222 MAANDAG 24 APRIL 1922. worden toegepast ten opzichte van »de Eendracht", van »Ons Belang" en van »Eensgezindheid" en dan is het eind van het liedje, dat de huurders moeten betalen. Neen, zeg ik, gij moet het spit afbijten ook voor de huurders in de andere vereenigingen. De heer de Lange zegt: het is gemakkelijker te breken dan te bouwen. Moet men Wethouder zijn om zoo iets te vertellen Dat weten wij allen. Maar het zijn niet de arbei ders geweest, die zijn gaan breken. Integendeel, de arbei ders hebben door alle eeuwen heen gebouwd. Het zijn altijd de niet-werkers geweest, die hebben gebroken. Het is niet de schuld van de arbeidersklasse, dat de huishouding op dit oogenblik zoo duur is, maar het is de schuld van de bezit tende klasse, de winstmakers. Het is de bezittende klasse geweest in Duitschland, Frankrijk en Engeland, die nog niet tevreden was met de winst, die zij maakte; neen die winst moest langs imperialistischen weg grooter gemaakt worden. Daardoor zijn wij in de misère gekomen en die wil men afwentelen op de ruggen der arbeiders. Als de arbeiders klasse verstandig is, zal zij dat niet toelaten, maar zal zij de brokken laten heelmaken door degenen, die het geld be zitten, namelijk door de bezittende klasse. Ik weet, wij zullen het hier alleen niet klaarspelen Leiden alleen kan het niet doen; Leiden alleen kan die kosten niet dragen. Maar als mijn voorstel werd aangenomen, dan zou dat waarschijnlijk wel navolging vinden in andere plaatsen, want daar staat men er precies op dezelfde wijze voor. Het zal moeten gebeuren vanuit den Haag. Daar zal men aan het verstand gebracht moeten worden, dat het langs dezen weg niet gaat. Dat zal het gemeentebestuur moeten doen. Nu vrees ik, dat, als het gaat volgens de toezegging van den heer de Lange namens het college van Burgemeester en Wethouders, die aandrang niet sterk genoeg zal zijn, vooral niet als hij zegtwij zullen eerst wat kantteekeningen maken. Het zal niet opgaan, dat men b. v. in de Kooi zou kunnen zeggen: nu betaalt gij ƒ5.—, gij ƒ3,gij ƒ6.en dat voor huisjes, die precies aan elkaar gelijk zijn. Het zou zeker een prachtig systeem zijn, dat men huur betaalde naar gelang men een inkomen heeft., maar dan moet het niet alleen toe gepast worden op menschen, die genoodzaakt zijn in een huisje van een woningbouwvereeniging te wonen; dan zou het over de geheele linie moeten worden toegepast. De verwijzing naar het soeialisatie-rapport is geheel mis plaatst. Daarin kan men lezen, dat men, als men zou willen overgaan tot het toepassen van die maatregelen, dit slechts overgangsmaatregelen zouden zijn. Men zou beginnen met een ieder naar zijn draagkracht te laten bijbetalen tot vorming van een woningfonds. Dan zullen er zooveel menschen zijn, die zooveel meer betalen dan ze gewend zijn, dat men daar door zal kunnen dekken de tekorten voor hen, die het niet kunnen betalen. Dat is geheel iets anders, dan de heer de Lange wil lezen. 4 De heer de Lange heeft ook gezegdde Minister geeft den grondslag aan. Dat is juist het ellendige. Wij kunnen er zoo weinig tegen doen. Daarom is de eenige raad, dien wij den huurders kunnen geven, dezeweigert in elk geval huur- verhooging, hoe gering ook. Als zij dat gestand doen en als zij willen kunnen zij dat doen dan geef ik de verze kering, dat de Minister zal moeten toegeven. Ik geloof echter, dat zij niet stevig genoeg zullen zijn, dat zij wat slap in hunne lendenen zullen worden; en de houding van den heer de Lange is waarschijnlijk daarop gebaseerd, omdat hij dat weet. Maar het neemt niet weg, dat wij alleen in dit geval kunnen adviseeren betaalt geen cent meer huur. De Voorzitter. Ik vind, dat dit debat veel grooteren omvang gekregen heeft dan wel noodig was. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders is zeer tegemoetkomend en mijns inziens ook naar den zin van de genen, die het verzoek doen. De heeren hebben er allerlei zaken bij gehaald, die er niet bij hooren. Ik kan zeggen, dat wij alle moeite zullen doen om deze zaak te doen schikken en het harde er af te nemen, op de wijze zooals de heer de Lange heeft aangegeven. Er ligt niets onbillijks in als men zegt: begint met die geringe verhooging te betalen. Ook de heer Eikerbout heeft in die vergadering gezegdmen stelle zich op het standpunt, niet elke verhooging te weigeren; in die verhooging van één derde zie ik niet zooveel bezwaar. Wat heeft men er aan om die menschen in moeilijkheden te brengen? Wij zullen met allen ijver pleiten voor datgene, wat ons gevraagd is, op de wijze zooals de heer de Lange heeft aangegeven. De beraadslaging wordt gesloten. De beide voorstellen van den heer Dubbeldeman worden achtereenvolgens in stemming gebracht en met 16 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Meijnen, Pera, Bots, de Lange, van der Lip, Sijtsma, Wilbrink, Kuivenhoven, Wilmer, Heemskerk, Stijnman, Bisschop, Mulder, Huurman, Oostdam en Schoneveld. Vóór stemmenMevrouw DubbeldemanTrago en de heeren Knuttel, A. Eikerbout, van Stralen, Piekaar, Groeneveld, van Eek en Dubbeldeman. Zonder hoofdelijke stemming wordt ten slotte besloten het adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. De Voorzitter. Thans komt aan de orde het verzoek van de Woningbouwvereeniging joide Eendracht" om een commissie uit den Raad te benoemen, met opdracht een onderzoek in te stellen naar de juistheid van de door den heer de Lange geuite beschuldigingen, met betrekking tot de bij den bouw van plan II en III dier vereeniging gepleegde knoeierijen. Ik stel voor deze zaak, waarbij geen haast is, in een volgende Raadsvergadering te behandelen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Wilmer. M. d. V. Als deze zaak een lange discussie zou uitlokken, dan zou ik tegen uw voorstel geen bezwaar hebben, maar mijns inziens behoeft erin het geheel niet over gesproken te worden. Ik vind het heel logisch om op dit verzoek afwij zend te beschikken. Er is over deze zaak al 4 a 5 uur gepraat en, als zij in een volgende vergadering nog eens aan de orde komt, zal er weer over gepraat worden. De Raad is dunkt mij ten respecte aan zich zelf verplicht om bij eenvoudige stemming dit verzoek van de hand te wijzen. De Voorzitter. Indien niemand over dit verzoek het woord wil voeren en de leden zich willen bepalen tot stemmen, ben ik bereid het onmiddellijk in stemming te brengen. Burge meester en Wethouders willen in dien zin wel adviseeren. De heer Wilmer. Ik doe het voorstel daartoe. De Voorzitter. Daarmede stemmen Burgemeester en Wet houders in, want volgens artikel 47 van de Gemeentewet zijn de Raadsleden niet vervolgbaar wegens de stem of meening door hen in de vergadering geuit. Dat staat in verband met deze zaak, want al moge er geen sprake zijn van een gerech telijke vervolging, het zou te dwaas wezen, dat de Raadsleden wei aansprakelijk zouden zijn voor de door hen geuite mee ning tegenover een bijzondere rechtbank, hetzij tegenover den Raad in pleno, hetzij tegenover een commissie, uit den Raad gevormd. Waar blijlt dan de vrijheid van het woord? Als zich iemand gegriefd gevoelt door een uiting van een lid van den Raad in de Raadsvergadering, dan heeft hij volkomen het recht in de courant daarover ingezonden stukken te schrijven maar dan moet hij niet vragen aan den Raad om uit zijn midden een commissie te benoemen, die zal onderzoeken of die uiting van dat Raadslid onjuist is. Het spreekt van zelf, dat hier verschillende meeningen worden geuit, anders zou den wij altijd, wat ondenkbaar is, eenparig stemmen. Ik zou dus aan den Raad willen adviseeren het voorstel van den heer Wilmer te steunen en dit verzoek van de hand te wijzen, want de Raad kan onmogelijk rechtbankje gaan spelen over zijn leden. Zooeven werd er door den heer Dub beldeman gezegd: »dat is gelogen", maar nu kunnen wij toch niet een commissie gaan benoemen, om uit te maken of de heer Dubbeldeman terecht die uitdrukking heeft gebezigd? De heer Dubbeldeman. M. d. V. U stelt het eenigszins verkeerd voor. Ik geloof niet, dat de bedoeling is dat door de Raadscommissie onderzocht zal worden of de heer de Lange al dan niet waarheid heeft gesproken. Wat het bestuur van »de Eendracht" ik kan dit vertellen, omdat ik zelf daartoe niet behoor gaarne zou willen zien uitgemaakt is, of het inderdaad het gemeentebestuur verkeerd heeft ingelicht. De heer Wilmer zegt: daar hebben wij al 4 uren over ge praat. Ja, maar ik ben het bestuur van de vereeniging niet. De Voorzitter. Daarover kan de Raad zich niet in een commissie uitspreken. Er staat hier duidelijk»uit den Raad een Commissie te benoemen met opdracht een onderzoek in te stellen naar de juistheid van de in de Raadszitting door den heer de Lange geuite beschuldiging, dat het bestuur van »De Eendracht" zich heeft schuldig gemaakt aan ernstige misleiding van het gemeentebestuur." Dus onderzocht zou moeten worden of die uitdrukking van den heer de Lange juist is. De beraadslaging wordt gesloten. Het verzoek wordt in stemming gebracht en met 15 tegen 7 stemmen verworpen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 30