MAANDAG 15 MEI 1922. 235 Tegen stemmende heeren Oostdam, Bisschop, Eerdmans, Mevr. van Itallievan Embden, de heeren Sijtsmaen Heemskerk. (De heer YVilmer had gedurende de stemming de vergadering tijdelijk verlaten.) XVI. Voorstel in zake de overneming van de militaire Zwem inrichting in het Poelmeer nabij het Leidsche hek. (Zie Ing. St. No. 144.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik wensch niet zoozeer te spreken over het voorstel van Burgemeester en Wethouders, als wel over een paar punten, voorkomende in de stukken. In de eerste plaats heb ik onder de stukken een mededeeling gevonden van den Directeur van Gemeentewerken, dat de eigenaar van het poeltje, dat wij verleden jaar als noodhulp hebben gebruikt, niet meer als zweminrichting wil beschik baar stellen, en verder hebben wij in het praeadvies van Burgemeester en Wethouders gelezen, dat de eigenaar van de kade, waarover men moest gaan om bij de zweminrichting te komen, niet geneigd zou zijn om wederom aan de gemeente Leiden dien grond te verhuren. Dat viel mij wat op en het leek mij eigenlijk een beetje oneconomisch van de bezitters van die rechten daar. Ik heb hun nadere inlichtingen gevraagd en nu zal ik, als gij het goedvindt, Mijnheer de Voorzitter, de antwoorden, welke ik ontvangen heb, even aan den Raad voorlezen. De heer Kat schrijft mij als volgt: »De ondergeteekende, A. J. Kat te Leiden, verklaart zich bereid voor het seizoen 1922 zijn perceel water aan de Stads- polderkade aan de Haarlemmervaart aan de gemeente te verhuren als zwemplaats, terwijl door ondergeteekende nooit geweigerd noch aan ondergeteekende is gevraagd om boven genoemd bassin te verhuren". Wat hier staat en wat onderteekend is op 15 Mei 1922 door den eigenaar van die poel is wel in strijd met hetgeen ons in de stukken wordt medegedeeld. Ik dacht, toen ik dit schrijven ontving: nu wil ik er alles van weten! Ik heb mij toen ook gewend tot den eigenaar van die kade, die mij, ook op 15 Mei, schrijft: »In beleefd antwoord op uw vraag, of wij bereid zijn even als het vorige jaar een overweg te verleenen naar de tijdelijke zwemplaats aan de Haarlemmervaart, kunnen wij U melden dat wij hiertoe bereid zijn, op ongeveer dezelfde voorwaarden als het vorig jaar. Tevens kunnen wij U melden dat wij geen aanvrage voor »dit jaar van het gemeentebestuur hebben gehad". Ook dit is in tegenstelling met wat in Ingekomen Stuk No. 144 staat. Het stuk is onderteekend door »de Kier", dat schijnt de directeur te zijn van de maatschappij, die de eigenares is van het land waarlangs de kade ligt. Ik zou gaarne daaromtrent eenige opheldering hebben. Ik wil deze stukken gaarne aan den Wethouder ter inzage geven. De heer Sijtsma. M. d. V. De pertinente mededeelingen van den heer Dubbeldeman hebben mij wel eenigszins verbaasd en ik zou het met het oog daarop wel wenschelijk achten, dat wij deze zaak nog een vergadering uitstellen. Dan kunnen Burgemeester en Wethouders het nader onderzoeken. De Voorzitter. Ik denk er over als de heer Sijtsma. Als wij niet slagen in de onderhandelingen met die verschillende personen, dan komt er een kink in den kabel. Ik heb door den heer Dubbeldeman hooren voorlezen, dat de betrokken personen bereid zijn het terrein weer af te staan op ongeveer dezelfde voorwaarden als verleden jaar; maar als wij niet tot overeenstemming kunnen komen, dan is het seizoen alweer zooveel verder en zullen wij misschien niet tijdig genoeg een zwemplaats hebben. De heer Mulder. M. d. V. Ik kan op dit oogenblik niet antwoorden op hetgeen de heer Dubbeldeman aangevoerd heeft; dat zal hij zelf ook wel inzien. Ik meen echter, dat wij deze zaak heden moesten afdoen, want hetgeen de heer Dubbeldeman heeft aangevoerd legt voor mij niet zooveel ge wicht in de schaal, omdat er een andere zaak is, die bij mij veel zwaarder weegt. De door den heer Dubbeldeman bedoelde plaats moeten wij niet voor dit doel gebruiken, omdat die tamelijk gevaarlijk is. Zooals wij weten, heeft de heer Kat daar vlak in de buurt loodsen voor het fabriceeren en opbergen van vuurwerk artikelen., Men zegt, dat dit niet het geval is, maar dat dienen wij toch eerst te onderzoekenen zooals de Voorzitter heeft opgemerkt, als wij dat doen, dan houden wij de zaak op en loopen wij de kans dat wij met die zweminrichting te Warmond in het nauw komen. Ik vind het hoogst gevaarlijk om bij het terrein van den heer Kat gelegenheid te geven tot zwemmen en Burgemeester en Wethouders moeten bezwaar maken die verantwoordelijk heid op zich te nemen, ook al kregen wij die gelegenheid voor niets. En dan zou mijn persoonlijke gedachte zijn, dat wij daarop per se niet mogen ingaan. Het strookt wel niet met de voor stelling, zooals die in de stukken is gegeven ik stem dat den heer Dubbeldeman toe maar laten wij daaraan niet blijven hangen. Laten de heeren toegeven, dat het hoogst gevaarlijk is om in de onmiddellijke nabijheid van die ge bouwtjes van den heer Kat, waar allerlei gevaarlijk materiaal aanwezig is voor de fabricage van vuurwerk, een zweminrich ting te hebben. Zooals men weet, moeten dergelijke vuurwerk fabrieken altijd op een afstand van de bebouwde kom worden geplaatst. Naar mijn meening staan deze gebouwtjes van den heer Kat al veel te dicht bij de bebouwde kom van de ge meente. Ik moet den dames en heeren beslist ontraden om van gemeentewege toestemming te geven tot het scheppen van een zwemgelegenheid op die plaats. Wil men op het denk beeld van den heer Dubbeldeman ingaan, dan zal ik de zaak natuurlijk onderzoeken. De heer Piekaar. M. d. V. Ofschoon het ook mij vreemd toe schijnt, dat hetgeen in de stukken staat blijkens een onder zoek, door den heer Dubbeldeman ingesteld, niet juist is, toch meen ik met den heer Mulder, dat wij het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, waardoor ons de gelegenheid wordt geboden een zweminrichting te krijgen, moeten aan vaarden. Doen wij dat niet, dan zal het weer eenigen tijd duren, alvorens Burgemeester en Wethouders met een nieuw plan beslagen ten ijs zullen komen, want de vraag is of het water in dat poeltje wordt goedgekeurd. Daarvoor is een onderzoek noodig en, alvorens dat heeft plaats gehad, zal de zomer ten einde zijn. Wij zullen dus verstandig doen door op dit voorstel van Burgemeester en Wethouders in te gaan, al wil dat natuurlijk niet zeggen, dat daarnaast niet een onderzoek kan worden ingesteld naar hetgeen de heer Dubbeldeman heeft mede gedeeld. Er staat in de stukken, dat de nieuwe zwemgelegenheid een half uur gaans van de gemeente verwijderd is en daar over nog al bezwaren naar voren zullen komen. Men is hier nu eenmaal gewend een zwemplaats midden in de kom van de gemeente te hebben, terwijl men voortaan, om een bad te gaan nemen, een half uur heen en een half uur terug zal moeten loopen. Ik zou aan Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven om in onderhandeling te treden met de stoombootdirectie, die de vaart op Warmond onderhoudt, teneinde voor de zwemmers een goedkooper vervoer naar de zweminrichting te verkrijgen. Dat zou zoowel voor de maat schappij zelve, wegens de vermeerdering van het aantal passa giers, als voor het publiek, dat gaat zwemmen, van belang zijn. Verder zou ik willen vragen of er aan de zweminrichting een gelegenheid is om fietsen op te bergen. Ook dat is van grootbelang, want velen, die gaan zwemmen, zullen van hun fietsen gebruik maken, en dan is het gewenscht dat er een bergplaats is, omdat men zijn fietsen niet zonder toezicht kan neergooien. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Het antwoord van den Wethouder heeft mij niet bevredigd. Ik zou gaarne de toe zegging ontvangen, dat een onderzoek zal worden ingesteld naar de vraag hoe het mogelijk is, dat wij dergelijke onjuiste officieele gegevens van Burgemeester en Wethouders krijgen. Dat is niet in den haak. Het moet niet mogelijk zijn. De heer Mulder heeft heel veel gezegd over de onbruik baarheid van de zwemplaats daar en het is mogelijk, dat het juist is, dat de gelegenheid voor een zweminrichting op het terrein van den heer Kat niet geschikt is. Ik zou het zelf verkeerd vinden om de gelegenheid, welke wij nu kunnen krijgen aan het Leidsche tolhek, te verwerpenmaar is het niet mogelijk te onderzoeken of die poel, op de wijze als dat vroeger geschiedde, te gebruiken is voor jonge kinderen, want een half uur gaans is nog al ver. Er zullen heel wat ouders zijn, die hun jongere kinderen wel willen toestaan daar te zwemmen doch niet zullen goedvinden dat die kinderen zoover gaan naar het Leidsche tolhek. Juist met het oog op de jongere kinderen geloof ik, dat het aan de Haarlemmertrekvaart wel een geschikt punt is, als het water daar althans geschikt is. Mij dunkt, als het water daar verleden jaar goed is geweest, dan zal het nu ook nog wel goed zijn; anders zijn wij verleden jaar ook niet goed ingelicht geworden. De Voorzitter. Ik doe den heer Dubbeldeman opmerken, dat het bezwaar van den heer Mulder betreft de gevaarlijke loodsen van den heer Kat, die er in de buurt staan. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Mij is mondeling verzekerd,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 9