83
subsidie uit de gemeentekas, ten behoeve van hare kinder
bewaarplaats aan den Heerensingel.
Blijkens het adres en het verslag over 1920, is de
St. Gerardus Majellastichting in denzelfden geest werkzaam
als de „Vereeniging tot verzorging van kleine kinderen" in
hare kinderbewaarplaats aan de Langebrug. De inkomsten
bestaan uit de vergoeding van de ouders der kinderen,
welke in de stichting worden opgenomen en verder uit
giften; de uitgaven overtreffen evenwel de inkomsten be
langrijk.
Het komt ons voor, dat er termen aanwezig zijn, ook
voor deze kinderbewaarplaats, met het oog op den aard
van hare werkzaamheid, eenige subsidie van gemeentewege
toe te kennen. Het gevraagde bedrag van 1000.achten
wij evenwel te hoog. In overeenstemming met de voorge
stelde subsidie aan de „Vereeniging tot verzorging van kleine
kinderen" komt ons een bedrag van 500.voldoende voor.
Wij geven IJ daarom in overweging te besluiten:
1°. aan de St. Gerardus Majellastichting alhier, ten behoeve
van hare kinderbewaarplaats voor het jaar 1922 eene sub
sidie toe te kennen van 500.—, onder voorwaarde, dat na
afloop van dit jaar een rekening en verantwoording van de
exploitatie aan ons College worde overgelegd;
2°. vast te stellen de hierop betrekking hebbende supple-
toire begrooting dienst 1922, groot 500.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, welke met dit
bedrag wordt verminderd, is, bij aanneming van ons voorstel,
opgenomen onder H°. 138 der Ingek. Stukken, een bedrag
van 73734.beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
H°. 140. Leiden, 8 Mei 1922.
In hare zitting van den 27en Maart j.l. besloot Uwe Ver
gadering, overeenkomstig het advies van de minderheid van
ons College opgenomen in ons praeadvies d.d. 21 Maart j.l.
(Ingek. Stukken Ho. 97) in beginsel, medewerking te ver-
leenen aan de tot standkoming en instandhouding van een
Herstellingsoord voor de verpleging van kinderen van den
leerplichtigen leeftijd, die gevaar loopen slachtoffer te worden
van de tuberculose, welke inrichting wordt verbonden aan
de door de vereeniging „Herstellingsoord de Leidsche Buiten
school" te Katwijk te stichten z.g. „Buitenschool".
Omtrent het bedrag der aan de vereeniging toe te kennen
bijdragen en omtrent de voorwaarden, welke aan die bijdragen
zullen worden verbonden, moet thans door Uwe Vergadering
eene beslissing worden genomen.
Wat de op- en inrichtingskosten betreft, blijkt uit de door
de vereeniging overgelegde stukken, dat de kosten van een
gedeeltelijken nieuwbouw en die van de verdere inrichting
der villa. „Duinlust" te Katwijk met bijbehoorenden duin-
grond (eene schenking van den heer J. de Koster alhier),
worden geraamd op rond 20264.Als Provinciale bijdrage
rekent de vereeniging op een bedrag van 5000.terwijl
uit particuliere giften en uit een deel der Rijkssubsidie (deze
bedraagt voor bouw, inrichting en exploitatie ƒ3660.een
bedrag van rond 7000.beschikbaar is. Het ontbrekende
bedrag, groot 8000.vraagt de vereeniging, als bijdrage
voor eens, van de gemeente Leiden.
Gezien de belangrijke bedragen, welke van particuliere zijde
reeds zijn bijeengebracht, op den door Rijk en Provincie
reeds verleenden of nog te verleenen steun en in aanmerking
nemende de sanitaire belangen, welke de gemeente Leiden
bij de tot standkoming van deze inrichting heeft, meenen
wij U in overweging te mogen geven, de gevraagde bijdrage
van 8000.mits als maximum beschouwd, toe te staan.
Mocht met een minder bedrag kunnen worden volstaan
wat uit de op- en inrichtingsrekening zal moeten blijken
dan zal de bijdrage uit den aard der zaak tot dat mindere
kunnen worden beperkt.
Uit de exploitatie-begrooting blijkt, dat de kosten over 6
maanden van 1922 (JuliDecember) door de vereeniging
worden geraamd op 9497.50. Op deze begrooting komen
ter dekking van het financieel tekort subsidiën van Rijk,
Provincie en Gemeente voor resp. ten bedrage van 2500.
1250.— en 3750.—.
Bij een, op weinig ondervinding steunende eerstejaars
exploitatie als deze, in een gedeeltelijk zomer- en een ge
deeltelijk winterseizoen, waarvan de kosten onderling zoo
zeer uiteenloopen, en met een gemiddeld getal van 30 kin
deren, is de mogelijkheid vrij groot, dat de werkelijke uitkom
sten niet aan de raming zullen beantwoorden. Wij wezen
daarop reeds in ons praeadvies van 21 Maart jl. Indien wij
U dan ook voorstellen de gemeentelijke subsidie over deze
6 maanden van 1922 te bepalen op het gevraagde bedrag-
van 3750.dan mag dat allerminst beduiden, dat daarbij
van onzen kant aan een volledige dekking van een eventueel
financieel tekort door de subsidieerende lichamen wordt
gedacht noch aan een vaste jaarlijksche bijdrage. Telken
jare zal naar onze meening over het bedrag der subsidie
zoo die noodig mocht blijken door Uwe Vergadering
behooren te worden beslist.
Ten opzichte van de voorwaarden, aan de subsidiën te
verbinden, komt het ons noodig voor, dat zooals hierboven
reeds werd gezegd, uit de rekening van de op- en inrich
tingskosten moet blijken, tot welk bedrag maximaal
8090.- de bijdrage der gemeente noodig zal zijn;
daartoe zal deze rekening door de vereeniging moeten wor
den overgelegd; verder, dat tegenover deze bijdrage de
vereeniging verplicht is voortdurend een 30-tal plaatsen in
het herstellingsoord voor te Leiden wonende leerlingen van
openbare en bijzondere scholen ter beschikking van ons
College te stellen, tegen het minimum-tarief, en dat omtrent
de aanwijzing der te plaatsen leerlingen overleg zal worden
gepleegd met de Vereeniging tot bestrijding der Tubercu
lose; dat de tarieven en voorwaarden van opneming en
eventueele wijziging der statuten, aan ons College worden
medegedeeld; dat de gemeente het recht heeft zich in het
bestuur der „Buitenschool" te doen vertegenwoordigen en
voorts dat jaarlijks eene begrooting, een rekening en ver
antwoording en een verslag over het afgeloopen jaar aan
ons College worden toegezonden.
Onder mededeeling, dat de Gezondheidscommissie zich,
blijkens haar schrijven van 19 April jl. no. 31a/30, met deze
subsidieering en met de bovenvermelde voorwaarden kan
vereenigen, geven wij U alsnu in overweging te besluiten:
1°. aan de vereeniging „Herstellingsoord de Leidsche
Buitenschool" eene bijdrage voor eens te verleenan van ten
hoogste 8000.in de kosten van op- en inrichting van
een Herstellingsoord, verbonden aan hare te Katwijk te
stichten „Buitenschool";
2°. aan voornoemde vereeniging over het jaar 1922 eene
subsidie te verleenen in de exploitatiekosten van het her
stellingsoord van ten hoogste 3750.een en ander onder
ds navolgende voorwaarden:
a. dat een afschrift van de rekening der op- en in
richtingskosten aan Burgemeester en Wethouders van Leiden
worde toegezonden;
b. dat de vereeniging zich verbindt voortdurend 30 plaatsen
in het herstellingsoord voor te Leiden wonende leerlingen
van openbare en bijzondere scholen, tegen het minimum
tarief ter beschikking van Burgemeester en Wethouders van
Leiden te stellen; de aanwijzing der te plaatsen leerlingen
zal door Burgemeester en Wethouders geschieden na gepleegd
overleg met de Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose
c. dat de tarieven en de voorwaarden van opneming, als
mede wijziging van de statuten en van het huishoudelijk
reglement der vereeniging, aan Burgemeester en Wethouders
van Leiden worden medegedeeld;
d. dat de gemeente Leiden het recht heeft zich door een
of twee gedelegeerde leden in het bestuur der „Buitenschool"
te doen vertegenwoordigen;
e. dat jaarlijks eene rekening en verantwoording van het
afgeloopen jaar en een begrooting voor het volgende jaar
ter goedkeuring aan Burgemeester en Wethouders van Leiden
worden toegezonden;
dat jaarlijks een verslag omtrent de exploitatie van de
„buitenschool" over het afgeloopen jaar aan Burgemeester
en Wethouders van Leiden worden ingediend.
3°. vast te stellen de hierbij overgelegde begrootingsregeling,
dienst 1922, ter beschikbaarstelling van de voor de sub 1°
en 2» bedoelde bijdragen.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarvan het
bedrag van 3750.wordt afgeschreven, is bij aanneming
van ons voorstel opgenomen onder no. 139 der Ingek.
Stukken, nog eene som van 73234.beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
H°. 141. Leiden, 8 Mei 1922.
In de raadszitting van den 26sten Januari 1920 besloot
Uwe Vergadering, dat de gemeente Leiden |als lid zoude
toetreden tot de „Vereeniging tot verbetering van den
Ouden Rijn", tegen betaling van een jaarlijksche bijdrage
van 25.De motieven welke daartoe leidden, zijn uiteen
gezet in ons praeadvies, opgenomen onder Ho. 22 der
Ingekomen Stukken van dat jaar.
De uiterst geringe actie, welke van de vereeniging uitging,
gaf ons al spoedig aanleiding om te twijfelen aan hare
levensvatbaarheid; wij vonden daarin dan ook aanleiding,