99 de letter B de bovenschool. Voor de scholen aan het Plant soen geeft de letter A aan de school, welke wordt gevestigd in het Westelijk- en de letter B de school in het Oostelijk deel van dat schoolgebouw. Voor de scholen aan de Mare geeft de letter A aan de school, welke wordt ondergebracht in de zes lokalen (3 ter weerszijden van de gang) aan den kant van de Mare en de letter B de school welke wordt gehuisvest in de daarachter gelegen zes lokalen. Voor de school aan de Vrouwenkerksteeg duidt de letter A aan de school, voor welke worden aangewezen de 4 lokalen (2 boven en 2 beneden) aan de zijde van het Vrouwenkerkhof en de 2 lokalen met het verkleinde lokaal (kamer van het hoofd) aan de zijde van de Brandewijnsteeg en de letter B de school, voor welke de overige lokalen bestemd zijn. Fiiuuicieele gevolgen der reorganisatie. Thans de finan- cieele gevolgen van de reorganisatie, zooals die hierboven is uiteengezet. Een zuivere berekening is niet te maken, omdat niet met zekerheid te zeggen is, hoe groot het leerlingental in de (naaste) toekomst zal zijn, aangezien niet precies bekend is, hoeveel leerlingen het 7e leerjaar zal tellen en welke muta- tiën inmiddels nog in het onderwijzend personeel zullen komen. Vermoed wordt echter, dat de raming de werkelijk heid vrij nauwkeurig zal benaderen. Door de splitsing der scholen en afschaffing van het ambulantisme worden 21 overtallige leerkrachten uit gespaard. Stelt men nu het salaris van ieder hunner op het wettelijk minimum ad 1600.dan verkrijgt men een jaarlijksche besparing van33.600. Tn verband met de regeling van de Rijks subsidie komen bij den nieuwen toestand 26 onderwijzers meer voor rekening van het Rijk. Het voor rekening cler gemeente blijvende bedrag aan salarissen kan dus worden ver minderd met 26 X/1600.per jaar 41.600. Totaal 75.200.— Het voordeel is in werkelijkheid grooter, omdat bij de berekening de leerkrachten voor het 7e leerjaar, te vinden uit het tegenwoordige personeel der scholen, reeds zijn opgenomen. Bezuiniging op de uitkeering aan besturen van bijzondere scholen van de jaarwedden van overtallige onderwijzers is voorloopig uitgesloten, tenzij ook het bijzonder onderwijs overgaat tot splitsing van scholen en afschaffing van hét ambulantisme. Riet alleen zullen voorloopig nog eenige over tallige onderwijzers in dienst blijven, maar ook, al zouden onmiddellijk alle overtallige onderwijzers worden gemist, dan behouden de besturen krachtens art. 100, 2de lid, der wet, nog gedurende 2 jaren het recht op die uitkeering. Op den duur zal echter op deze uitkeering misschien een 10000.— per jaar kunnen worden bezuinigd. Met inbegrip van 5 reserve-onderwijzers zijn in de nieuwe organisatie 208 leerkrachten noodigterwijl slechts 207 vaste leerkrachten beschikbaar zijn (zie bijlage C.). Het aantal overtallige leerkrachten,, waarvoor in de nieuwe organisatie geen Rijkssubsidie wordt ontvangen, bedraagt, blijkens bijlage C, vermoedelijk 25. In de toekomst zal dit aantal van 25 nog wel eenigszins terugloopen. Is de Jongens school eenmaal uitsluitend eene school voor u.l.o., dan blijft aan die school vermoedelijk slechts één leerkracht voor rekening der gemeente. Het totaal aantal leerkrachten, waarvan de jaarwedden ten laste van de gemeente komen, daalt dan in elk geval tot 21. Of op de salarissen van het handwerkenpersoueel kan worden bezuinigd, hangt af van de beslissing, welke men met betrekking tot dat onderwijs zal nemen. Wordt gehan deld als hierboven is aangegeven, dan zal dat op den duur een besparing geven van f 38000.dat is het voor 1922 aan salarissen op de begrooting geraamde bedrag. Tegenover de bezuiniging staan de kosten van het aan brengen van verschillende veranderingen in de schoolge bouwen en de bezoldiging van reserve-onderwijzers. Neemt men aan, dat voorloopig vijf reserve-onderwijzers noodig zijn en stelt men hun salaris eveneens op het wettelijk minimum ad 1600.dan moet aan salaris 8000.per jaar worden uitgekeerd. Welk gedeelte van het bedrag dier jaarwedden ten laste van het Rijk komt, is uit den aard der zaak niet te ramen. Uit het bovenstaande blijkt wel, dat het niet mogelijk is een eenigszins juiste raming te geven van de bezuiniging, welke bij verwezenlijking van onze plannen wordt verkregen. In het eerste jaar zullen de verbouwingskosten tot een bedrag van 40500.en de vermeerdering van leer middelen, in verband met de splitsing der scholen, een vrij groot bedrag vorderen. Ook zal eenige tijd moeten ver strijken, voordat tot een eenigszins aanzienlijk bedrag op de jaarwedden der onderwijzeressen in de nuttige hand werken kan worden bezuinigd. Over eenige jaren, als de nieuwe organisatie heeft doorgewerkt, zal het bespaarde bedrag, naar onze zeer globale raming per jaar op 100.000.kunnen worden gesteld. Ingang der reorganisatie. Ten slotte de vraag: wanneer zal cle reorganisatie ingaan? Alvorens die vraag te beant woorden, moeten wij even ingaan op het advies van de afdeeling van de Yereeniging van Hoofden van scholen, waarbij die afdeeling in overweging geeft de behandeling' der reorganisatieplannen uit te stellen in verband met de door de Regeering toegezegde technische herziening der Lageronderwijswet 1920. De Plaatselijke Schoolcommissie acht het eveneens gewenscht de plannen te toetsen aan de herziening dier wet. Wij meenen de verantwoordelijkheid voor uitstel van de indiening onzer plannen niet te kunnen aanvaarden, al geven wij toe, dat het zal kunnen zijn, dat de wetswijziging ware zij thans reeds bekend, op onze plannen invloed zoude kunnen hebben. Thans komende tot beantwoording der bovengestelde vraag, merken wij op, dat het o. i. voor de hand ligt, dat de invoering van de nieuwe regeling zooveel mogelijk samen valt met de toelating van nieuwe leerlingen. Aangezien bij aanneming van onze voorstellen alle scholen op 1 September nieuwe leerlingen zullen toelaten en het aanbeveling verdient, het tijdstip van ingang der reorganisatie niet al te vroeg te stellen, zoude naar onze meening de nieuwe toestand op 1 September a.s. kunnen intreden. Ra Uwe beslissing omtrent de volgende punten, zullen wij zoodra mogelijk de wijzigiging van de bestaande, of vaststelling van nieuwe verordeningen, bij U aanhangig maken. Resumeerende geven wij U in overweging om, voor zooveel noodig behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten dezer provincie, te besluiten: I. de tegenwoordige 1ste klasse scholen om te vormen tot ééne school, uitsluitend bestemd voor kinderen, die in een 6-jarigen leertijd worden opgeleid voor Gymnasium en II. B. S. en deze school te vestigen in het schoolgebouw aan de Aalmarkt II. ten aanzien van de Jongensschool der 2de klasse door te gaan met de geleidelijke opheffing van de lagere afdee ling, tot de school in 1925 is geworden eene school uitslui tend voor u. 1. o. en voor het hoofd vrijstelling te vragen van de verplichting om het onderwijs in eene vaste klasse voor zijne rekening te nemen; III. de meisjesschool der 2de klasse te splitsen in eene school voor u. 1. o. aan meisjes en een meisjesschool voor gewoon lager onderwijs en deze laatste school onder te brengen in het gebouw aan de Boommarkt; verder te bepalen, dat de meisjesschool voor lager onderwijs hetzelfde doel behoudt, n.l. meisjes in een 6-jarigen leergang op te leiden voor de school voor u. 1. o. aan meisjes, en voor het hoofd der school voor u. 1. o. vrijstelling te vragen van de ver plichting om met het onderwijs in eene vaste klasse te worden belast; IY. dat de gemengde scholen der 2de klasse scholen blijven, welke in 6 jaren opleiden voor u. 1. o. en dat: Ro. 1 wordt gesplitst, Ro. 2 onveranderd blijft (het gebouw telt slechts 6 lokalen), Ro. 3 onveranderd blijft (leerschool), Ro. 4 wordt gesplitst, zoodat er dus na de splitsing 6 opleidingsscholen van deze soort voor jongens en meisjes komen; V. a. dat de tegenwoordige 3e klasse scholen met een of meer Centrale-scholen voor het 7e leerjaar, gezamenlijk eindonderwijs geven en de leerlingen ook geschikt maken voor het volgen van onderwijs aan de Ambachtsschool; b. dat van de 9 derde klasse scholen 8 worden gesplitst in scholen met jaarklassen; c. dat de v. d. Werffstraatschool als derde klasse school wordt opgeheven en dat de leerlingen dier school over de overblijvende scholen derzelfde soort worden verdeeld; VI. a. dat het 7e leerjaar, zoo noodig, voorloopig wmrdt onder gebracht in 2 lokalen van de school in het Plantsoen, 2 lokalen van de school in de Duivenbodestraat (welke scholen 14 lokalen) hebben) en in het schoolgebouw aan de v. d. Werffstraat; b. dat zoodra het schoolgebouw op het Schuttersveld gereed

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 7