000.——
geen kindertoeslag wordt toegekend en voor ieder wettig
kind een toeslag worde uitbetaald.
daar Uwe college, het principe van kindertoeslag reeds heeft
aangenomen, meenen wij, dat wij, de redenen die ons to1
dit verzoek geleid hebben niet nader behoeven toe te lichten.
Wij hopen en vertrouwen dat Uw college, op dit verzoek
een gunstige beslissing zal nemen en teekenen,
Met verschuldigde hoogachting
voor de Algem. R. K. Ambtenaarsvereeniging
P. M. Sontrop, voorzitter
W. J. Kriek, secretaris.
voor den Algem. Nederl. Christ. Ambten.bond
D. Keijser, voorzitter.
G. Rietkerk, secretaris.
fungeerend.