MAANDAG 15 MEI 1922.
229
behandeling moeten uitstellen tot na afloop van de gedrukte
agenda. Verder slechts een korte opmerking. Wij hebben,
zooals ik reeds zei, den laatsten tijd meer dergelijke verzoeken
gehad en toen is steeds het standpunt ingenomen, dat het
thans heusch de tijd niet is om salarissen te gaan verhoogen.
Burgemeester en Wethouders hebben toen voorgesteld om die
verzoeken ter visie te leggen en de Raad is daarin meegegaan
hetzelfde wat met de verzoeken betreffende de geneesheeren
der gestichten en de politie is geschied, zal ook moeten ge
schieden met dit verzoek. Er is geen enkele reden om voor
dit adres van den toen gevolgden regel af te wijken. Hebben
de stukken ter visie gelegen, dan kan ieder lid van den Raad
desgewenscht een voorstel doen.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
9°. Verzoek van de afdeelingen Leiden van:
den Nederlandschen Sigarenmakers-en Tabaksbewerkersbond,
den Nederlandschen Roomsch-Katholieken Tabaksbewer
kersbond,
de Nederlandsche Federatie van Sigarenmakers en Tabaks
bewerkers,
den Christelijken Bond van Sigarenmakers,
om de uitkeering aan uitgetrokken sigarenmakers op gelijk
bedrag te brengen als die aan de andere uitgetrokken arbeiders.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor
dit adres in hunne handen te stellen om praeadvies.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik had van Burgemeester
en Wethouders verwacht een voorstel om deze zaak aan het
eind van de agenda te bespreken, zooals den laatsten tijd
gebruikelijk is. Uw voorstel om dit adres in handen van Burge
meester en Wethouders te stellen om praeadvies valt mij
tegen.
Ik mag toch aannemen, dat deze zaak vrijwel in haar ge-
heelen omvang bekend is. Ik weet, dat bij Burgemeester en
Wethouders, althans bij den betrokken Wethouder, deze
quaestie meermalen een punt van overweging heeft uitge
maakt. Ik weet. ook, dat twee, drie weken geleden den
Wethouder een desbetreffend verzoek heeft bereikt en dat dit
adres toegelicht is bij een onderhoud, dat enkele vertegen
woordigers van deze groepen met hem gehad hebben.
Ik begrijp dus niet, dat hiervoor nu nog nadere overweging
van Burgemeester en Wethouders noodig is en ik zou wen-
schen, dat deze zaak aan de orde gesteld werd in deze ver
gadering na afhandeling van de gedrukte agenda.
Dp Voorzitter. Naar aanleiding van hetgeen de heer van
Stralen zegt wil ik er op wijzen, dat het in het geheel niet
zulk een eenvoudige zaak betreft en in geen geval etn zaak
om zoo maar even mondeling afgedaan te worden.
Er zit onder meer deze quaestie in, of de Raad een dergelijk
besluit wel mag nemen. Het is dus zaak, dat Burgemeester
en Wethouders deze aangelegenheid eerst eens rustig bekijken.
Het praeadvies behoeft niet zoo lang uit te blijven. Wij kunnen
dan den volgenden keer erover beslissen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik sluit mij gaarne bij uw
betoog aan.
Wanneer deze zaak in deze vergadering behandeld werd,
dan zou ik mij niet competent achten om er mijn stem over
uit te brengen en ik twijfel niet of met anderen, buiten den
heer van Stralen, zal het ook zoo gaan en daarom vind ik
het veel beter, dat wij eerst een praeadvies krijgen. Dit lijkt
mij verreweg het verkieslijkste.
Zooals u, Mijnheer de Voorzitter, gezegd hebt, kan dat
niet zoo lang duren. De zaak behoeft daardoor niet lang
opgehouden te worden.
De heer van Stralen. M. d. V. De heer Sijtsma is wel
wat voorbarig als hij zegt, dat hij niet competent is om thans
reeds over de zaak te oordeelen, maar hij zou dat allicht wel
zijn, wanneer hij de discussie over de zaak zal hebben aan
gehoord.
Dat hij het nu nog niet is, kan ik hem niet kwalijk nemen,
omdat hij uit den aard der zaak in den regel niet op de
hoogte is van dergelijke dingen; maar aan het eind van derr
gelijke discussie zou hij ingelicht zijn.
De heer Sijtsma. Zeer eenzijdig!
De heer van Stralen. Dat zouden wij dan kunnen zien.
Ik zie niet in, dat nog nadere overweging van Burgemeester
en Wethouders noodig is.
De vraag, of de gemeente in dezen bevoegd is, kan tegelijker
tijd dan uitgemaakt worden.
Een bewijs van die bevoegdheid der gemeente is mijns in
ziens hierin gelegen, dat op dit oogenblik enkele andere ge
meentebesturen een gelijken maatregel hebben toegepast.
Nu kan men gemakkelijk deze zaak uitstellen, maar men
vergete niet welke belangen voor de betrokken personen daar
aan verbonden zijn. De sigarenmakers komen met een lage
uitkeering thuis, waarvan de menschen niet kunnen rond
komen hiervan is de heer Bots ook overtuigd. Deze zaak
moet niet opnieuw verschoven worden tot een volgende ver
gadering. Burgemeester en Wethouders hebben deze quaestie
al dermate bekeken, dat er geen sprake van behoeft te zijn
dat het nog langer en nog breeder behoeft overwogen te
worden. Ik zou er dus gaarne op aandringen, dat deze zaak
alsnog heden aan de orde gesteld werd.
De Voorzitter. Dat kunnen wij niet doen. Ik blijf er bij,
dat het geen zaak is, die nu maar dadelijk kan worden afge
daan. Zeer begrijpelijk heeft de heer Sijtsma opgemerkt, dat
hij er zoo maar niet over kan oordeelen. Het betreft niet zoo'n
gemakkelijke quaestie, misschien wel voor den heer van Stralen,
die er in zit, maar niet voor de andere leden. De competentie-
quaestie is ook niet zoo eenvoudig.
Burgemeester en Wethouders handhaven dus hun voorstel
om dit stuk in hun handen te stellen tot het uitbrengen van
praeadvies.
De beer van Stralen. M. d. V. Ik zal mij dan nederleggen
bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders, als ik de
besliste toezegging krijg, dat in de volgende vergadering het
praeadvies ter tafel zal komen.
De Voorzitter. Ik kan den heer van Stralen toezeggen,
dat in de volgende Raadsvergadering het praeadvies ter tafel
zal komen.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem
ming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.
10°. Advies van de Gezondheidscommissie op het voorstel in
zake de overneming van de militaire zweminrichting in het
Poelmeer nabij het Leidsche hek.
Dit advies luidt als volgt:
Leiden, den 15en Mei 1922.
In antwoord op Uw nevenvermeld schrijven heeft de Gezond
heidscommissie de eer U te berichten, dat zij zich met het
voorstel tot overneming van de Militaire Zweminrichting in
het Poelmeer aan het Leidsche hek wel kan vereenigen.
Echter meent de Commissie de volgende opmerkingen te
moeten maken:
1°. komt het de Commissie gewenscht voor, dat de kleed
kamertjes, thans van voren geheel open, van, zij het slechts
lage, deurtjes worden voorzien.
2°. wordt het ook noodzakelijk geacht, dat de buitengewoon
primitieve privaat- en urinoirinrichting verbeterd wordt.
3°. Het ontbreken van een rondloopende galerij zal ruim
toezicht vragen en zelfs dan nog zal redding in geval van
gevaar moeilijk blijken, redenen, welke het alsnog aanbrengen
van een galerij alleszins motiveeren.
4". Een lattenafscheiding tusschen diepe en ondiepe bassins
is eveneens uit een oogpunt van veiligheid wel gewenscht.
5°. Een bacteriologisch en chemisch onderzoek is evenzeer
gewenscht, ook al wordt de inrichting inmiddels voor het
publiek geopend.
Ten slotte wenscht de Commissie nog te wijzen op den ie
grooten afstand van de stad, waardoor deze inrichting niet
anders dan als een tijdelijke kan beschouwd worden.
Namens de Commissie voornoemd,
D. A. de Jong, Voorzitter.
J. R. F. Rassers, Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders
te Leiden.
Zal worden behandeld bij punt 16.
11°. Voorstel van den heer de Lange om het vermenigvul-
digingscijfer. bedoeld in de verordening op de heffing der
plaatselijke belasting, vast te stellen op 1.
Zal worden behandeld bij punt 18.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
dat aan de volgende werklieden der Stedelijke Lichtfabrieken
een wachtgeld is toegekend:
1°. aan P. Selier, eervol ontslagen los-winterstoker, over het