246
MAANDAG 29 MEI 1922.
advies gesproken van »het le maken uitneembare sport
gebouwde". Met dat woord »uitneembaar" is waarschijnlijk
bedoeld: uit elkander te nemen, maar men zal dat woord in
deze beteekenis in geen enkel woordenboek vinden. Het is
blijkbaar overgenomen van den heer van Rljnswou, die het
ook gebruikt, maar deze is niet een zoo taalkundig man dat
Burgemeester en Wethouders zijn woorden klakkeloos mogen
overnemen.
De Voorzitter. Ik ben op dit punt geen deskundige maar
ik geloof, dat die uitdrukking in de bouwwereld wel bekend is.
Wat betreft het beroep van den heer Sijtsma op het Woorden
boek, wijs ik er op, dat telkens nieuwe woorden worden bij
gemaakt, woorden, die dikwijls zeer goed weergeven wat er
mede bedoeld wordt. Hier wordt bedoeld een gebouwtje, dat
uit elkaar genomen kan worden.
De heer Sijtsma. Dan moet het heeten: uitelkaar neembaar!
De Voorzitter. Dit zullen wij in overweging nemen.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en
Wethouders besloten.
VIII. Praeadvies op het verzoek van het Bestuur van het
genootschap «Mathesis Scientiarum Genitrix" om het koste
loos gebruik van eenige localiteiten der Stadsgehoorzaal, voor
het houden van de algemeene ledenvergadering en van de
tentoonstelling van werkstukken door de leerlingen der school
vervaardigd.
(Zie lug. St. No. 150).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IX. Voorstel tot aanvaarding van een legaat door wijlen
Mevr. de wed. Dr. W. N. du RieuSautijn Kluit aan het
Stedelijk Museum »de Lakenhal" vermaakt.
(Zie Ing. St. No. 149.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
X. Voorstel
a. te verklaren dat een strook grond aan den Apothekers-
dijk, groot 10M*, niet meer voor den openbaren dienst
bestemd is;
b. de sub a bedoelde strook grond te verhuren aan A. G.
van Tol.
(Zie Ing. St. No. 153.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Hamel. M. d. V. Ik ben het meer eens met
het advies van de Fabricage-Commissie en zou dan ook
het voorstel van Burgemeester en Wethouders gaarne ver
worpen zien.
Dergelijke kraampjes en kiosken zijn maar sta-in-den-weg's.
In de buurt daar is ook een kiosk waar couranten en boeken
verkocht worden en ik vind het niet noodig om de verkeers
ruimte daar nog meer te beperken. Ik ben er niet voor om
dergelijke kiosken enz. toe te laten op den openbaren weg;
het eoncurrentievraagstuk is voor mij geen bezwaar.
De heer Heemskerk. M. d. V. Ik ben het eens met de
Fabricage-Commissie. Ook mij komt het niet gewenscht voor
om toestemming te geven tot het plaatsen van zoo'n bloemen-
kraam. Ik ben bang, dat wij, als wij eenmaal beginnen met
dergelijke toestemmingen te verleenen, meer aanvragen zullen
krijgen om toestemming voor het plaatsen van kramen voor
den verkoop van bloemen of andere kleine artikelen, dus dat
wij hiermede op lange na niet aan het eind zouden zijn.
Dan wil ik nog op het volgende wijzen. Wij hebben hier
ter stede reeds verscheidene markten. In de vorige Raads
vergadering hebben wij een groot aantal verordeningen op
markten hier gemaakt; het is mij opgevallen dat er heel wat
verordeningen zijn, welke betrekking hebben op de markten.
Wij hebben dus hier op verscheidene plaatsen gelegenheid
voor het verkoopen van bloemen, van groenten, van ooft,
enz. enz. Nu ben ik bang, dat, wanneer wij hier beginnen
met toestemming te geven tot het plaatsen van een kraampje
voor den verkoop van bloemen, wij dan waarschijnlijk daar
voor meer liefhebbers zullen krijgen, en dat kan aanleiding
zijn, dat wij zoodoende e'igenlijk een permanente markt krijgen.
Verder wil ik vragen, of deze mijnheer van Tol een inge
zetene van Leiden is dan wel niet. Als hij het niet is, dan
lijkt het mij heelemaal niet gewenscht om toestemming te
geven tot het plaatsen van dergelijk kraampje met het oog
op de zijdelingsche concurrentie voor de winkeliers hier
ter stede.
Wij zouden ons op een gevaarlijken weg begeven, en tenzij
ik alsnog afdoende verklaringen van den Wethouder verneem,
zal ik accoord gaan met de meening van de Commissie van
Fabricage.
De heer Wilbrink. Ook ik kan mij met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders niet vereenigen.
Ik grond mij daarbij niet op de argumentatie van den heer
van Hamel wat betreft die sta-in-den-weg's, maar het gaat
bij mij meer hierom, dat men, wanneer men eenmaal met
dergelijke dingen begint, niet weet waar het eind zal zijn.
Heden geeft men toestemming voor het plaatsen van een
kraampje voor bloemen, morgen komt iemand vragen toe
stemming tot het plaatsen van een kraampje voor den verkoop
van levensmiddelen, van ijzerwaren, van schoenen, van boeken,
enz. Het zal dan moeilijk zijn om wat aan den een toegestaan
is aan den ander te weigeren.
Doet men dat, dan vindt de een of ander, en mijns inziens
terecht, zich gegriefd en het ligt naar mijn meening niet op
den weg van de gemeente de publieke straat ter beschikking
te stellen van enkele kooplieden, die dan den winkeliers, die
op groote lasten zitten, concurrentie gaan aandoen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik vat die zaak niet zoo hoog
op als mijn buurman links en de beide andere heeren, die
het woord hebben gevoerd, en ik ben ook niet zoo bang,
dat de straten vol tentjes en kiosken zullen komen te staan.
De gemeente zal er een tamelijk hooge huur van trekken,
want zoo iemand betaalt 125.— het zal hem, denk ik, niet
meevallen en misschien zal hij er na een jaar wel mede
ophouden. Ieder geval zal bij andere aanvragen, zoowel wat
de aanvrage als de plaats betreit, op zich zelf moeten worden
beoordeeld. Ik zie er geen kwaad in, dat zulk een bloemen-
kraampje aan den Apothekersdijk zal worden geplaatst.
Integendeel. De vrees van den heer van Hamel, dat het
verkeer daar zal worden belemmerd, deel ik in het geheel
niet. Bloemen te kunnen koopen en in huis te hebben is
een heerlijk iets en, als de menschen tegen een niet te hoogen
prijs een bouquet bloemen kunnen krijgen de winkels zijn
er nog al eens duur mee dan bevordert dat den goeden
smaak en verhoogen wij het levensgeluk van onze mede
burgers, terwijl wij bovendien voor de gemeente nog een
zoet winstje ontvangen. De aangevoerde bezwaren tel ik niet
erg en de voordeelen lijken mij niet denkbeeldig.
De. heer van Eck. M. d. V. Ik beschouw dit voorstel van
Burgemeester en Wethouders als een zeer onschuldig voorstel
en kan mij er dan ook wel mede vereenigen. Naar mijn
meening wordt er door in de hand gewerkt, dat ieder zich
op een gemakkelijke manier van een bloempje kan voorzien.
Men kan wel zeggen, dat de consequentie ervan tot, bezwaren
kan leiden, maar de Raad heeft het in de hand om elk geval
op zich zelf te beoordeelen. Ik heb mij echter de vraag
gesteld of de gemeente niet wat te goedkoop is, want die
bloemenverkoop zal dunkt mij nog al wat opleveren.
In beginsel ben ik er niet tegen, dat er meer dergelijke
kraampjes komen, mits men rekening houdt met de belangen
van het verkeer en mits de gemeente billijke eischen stelt.
Ik vind het bedrag, dat Burgemeester en Wethouders thans
voorstellen, wel wat laag, maar overigens heb ik tegen hun
voorstel geen bezwaar.
De Voorzitter. Ook Burgemeester en Wethouders vinden
dit geen zaak van zoo erg veel belang. Ik wil eerlijk zeggen,
dat ten deze ook in ons college geen eenstemmigheid heeft
bestaan, al hebben ,wij het niet de moeite waard geacht
daarvan in het praeadvies melding te maken. Burgemeester
en Wethouders meenen in hun meerderheid, dat er tegen
inwilliging van dit verzoek niet veel in het midden te brengen
is. Het is een beetje bekrompen om allerlei bezwaren te
zoeken tegen iets, dat in andere plaatsen toch ook voorkomt.
In verschillende gemeenten vindt men dergelijke bloemen-
tentjes en daar strekken zij tot opvroolijking van dat stads
gedeelte. Elders schijnen dus die bezwaren, welke hier worden
geopperd, niet te bestaan.
Voor het scheppen van een praecedent behoeft men niet
bang te zijn. Men spreekt al van tentjes voor den verkoop
van boeken en schoenen, maar iedere aanvrage moet in den
Raad komen en wordt op zich zelve behandeld.
Overdreven is zeer zeker het bezwaar van een van de heeren,
die sprak van een toekomstige permanente markt. Hoe men
in het plaatsen van één bloemententje het begin van een
permanente markt kan zien, begrijp ik niet.
De Raad heeft in deze altijd een ruim standpunt ingenomen,
onder andere toen indertijd vergunning werd gevraagd voor