MAANDAG 24 APRIL 1922. 213 voorgestelde ondersteuning gaat boven de uitkeeringen aan de werkloozen uit. Bovendien zijn deze cijfers niet zoo heel willekeurig genomen, want ik kan mij indenken, dat als grondslag is genomen de regel, dat het wachtgeld moet zijn de helft van de laatstelijk genoten bezoldiging, terwijl voor degenen, die langer in dienst zijn geweest, het percentage stijgt naar evenredigheid. De heeren kijken alleen naar de categorie van arbeiders, die minder dan 3 jaren in dienst zijn geweest, maar ik zou zeggenlaten wij er nu niet over spreken of de voorgestelde bedragen voor die menschen voldoende zijn. Ik meen, dat de overheid ten aanzien van die menschen vol komen aan haar verplichtingen heeft voldaan, als zij hun gedurende de eerste twee maanden 24.per week en ge durende de volgende twee maanden 15.per week toekent. Men kan wel verder gaan, maar ik acht dit voldoende. Boven dien, als die vier maanden om zijn en die menschen dan nog geen werk zullen hebben gevonden, zullen zij op een andere manier, namelijk door het Burgerlijk Armbestuur, worden ge holpen en dan zullen de ontvangsten, die zij in den vorm van wachtgeld genoten hebben, in ieder geval hooger blijken te zijn dan de uitkeeringen, welke zij alsdan zullen krijgen. Er is geen reden om deze uitkeeringen te verhoogen, tenzij men, zooals de heer van Eek heeft gezegd, een deel van de riemen, die men heeft, wil afgeven aan de menschen, die hij bedoelt, maar daarvoor bestaat mijns inziens geen aan leiding. De heer Wilmer. M. d. V. Als ik het goed zie, dan zou bij aanneming van het amendement van den heer van Eek voor deze arbeiders een betere regeling worden getroffen dan voor degenen, die in vasten gemeentedienst zijn. Het schijnt mij toe, dat dit niet logisch is. Ik heb Zaterdag j.l. gelezen in een artikel van den heer van Eek ik herinner het mij niet letterlijk, dat men niet langs zijwegen en met trucjes de zaak van de arbeiders moet dienen. Dat ben ik geheel met hem eens. Daarom zou ik liever met hem den breeden weg wilien opgaan en liever zien, dat men, als men de wachtgeldregeling voor het vast personeel niet goedvond, eerst trachtte die te verbeteren en dan de regeling voor tijdelijke arbeiders, dan dat men tracht eerst langs een zijweg de regeling voor de tijdelijke arbeiders te verbeteren en dan die voor de vaste arbeiders. Ik geloof, dat wij aan de tijdelijke arbeiders niet minder moeten geven dan aan de vaste arbeiders, maar ook niet meer. üe heer de Lange. M. d. Y. Ik had ten opzichte van artikel 3 toch niet verwacht critiek van den heer van Eek, vooral niet een critiek met beroep op de intentie van de meenierheid van de Commissarissen der Lichtfabrieken. Het moge eenigszins vreemd schijnen na hetgeen de heer van Eek gezegd heeft, maar Burgemeester en Wethouders hebben volkomen voldaan aan de intentie van de meerderheid van Commissarissen, waartoe indertijd ook de heer van Eek behoorde. Wat was de quaestie? Toen de wachtgeld verordening door Commissarissen is vastgesteld, bedroeg het maximum wacht geld voor het vaste personeel 50 Commissarissen hebben toen dat is juist aan Burgemeester en Wethouders geschrevenwij zouden gaarne meer toegekend hebben, maar wij konden het niet doen, omdat wij meenden niet te mogen gaan boven de regeling, voor het vaste personeel gemaakt; wanneer voor het vaste personeel een nieuwe regeling ge maakt wordt, dan vertrouwen wij dat die dan ook toepasselijk verklaard zal worden op de werklieden, die nu betrokken zijn bij deze regeling. Nu hebben Burgemeester en Wethouders letterlijk voldaan aan dezen wensch van Commissarissen. Voor het vaste perso neel is getroffen een regeling, volgens welke ambtenaren met minder dan 5 jaren dienst, een wachtgeld krijgen van 50 en ambtenaren met meer dan 5 doch minder dari 10 jaren dienst van 60 Onder het personeel, dat ontslag zal krijgen tengevolge van het in gebruik nemen van de nieuwe stokerij, is er geen, die 10 dienstjaren heeft; allen blijven daar beneden; en het wachtgeld wordt gesteld op 50%, 55% en 60%, in over eenstemming met artikel 3 van de wachtgeldregeling voor het vaste personeel. De heer van Eek moge van inzicht veranderd zijn, Burge meester en Wethouders hebben volkomen voldaan aan den wensch, ten vorigen jare door de meerderheid van Commissa rissen geuit. Dan wil ik nog de opmerking maken, dat het toch zeker niet aangaat ik onderschrijf, wat dit betreft, volkomen de meening van den heer Wilmer orn nu, waar pas het percentage van de bezoldiging als wachtgeld bij een diensttijd van niet meer dan 10 jaren is gesteld op 50 a 60 voor het losse personeel hooger te gaan. Dan zou eerst weder de heer van Eek moeten komen met een voorstel om de percen tage's voor het vaste personeel te verhoogen en dan zouden wij eerst daarna kunnen komen met een voorstel om de per centage's voor het losse personeel te verhoogen. De heer Knuttel maakt zich er zeer gemakkelijk van af en dien behoef ik eigenlijk niet te bestrijden. Hij zegt: ge moet den menschen altijd maar een vol loon geven met of zonder productief werk, dan hebben wij geen wachtgeldregeling noodig. Dat zou alleen ten gevolge hebben, dat wij spoedig zelf om wachtgeld zouden moeten komen, bij wien, weet ik echter niet. Ik meen aangetoond te hebben, dat deze wachtgeldregeling voor het los personeel door Burgemeester en Wethouders op ruimen voet is ontworpen. Ik vertrouw, dat de Raad er niet •weder een paar schepjes op zal willen doen, zooals de heer van Eek begeert, omdat dan nolens volens de pas vastgestelde regeling voor het vaste personeel weder zou herzien moeten worden. De heer van Eck. M. d. Y. Ik zal met den heer Heemskerk over deze zaak niet verder in discussie treden. Als hij be toogt, dat die menschen met een bedrag van 15.per week tevreden moeten zijn, dan kan hij dat heel gemakkelijk in den Raad zpggen, maar hij weet zeer goed, dat die menschen in werkelijkheid honger moeten lijden. Daaraan mag de Ge meenteraad niet medewerkenwij hebben de moreele ver plichting om menschen, die jaren lang hebben medegewerkt om de Lichtfabrieken gaande te houden, voor broodsgebrek te vrijwaren. De heer Wilmer heeft gelijk, als hij zegt, dat bij aanneming van mijn amendement de losse arbeiders hoogere uitkeeringen zullen ontvangen dan het vaste personeel. Ik heb dat zelt wel onder het oog gezien en ik heb zeer goed begrepen, dat dit ter sprake zou komen, maar ik heb nit voorstel gedaan, eenerzijds om het voordeel te krijgen, dat aan die menschen zal worden toegekend hetgeen hun toekomt, want ik benvanoordeel.dat die moreele verplichting in dwingend recht moet worden omgezet; en in de tweede plaats omdat, als dit voorstel wordt aangenomen, daaruit onvermijdelijk voortvloeit, dat de ver ordening op het wachtgeld voor het vas e personeel zal moe ten worden herzien. Als er strijd is tus-chen twee zaken, moet het minder goede voor het g >ede wijken. Ik zou deze regeling, die ik schuidelijk vind, willen verbeteren door deze wijziging aan te brengen. Tegenover den heer de Lange moet ik volhouden, dat mijn opvatting omtrent hetgeen in de Commissie voor de Licht fabrieken is gebeurd juist is, ilet spijt mij, dat de andere leden hiei niet aanwezig zijn; de heer van der Pot is weg en de heeren F. Eikerbout en Sanders zijn alwezig. De C«>m missie was indertijd ook van oordeel, dat een bedrag van 70 billijkheidshalve aim deze menscl en toekwam. Men u eende tot die uitkeering niet te moeten oveigaan alleen om deze reden, dat dan aan het losse personeel hoogere uitkeering zou worden toegekend dan aan het vaste. Toen is aangedrongen op wijziging van de wachtgeldverordening voor het vaste personeel met het motief om de uitkeering te brengen op 70%. Gaan Burgemeester en Wethouders daarop niet in, hetgeen natuurlijk hun recht is, dan z en zij de zaak anders in dan destijds de Commissie voor de Lichtfabrieken daarover oordeelde. De heer Heemskerk. M. d. V. De heer van Eck tracht nu met heel handige trucjes den schijn te wekken also! ik zou hebben beweerd, dat een bezoldiging van 15.voor die menschen voldoende zou zijn, maar daarover gaat het niet. In de eerste plaats brengt de heer van Eck alleen naar- voren de menschen, die het kortst in dienst van de Licht fabrieken zijn, namelijk langer dan een jaar, maar minder dan drie jaar, maar in de tweede plaats wordt hier wel degelijk aan het personeel de garantie gegeven, dat het den eersten tijd geholpen zal zijn, terwijl artikel 5 niet uitsluit, dat de menschen werk kunnen verrichten en daardoor hun inkom sten kunnen vermeerderen! Ik vat de zaak niet zoo op, dat de menschen van hetgeen zij van de gemeente als wacht geld zullen krijgen moeten leven, maar in dezen zin, dat de gemeente aan haar verplichtingen rechtmatig heeft voldaan door den menschen een zekere som te garandeeren gedurende de eerste maanden nadat zij zijn ontslagen. Mijns inziens behoeft de gemeente dan ook niet verder te gaan en kan de bespreking der bedragen achterwege worden gelaten, maar natuurlijk moeten dat ben ik met den heer van Eck eens die bedragen aan minimum-voorwaarden voldoen. De ge meente heeft echter aan haar verplichtingen voldaan, a,ls zij aan de laagste categorie garandeert gedurende twee maanden een uitkeering van 24.en gedurende de volgende twee maanden een uitkeering van f 15.per week. De Voorzitter. Ik wil thans nog een kort slotwoord spreken. Toen wij in het College van Burgemeester en Wethou ders kregen het voorstel van de Commissie voor de Licht-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 21