242
MAANDAG 15 MEI 1922.
het mij, dat hij op een in het openbaar gestelde vraag niet
in het openbaar een antwoord krijgt. Ik weet niet of hij onders
hands antwoord heeft gekregen, maar de heer Pera heeft
beloofd in deze vergadering een antwoord te zullen geven op
de vraag hoe het op het Raamland met den aanvoer van zand
is gegaan. De Wethouder zeide er bij, dat hij reeds den vol
genden dag werk van de zaak zou maken, 's morgens vroeg
reeds, maar wij hebben er nooit iets meer van vernomen.
Het verwondert mij, dat de heer Wilbrink verder niet meer
belangstellend in die quaestie is. Ik ben er zeer belangstellend
naar en ik zou gaarne van den heer Pera willen weten hoe
het met die zaak staat.
De heer Pera. Ik heb aan mijne belofte voldaan. Den
volgenden morgen ben ik er op uitgegaan om te onderzoeken
wat er gaande was. Ik heb persoonlijk den heer. Wilbrink
daarvan ook mededeeling gedaan en dat is eigenlijk mede de
aanleiding dat ik er op dit oogenblik niet aan dacht.
De zaak is deze. De schippers leverden op den Hoogen
Rijndijk voor 1.30 per M8. Later, voor de andere gelegenheid,
verklaarden zij te moeten hebben 1.60, terwijl de Katwijkers
verklaarden voor 1.30 te willen blijven leveren. Dat is de
aanleiding geweest dat de Leidsche schippers er uit ge
raakt zijn.
De heer Wilbrink heeft mij persoonlijk daarna opgemerkt,
dat ook de. Leidsche schippets wel wilden leveren voor 1.30,
en dat dus de reden, welke ik opgegeven had of meende te
kunnen opgeven, niet bestond.
Nu heb ik Zaterdag jongstleden acht dagen geleden twee
van die schippers bij mij gehad, Joh. Dreef, Emmastraat no. 2,
en Simon Dreef van de Waardgracht do. 39, die ook kwamen
reclameeren tegen den bestaanden toestand, dat aan deschip
pers van Katwqk gelegenheid werd gegeven te werken en
dat zij waren uitgesloten. Toen heb ik hun geantwoord, dat
dit eenvoudig hieraan vastzat, dat zij meer eischten. Neen,
dat was niet waar; zij wilden ook leveren tegen 1.30.
Ik heb toen gezonden om den heer Driessen, maar die was
op dat oogenblik niet op het Stadhuis. Toen is de onder
directeur gekomen: die wist van niets af; maar met hem
doorsprekende erkenden die schippers dan ook volkomen, dat
zij voor 1.30 dat zand, hetwelk door de Katwijkers geleverd
werd, niet konden leveren. Dat werd rondweg uitgesproken.
Wel zouden zij ook zand kunnen leveren voor f 1.30, maar
dat moest komen van Katwijk aan den Rijn. Nu was er
tusschen het zand van Katwijk aan Zee en dat van Katwijk
aan den Rijn dit verschil, dat de qualiteit van het zand van
Katwijk aan Zee beter was. De Leidsche zandvervoerders be
toogden, dat aan de schippers van Katwijk een voorrang
gegeven werdvoor datgene wat de Katwijkers aan Zee be
taalden met 4.— a 5.— zouden zij zelf 7 moeten
betalen.
Nu is dat een toestand, waarvan ik niet op de hoogte ben,
maar in elk geval kwam het hierop neder, dat zij erkenden:
de uitnemende qualiteit zand, die door de Katwijkers geleverd
wordt, kunnen wij tegen dien prijs niet leveren. Dus is de
vraag, of men dat hoogere bedrag aan de Leidsche schippers
wil geven, en tot hiertoe is daarvoor geen reden, ook met het
oog hierop, dat al het werk op die manier de gemeente reeds
veel duurder is komen te staan dan het geval zou zijn geweest
wanneer de gewone weg van aanbesteding gevolgd was. Ik
heb hun toegezegd te zullen zien, wat er in hun belang nog
gedaan kon worden.
De heer Wilbrink. M. d. V. De Wethouder heeft straks
opgemerkt, dat hij mij ondershands antwoord heeft gegeven,
maar bij die gelegenheid heeft hij mij ook beloofd mij in
het openbaar antwoord te zullen geven. Ik heb, toen ik
ondershands antwoord ontving, tot den Wethouder gezegd,
dat hetgeen hij toen zeide dit geldt ook voor hetgeen hij
thans heeft medegedeeld niet alleszins klopte met de
leiten, welke mij bekend waren. Waar thans echter de zaak
in het reine is gekomen, acht ik het niet noodig er in de
openbare vergadering op terug te komen. Ik meen althans,
dat op dit oogenblik geen andere dan Leidsche ingezetenen
voor de gemeente aan het zand varen zijn.
Het is in die geschiedenis aldus gegaan. De schippers
waren zand aan het varen aan den Hoogen Rijndijk en toen
is hun in dien tijd niet gevraagd of zij ook dat zand aan de
Witte- en de Roodelaan wilden leveren. Men is begonnen
te vragen aan een schipper, die totnogtoe geen zand had
gevaren, of hij dat wilde doen en men heeft hem toen ook
naar den prijs van het zand gevraagd. Hij gaf toen een prijs
van 2
De Voorzitter. Als de zaak in het reine is, heeft het dan
nog wel belang om er nu nog lang over te praten? Boven
dien, wij zijn thans aan de rondvraag bezig en het is zaak,
dat men zich daarbij beperkt tot het maken van korte op
merkingen.
De heer Oostdam. Zand er over.
De heer Dubbeldf.man. M. d. V. Mag ik zoo onbescheiden
zijn te vragen hoe het staat met het praeadvies van mijn
voorstel betreffende den bouw van 250 woningen?
De heer Mulder. M. d. V. Ik kan een heel royaal antwoord
geven: er wordt aan gewerkt.
Niemand meer het woord verlangende sluit de Voorzitter de
vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.