234 MAANDAG 15 MEI 1922. De Voorzitter. Als het uw bedoeling is, dat het Reglement van Orde in zijn gebeel zal worden herzien, dan is het toch logisch, dat gij in uwe motie, waarbij wordt voorgesteld dit punt van de agenda af te voeren, opneemt, dat het gewenscht is het geheele Reglement van Orde aan een herziening te onderwerpen. De heer Groeneveld. M. d. V. In de eerste plaats wijs ik er op, dat ik volkomen vrij ben om een motie in te richten zooals ik dat zelf wil, maar in de tweede plaats wil ik wel verklaren, dat ik geen bezwaar heb tegen een gemoedelijke toepassing van het Reglement van Orde. Waartegen ik echter wel bezwaar heb is dit, dat het Reglement van Orde wordt toegepast om iemand onaangenaam te zijn en dat men zich tegenover een bepaald Raadslid zoo streng aan de letter houdt. Het voorstel van den heer Groeneveld wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad slaging uit. De Voorzitter. Ik vind het te bejammeren, dat de heer Groeneveld nog eens heeft gezegd, dat Burgemeester en Wet houders het Reglement van Orde alleen toepassen om iemand onaangenaam te zijn. De heer Groeneveld. Ik heb Burgemeester en Wethouders niet genoemd. De Voorzitter. Wie dan? De heer Groeneveld. Den Raad. De Voorzitter. Het is een verwijt, dat ook den Raad niet treilen kan. Ten slotte nog een woord over de spitsvondige opmerking van den heer Groeneveld. Wij hebben reeds meermalen gemerkt, dat hij juridischen aanleg heeft. De heer Groeneveld zegt: als wij alleen het woord »zes" in »vier" veranderen, zal de Raad op Zondag moeten vergaderen om de benoemingen op tijd te doen! Ik zou hem in overweging willen geven het artikel eens goed te lezen, want er staat niet, dat de benoe mingen moeten plaats hebben vier dagen, nadat zij ter kennis van den Raad zijn gebracht; maar er staat, dat geen benoe mingen zullen plaats hebben dan vier dagen nadat zij ter kennis van den Raad zijn gebracht; hetgeen wil zeggen, dat men niet mag benoemen of er moeten vier dagen verloopen zijn sedert de stukken ter kennis van den Raad zijn gebracht. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Groeneveld wordt in stemming gebracht en met 21 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Mulder, Bots, Wilbrink, üostdam, F. Eikerbout, Schone veld, Wilmer, Splinter, Huurman, Stijnman, Dubbeldeman, Meijnen, Bisschop, Sanders, de Lange, Mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Sijtsma, Heemskerk, Kuivenhoven, Pera en de Voorzitter. Vóór stemmenMevrouw Dubbeldeman—Trago en de heeren A. Eikerbout, van Stralen, Piekaar, Groeneveld, van Eek en Eerdmans. Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt vervolgens vastgesteld met 19 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heerenMulder, Bots, Wilbrink, Oostdam, F. Eikerbout, Schonevéld, Wilmer, Splinter, Huurman,Stijnman, Meijnen, Bisschop, Sanders, de Lange, Sijtsma, Heemskerk, Kuivenhoven, Pera en de Voorzitter. Tegen stemmenMevrouw Dubbeldeman—Trago, de heeren A. Eikerbout, van Stralen, Piekaar, Groeneveld, van Eek, Dubbeldeman, Eerdmans en mevrouw van Itallievan Embden. XIV. Verordening, houdende aanwijzing van de dagen, uren en plaatsen voor het houden van de verschillende markten en van veilingen van ooft. (Zie I»g. St. No. 143). Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1, 2 en 3 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de op- en inrichting van een tweede weegloods ten behoeve van de Vette-varkensmarkt op de Lammermarkt. (Zie Ing. St. No. 133.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Oostdam. M. d. V. Ik wil vragen, of niet volstaan zou kunnen worden met het plaatsen van een of meer weeg schalen, met weglating van de nieuwe weegloods, waarvan de kosten op 5900.begroot zijn. Die loods is niet eens zoo noodzakelijk als eenigen tijd geleden leek, want Burge meester en Wethouders zeggen zelf, dat zij met den bouw ervan zullen wachten totdat de noodzakelijkheid ervan nader zal blijken. Op goedkooper manier zou voorzien kunnen worden in die tijdelijke drukte op de varkensmarkt door plaatsing van eenige, misschien wel 3 of 4 losse weegschalen. Dan kunnen de varkens misschien nog sneller gewogen worden en behoeven wij niet een groote uitgaaf te doen voor een gebouwtje, dat misschien een half jaar zal leegstaan. Laten wij ook bij derge lijke uitgaven de zuinigheid betrachten. De heer Bots. Naar aanleiding van het betoog van den heer Oostdam wil ik antwoorden, dat men in geval van nood zakelijkheid wel in de open lucht weegt, doch dat dit geen regèl moet zijn. Met het oog op regen en wind is het noodig, dat de ruimte, waarin men weegt, overdekt is. Anders krijgt men geen zuivere gewichtsopname. Burgemeester en Wethouders zullen, zooals zij in Ingekomen Stuk No. 133 medegedeeld hebben, niet met de uitvoering van dit werkje beginnen vóórdat de tijd daartoe aangebroken is. Uitbreiding van de weeggelegenheid was tot vóór kort op de markt noodig, totdat de varkensziekte uitgebroken is. De heer Oostdam. Ik heb niet veel argumenten van den Wethouder gehoord voor dit voorstel. Het eenige nieuwe betrof het wegen in de open lucht; dat zou niet leiden tot het aangeven van het juiste gewicht. Dit argument lijkt mij in dit geval weinig steekhoudend. De varkens liggen den geheelen morgen in de open lucht, zelfs in den regen; dan gaan ze voor een halve minuut in het gebouwtje, waar het droog is. Mij dunkt, ze zouden dan even goed in de open lucht gewogen kunnen worden. De Voorzitter. Gij moet er rekening mede houden, dat er menschen zijn, die zulk een toestel moeten bedienen. De heer Oostdam. Er is een ijzeren overkapping en daar kan men een schaal onder zetten. Waarom zal men een loods van ƒ5000.voor dat doel gaan bouwen? Ik zie niet in, dat zulks noodig is en zal daarom tegen dit voorstel stemmen. De heer Bots. M. d. V. Ik wensch den heer Oostdam te wijzen op een dwaling zijnerzijds. Om juist te wegen moet men een overdekte ruimte hebben, moet men van de buiten lucht zijn afgesloten. Het wegen van hooi enz. gebeurt wel eens in de open lucht, maar op den duur is die toestand niet wenschelijk. De heer Groeneveld. M. d. V. Die schaal, welke een hangende schaal is, moet natuurlijk ergens worden vast ge maakt. De heer Oostdam. In die overkapping zijn ijzeren balken genoeg. De heer Groeneveld. Ik weet niet of de constructie van die overkapping sterk genoeg is om er zulk een zware vracht aan op te hangen. De schaal in het bestaande- gebouwtje, waarop thans de varkens worden gewogen, hangt in een doorloop, zoodat de varkens van zelf op de schaal loopen, maar, als de schaal in de open lucht hangt, zullen die beesten langs de schaal gaan loopen. Men heeft een gebouwtje noodig waardoor de varkens worden gedwongen op de schaal te loopen en er aan den anderen kant weer uit te loopen. Het zal geld kosten, maar er is niets aan te doen. De Voorzitter. Zijt u overtuigd, Mijnheer üostdam? De heer Oostdam. Als er geen stemming wordt gevraagd, wensch ik aanteekening in de notulen, dat ik er tegen ben. De Voorzitter. Dat kan ik niet doen, dan moet u tegen stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 21 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Mulder, Bots, Mevr. Dubbelde man—Trago, de heeren Wilbrink, A. Eikerbout, van Stralen, Piekaar, F. Eikerbout, Schoneveld, Groeneveld, Splinter, Huurman, Stijnman, van Eek, Dubbeldeman, Meijnen, Sanders, de Lange, Kuivenhoven, Pera en de Voorzitter. t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 8