90 N°. 153. Leiden, 22 Mei 1922. De bloemenhandel aar A. G. van Tol heeft tot ons College het verzoek gericht om aan hem een strook grond op den Apothekersdijk, nabij de Schapensteeg, ter grootte van 10 M2. in gebruik te geven, ten einde daarop een kraam te plaatsen voor den verkoop van losse bloemen op werk dagen, uitgezonderd dus des Zondags. Adressant stelt zich voor, dat er vooral gedurende den zomer vele menschen zullen zijn, die er tegen opzien in een winkel afzonderlijke bloemen te koopen, doch zich gaarne in een kraampje van wat losse bloemen voorzien. In de meeste groote steden vindt men dan ook, naar adressant opmerkt, aan de stations en op drukke punten dergelijke bloemenkiosken De Commissie van Fabricage, over het verzoek gehoord, meent dat dit niet moet worden ingewilligd. Naar hare meening verdient het geen aanbeveling het uitoefenen van een particulier bedrijf op den openbaren weg op deze wijze toe te staan, en zal inwilliging van dergelijke verzoeken er toe leiden, dat aan andere kooplieden en aan winkeliers ongewenschte concurrentie wordt aangedaan. Ons College is evenwel van oordcel, dat er geen bezwaar tegen bestaat, aan het verzoek van adressant te voldoen. Waar het hier slechts een eenvoudig bloemententje geldt, is niet te vreezen, dat de winkeliers daarvan concurrentie van eenige beteekenis zullen ondervinden. Trouwens ook in verschillende andere plaatsen treft men dergelijke bloemen- kraampjes aan, die aan de omgeving dikwijls een aangenaam aanzien geven. Adressant is bereid voor den te gebruiken grond eene vergoeding van 125.te betalen, welk bedrag o. i. alles zins voldoende is. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. te verklaren dat een strook grond op den Apothekersdijk, groot 10 M2., de juiste grootte en ligging nader door ons College te bepalen, gedurende den tijd, dat deze grond is verhuurd, voor den openbaren dienst niet bestemd is; b. dit stukje grond tot 30 April 1923 tegen een jaarlijkschen huurprijs van 125.te verhurenaan A. G. van Tol, teneinde op dit stukje grond een kraam te plaatsen voor den verkoop van bloemen en voorts onder bepaling: 1°. dat de te plaatsen kraam moet zijn ten genoegen van ons College; 2°. dat de huur na afloop van den huurtijd geacht wordt telkens voor den tijd van een jaar te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden te voren door een der partijen schrif telijk is opgezegd. 3". dat de gemeente te allen tijde bevoegd is de huur ook tusschentijds te doen eindigen mits daarvan ten minste drie maanden te voren aan den huurder kennis gevende. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. m 154. Leiden, 22 Mei 1922. Vaar de Commissaris van Politie ons mededeelt, is bij de behandeling van een strafzaak gebleken, dat het wenschelijk is, het plein tusschen de Haarlemmerstraat en de Groote Havenbrug, op de hierbijgevoegde situatieteekening in rood aangeduid, officieel van een naam te voorzien. Wel draagt het gedeelte van het hierbedoelde plein nabij den hoek van de Oude Vest den naam Koudenhoek, maar het geheele plein als zoodanig heeft geen officiëele benamingde numme ring van de perceelen aan de Westzijde is een voortzetting van die der Heerengracht. Met de Commissie van Fabricage komt het ons College voor, dat de meest geschikte naam voor dit plein is die van „Havenplein", welke benaming reeds thans vrij alge meen gebruikt wordt. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging het op de situatieteekening in roode kleur aangegeven gedeelte van den openbaren weg te noemen Havenplein. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. V°. 155. Leiden, 22 Mei 1922. Bij Uw besluit van 11 April 1921 (Ingek. Stukken n°. 106) werden van den heer G. F. Hemerik tegen den prijs van f 14000.aangekocht de perceelen teelland met schuren benoorden den Heerensingel nabij de Lusthoflaan, kadaster Sectie K nis 333 en 1836, tezamen groot 7617 M2. Namens een anderen eigenaar, den heer C. F. Hemerik, zijn thans de aangrenzende perceelen teelland c.s., Sectie K nis 294, 295, 296, 297, 2748 en 3612 (oud 298 en 2751), groot 50 A. 53 c.A. aan de gemeente te koop aangeboden. Evenals het genoemde terrein Sectie K nis 333 en 1836 zijn ook deze perceelen, waarop thans een bloemkweekerij gevestigd is, voor eventueele bebouwing zeer gunstig ge legen en behoeven zij in verband met hunne ligging bijna niet te worden opgehoogd, zoodat aankoop daarvan wel gewenscht is. De eigenaar is bereid zijn eigendom af te staan voor een prijs van 2.25 per M2. of 11369.25 in totaal. Deze koopsom kan, zooals uit de stukken blijkt, aannemelijk worden geacht. De gemeente is bovendien in de gelegenheid de hand te leggen op het open stuk grond met daarachter gelegen slootgedeelte, groot 287 M2., kadaster Sectie K nis 2830 en 2829, toebehoorende aan de N.V. Leidsche Exploitatie Maatschappij van Onroerende Goederen en gelegen tusschen het einde der bebouwing aan de Westzijde van de Prinsen straat en het meergenoemde perceel K no. 1836. De ligging van het terrein, dat geheel voor bebouwing gereed is, maakt het raadzaam, dat de gemeente zich daarvan tijdig het bezit verzekert. Met den gevraagden prijs van 1850. kan daarom, hoewel deze op zich zelf niet laag is te noemen, genoegen worden genomen. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Beheer over het Grondbedrijf geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging: I. te besluiten tot den aankoop ten behoeve van de volkshuisvesting a. van de perceelen teelland met alle zich daarop bevin dende opstallen (uitgezonderd het gewas, zoowel in kassen en bakken als op het land), kadaster Sectie K nis 294, 295, 296, 297, 2748 en 3612 (oud 298 en 2751), tezamen groot 50 A. 53 c.A. gelegen nabij de Alexanderstraat, voor de som van 2.25 per M2, of in totaal 11369.25; b. van de perceelen grond met slootgedeelte, kadaster Sectie K nis 2830 en 2829 tezamen groot 287 M2., gelegen aan de Prinsenstraat, voor de som van 1850. II. over te gaan tot vaststelling van den hierbij over- gelegden suppletoiren begrootingsstaat, groot, met inbegrip van de kosten van overdracht, 13708.25; III. te besluiten de sub I bedoelde perceelen in te brengen in het gemeentelijk grondbedrijf voor de koopsom, ver meerderd met de op den aankoop gevallen kosten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 150. Leiden, 22 Mei 1922. Eenigen tijd geleden deed Uw medelid de heer van Stralen het voorstel om van gemeentewege een bijslag te geven op de uitkeeringen der werkloozenkassen, welke krachtens een ministerieële regeling, die ook door onze gemeente was aanvaard, verlaagd waren. Bij Uw besluit van 6 Februari 1922 werd dit voorstel verworpen, omdat het treffen van een dergelijke bijslag regeling geen effect kon hebben, wijl zij door het hooger gezag ontoelaatbaar was geoordeeld. (Zie ons praeadvies onder no. 29 der Ingekomen Stukken van dit jaar.) Thans doen in het hierachter afgedrukt adres de samen werkende organisaties der sigarenmakers en tabaksbewerkers het verzoek om het bedrag van den steun, vastgesteld in de steunregeling van den Minister van Binnenlandsche Zaken, waaronder in onze gemeente alleen de uitgetrokken sigarenmakers vallen, van 13.50x) te verhoogen tot 15. en de meerdere kosten voor rekening van de gemeente te nemen. Zij gronden hun verzoek hierop, dat het niet ver dedigbaar is, dat aan uitgetrokken werklooze sigarenmakers een uitkeering van 13.50 wordt gegeven, terwijl aan andere uitgetrokken werklooze arbeiders vanwege het Burgerlijk Armbestuur een ondersteuning wordt verstrekt van 15. Ook omtrent dit verzoek kan ons praeadvies kort zijn. Evenals het geven door de gemeente van een bijslag op de uitkeeringen der werkloozenkassen ontoelaatbaar werd geacht, evenzeer blijkt dit het geval te zijn met het geven door de gemeente van een bijslag op den steun vastgesteld in de bovengenoemde steunregeling van den Minister van Binnen landsche Zaken. Ook hier wordt het plaatselijk afwijken van een algemeene ministerieële regeling strijdig geacht met het algemeen belang. In verband hiermede zijn de besluiten x) Hier komt nog' bij f 1.50 per gezinslid boven de twee personen, tot een maximum van 10 personen, doch niet meer dan 65 van bet laatstelijk verdiende loon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 18