Ill waren, omtrent eene nadere wijziging van den gasprijs met Commissarissen in overleg te treden. Tot onze voldoening heeft blijkens het hierachter afge drukt nader advies van Commissarissen de grootst mogelijke meerderheid in onze mededeelingen aanleiding gevonden de zaak nog eens te overwegen en vereenigen 4 der 5 Com missarissen zich thans, na kennisneming van onze missive en op grond van haren inhoud, met ons voorstel, om den gasprijs, althans voorloopig, met niet meer dan 1 cent per M3 te verlagen. De 5e Commissaris, de indiener van het voorstel, om den gasprijs dadelijk met 2 cent per M3 te verlagen, meent dit op de in het rapport vermelde gronden te moeten handhaven. Ons College evenwel blijft, gelijk gezegd, thans ook in over eenstemming met de grootst mogelijke meerderheid van Commissarissen, van oordeel, dat op grond van het boven aangevoerde en gelet op den toestand der gemeente-finan- ciën en het hooge belastingpercentage in deze gemeente, eene verdere verlaging van den gasprijs dan met 1 cent per M8 vooralsnog niet verantwoord zou zijn. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. niet aan te nemen het voorstel van Uw medelid, den heer van Eek, om den prijs van het gas, berekend over den Meter en van het muntgas, te beginnen met de opneming over Mei, te verlagen met 2 cent per M3. b. te besluiten, dat te beginnen na de opneming van het verbruik over de maand April 1922, de prijs van het gas voor de gewone verbruikers te Leiden 12 cent per M3. en voor de muntmeterverbruikers te Leiden 13 cent per M3. zal bedragen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 6 Juni 1922. Naar aanleiding van Uwe missive d.d. 12 Mei j.l. no. 6/58, inzake nevensvermeld onderwerp, hebben wij de eer U het volgende te berichten. Aan het slot van ons schrijven van 5 Mei j.l. no. 30/7 zeiden wij, te gelooven, dat aanneming van het voorstel van ons medelid, den heer van Eek, voor de Fabrieken geen al te bezwarend risico zou medebrengen en wij vonden daarin vrijheid U 'ot de voorgestelde gasprijsverlaging te adviseeren. De indiener van het voorstel meent dit ook na kennis neming van Uwe bovenaangehaalde missive te moeten hand haven. Hij wijst er op, dat de financiëele toestand van de Lichtfabrieken zóó is, dat tegen het voorstel tot verlaging uit dien hoofde geen bezwaar kan bestaan. Zelfs wanneer wat eerst niet het geval was rekening wordt gehouden met de hoogere pensioensbijdragen, waarvan voor het tweede halfjaar van 1922 een bedrag van ruim 13.000 ten laste van de gasfabriek wordt gebracht, dan nog zal het batig saldo naar raming op ongeveer 9800.kunnen worden gesteld, terwijl het voor 1922 oorspronkelijk was geraamd op slechts 3800.Hij meent, dat hij, met deze cijfers voor oogen een voorstel tot verlaging van den gasprijs, zooals voorgesteld, indienende, op een volkomen zuiver stand punt staat. Geenszins ontkent hij de mogelijkheid, dat de nieuw in gebruik te nemen stokerij tegenvallers kan op leveren, maar hij acht het zeer onwaarschijnlijk, dat die fabriek, gebouwd en in bedrijf gesteld om voordeel af te werpen, zelfs na een half jaar nog nadeelig zou werken. Mocht dit exceptioneele geval zich niettemin voordoen, dan zouden, zoo ooit, in die buitengewone en onverwachte om standigheden de reserves der gasfabriek haar diensten moeten doen. Hij wenscht in dezen de belangen der ingezetenen in het oog te houden en hen, wanneer er winst is gemaakt waarop niet was gerekend, niet onnoodig te veel te laten betalen. De overige leden van onze Commissie, die zich aanvan kelijk tegen het voorstel-van Eek niet hebben verzet, omdat ook zij meenden dat aanneming hiervan voor de Fabrieken niet nadeelig behoefde te zijn, hebben >n Uwe mededeelingen aanleiding gevonden deze aangelegenheid nog eens opnieuw te overwegen. Met name heeft het feit, dat bij de lasten van de Gasfabriek rekening moet worden gehouden met de reeds vermelde pensioensbijdragen, er toe medegewerkt, dat zij thans aan Uw voorstel de voorkeur geven bove i dat van den heer van Eek. Reeds toen dit voorstel in onze ver gadering voor het eerst ter sprake kwam, werd er op ge wezen, dat een verlaging van 1 cent om zoo te zeggen voor de hand lag, maar dat tegen een prijsvermindering van 2 cents per M3. toch wel bezwaren bestonden, en niet, dan na ampele bespreking en verdediging van het voorstel door den indiener, is, toen ook onze Voorzitter tegen aanneming geen bedenkingen bleek te hebben, besloten Uw College in den geest van het voorstel-van Eek te adviseeren. Hieruit kan, in verband met het feit, dat de Voorzitter van onze Commissie met het oog op den huidigen toestand der gemeentefinanciën een verlaging met 2 cents per M3. thans niet langer meent te kunnen voorstaan, reeds blijken, dat de leden die aanvankelijk met laatstbedoelde verlaging medegingen, er geen ernstig bezwaar tegen kunnen hebben, indien voorloopig met een verlaging van 1 cent per M3. wordt volstaan en daarna, zoo spoedig als zulks wegens de resultaten van de nieuwe stokerij mogelijk zal zijn, een verdere verlaging van den gasprijs in overweging wordt genomen. Ten slotte zij opgemerkt, dat de vergadering, waarin tot het oorspronkelijk advies van onze Commissie aangaande het voorstel-Van Eek werd besloten, niet voltallig was. Het lid, dat toen niet aanwezig was, heeft in onze laatste bij eenkomst verklaard, dat hij, ware hij op eerstbedoelde ver gadering wèl geweest, zijn stem aan dat advies zou hebben onthouden. Daarentegen kan dit lid zich met den inhoud van Uwe missive geheel vereenigen. Wij deelen U mitsdien mede, dat de grootst mogelijke meerderheid van onze Commissie, na kennisneming van Uwe missive en op grond van haren inhoud, met het daarin vervatte voorstel, om, te beginnen na de opneming van het verbruik over de maand April 1922, den prijs van het gas voor de gewone verbruikers op 12 en voor de muntmeter- verbruikers op 13 cent per M3. te brengen, kan instemmen. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, J. A. Bots, Voorzitter. E. Schotman, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Ondergeteekende stelt voor den prijs van het gas berekend over den Meter en van het muntgas, te beginnen met de opneming over Mei, te verlagen met 2 cent per M3. D. A. van Eck. N°. 172. Leiden, 10 Juni 1922. In verband met de provinciale voorschriften (Provinciaal blad No. 118 van 1920) deelen wij U mede, dat het ons College wenschelijk voorkomt om ook gedurende het 3e kwartaal 1922, naar gelang van de behoefte, tot het sluiten van kasgeldleeningen te kunnen overgaan. Evenals over het 2de kwartaal 1922 kan ook over het 3e kwartaal het maximaal bedrag der kasgeldleeningen op 1.000.000.worden vast gesteld. Hoewel toch de gemeente op het oogenblik nog een bedrag van 550.000.heeft belegd, kan het, met het oog op de in het 3e kwartaal te betalen rente van gemeenteleeningen, de op 1 Juli vervallende aflossingen van die leeningen en eventueele andere groote uitgaven, noodig blijken tot.opnemihg van kasgeld over te gaan. Uit den aard der zaak zal hiertoe eerst in de uiterste noodzakelijkheid worden besloten. Op grond van het bovenstaande geven wij U in over weging ons College te machtigen, gedurende het 3e kwartaal 1922 over te gaan tot het sluiten van kasgeldleeningen tot zoodanig bedrag, dat op geen enkel tijdstip in dat kwartaal de kasschuld de som van ƒ1.000.000.te boven gaat en verder tegen de rente en onder de voorwaarden, als door ons College zullen worden bepaald. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 173. Leiden, 12 Juni 1922. Tengevolge van het aan den heer Mr. J. C. van der Lip als zoodanig verleend eervol ontslag zal door Uwe Ver gadering moeten worden overgegaan tot de benoeming van een Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, uitsluitend belast met het sluiten der huwelijken. Mitsdien hebben wij de eer U, ingevolge het bepaalde bij art. 149, 3e lid der Gemeentewet, de volgende aanbeveling aan te bieden, met verzoek tot eene benoeming te willen overgaan. lu. M. H. W. A. VAN ROSSUM DU CHATTEL, wonende Breestraat 95; 2°. R. DE WILDE, wonende Breestraat 93. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 3