210
MAANDAG 24 APRIL 1922.
Zoo heelt hij zich ook de opmerking veroorloofd, dat wat wij
voorstellen tot allerlei malligheden zou leiden. Hij heeft b.v.
betoogd, dat, wanneer ons denkbeeld ingang vond en een
algemeene wachtgeldregeling voor al het tijdelijk personeel
tot stand zou komen, daarvan ook zouden profiteeren de
menschen, die door de gemeente tijdelijk door werkverschaf
fing waren geholpen. Volgens den heer Wilbrink zouden dan
ook die menschen onder een eventueele wachtgeldregeling
moeten opgenomen worden.
In diezelfde fout is ook de heer Pera vervallen. Van hem
kon ik dat minder begrijpen, omdat hij zeker beter weet.^
Bovendien, in artikel 2 van de tfoor Burgemeester en Wet
houders ontworpen verordening, waarop wij geen aanmerking
hebben dan alleen voor zoover betreft de niet-algemeenheid
ervan, staat dat deze verordening niet geldt voor degenen, die
voor een vasten tijd of voor een vast werk zijn aangesteld.
Logisch is dus, dat de menschen, die de heer Wilbrink
bedoelt, er niet onder zullen vallen, want die zijn natuurlijk
aangenomen voor een bepaalde taak.
Er komt bij dat wij, ook al zou dergelijke bepaling er niet
in voorkomen, toch niet in ons hoofd zouden halen om te
eischen, dat menschen, die zooals op het oogenblik gebeurt
voor 8 of 10 weken aan werk vanwege de gemeente gehol
pen worden na een langdurige periode van werkloosheid, dan
verder op wachtgeld gesteld zouden moeten worden. Daarvan
is natuurlijk geen sprake.
De heer Wilbrink haalde dat er ook bij, omdat volgens
hem eenige argumenten zouden zijn aan te voeren tegen het
geen wij voorstellen. De heer Pera heeft hetzelfde herhaald
en heeft getracht goed te praten de houding, die hij verleden
jaar aannam als voorzitter van den Raad. toen in de Juli
vergadering de zaak aan de orde kwam. Zijn woorden van
toen kloppen niet met zijn woorden van thans. De heer Pera
zegt er op dit oogenblik precies zoo over te denken als ver
leden jaar, maar ik heb uit het Raadsverslag van destijds
deze woorden van hem overgenomen, dat Burgemeester en
Wethouders meenden, dat eigenlijk de Commissie voor de
Lichtfabrieken het aangewezen college was om die zaak te
behandelen en af te doen. Verleden jaar stond hij op het
standpunt, dat, wal betreft het maken van een wachtgeld
regeling voor het tijdelijk personeel, niet de Raad, maar de
Commissie daarvoor het aangewezen lichaam was. In dit
opzicht heb ik over een bekeering gesproken en de heer de
Lange heeft toegegeven, dat een bekeering heeft plaats gehad.
De heer de Lange was niet mis. Hij is ons van middag nog al te
lijf gegaan, niet alleen bij deze zaak, maar de heer van Eek
heeft ook heel wat moeten hooren met betrekking tot het
geen in andere gemeenten door onze partijgenooten is daar-
gesteld. Hij heeft het College van Burgemeester en Wet
houders genoemd een royaal burgerlijk College, in dien zin,
dat Burgemeester en Wethouders royaal zijn voor het tijdelijk
personeel aan de Lichtfabrieken. De heer de Lange kon wel
wat voorzichtiger zijn met die blufïerij, want Gedeputeerde
Staten zouden, de woorden van den heer de Lange lezende,
door zijn weelde-uitspattingen van vanmiddag een streep
kunnen halen. De heer de Lange heeft Amsterdam er bij
gehaald en afkeurend gezegd: wat daar gebeurt zou hier niet
gebeuren. Ik wensch alleen te doen opmerken, dat daar die
zaak niet door een partijgenoot van ons is geregeld, maar aan
het hoofd van de bedrijven daar een Katholiek Wethouder
staat. Ik gelooï niet, dat in Amsterdam zal voorkomen het
geen lange jaren bij onze Lichtfabrieken gewoonte is geweest,
namelijk dat menschen 6 jaar en langer in lossen dienst
werden gehouden. Trouwens, van de zijde van het College is
meermalen toegegeven, dat het altijd een wantoestand is ge
weest, en daarom is dan ook deze regeling getroffen, maar
dan mag dat voor den heer de Lange niet een reden zijn
om te trachten hier den indruk te vestigen alsof het College
buitengewoon royaal is geweest in tegenstelling met onze partij
genooten en andere democraten in plaatsen als Amsterdam,
zooals hij meent. De heer de Lange heeft in zijn, misschien
laatste, wethouderlijke rede
De heer van der Lip. Er komt er nog een.
De heer van Stralenal te veel den indruk trachten te
vestigen, dat hij en het College zoo buitengewoon goed zijn,
maar hij had er tegelijk bij kunnen vertellen, dat in den
Haag, waar geen wachtgeldregeling voor tijdelijk personeel
bestaat, wel deze bepaling geldt, dat iemand na één jaar in
tijdelijken dienst te zijn geweest een vaste aanstelling krijgt.
Indien een dergelijke bepaling te Leiden had gegolden, zou
er niet een voorstel zijn gekomen om tijdelijk personeel op
wachtgeld te stellen: De heer de Lange zal dus, als hij die
royaliteit van dit College wil bewijzen, andere voorbeelden
moeten noemen.
De heer de Lange beweert, dat die menschen tijdelijk zijn
aangesteld met het oog op de verbouwing van de Lichtfabrieken,
maar dat is niet juist, want het aanstellen van tijdelijk per
soneel is het systeem geweest van jaren. her. Ik denk, dat
reeds lang voordat aan de verbouwing werd gedacht, die men
schen in los dienstverband werden aangenomen. Dat de men
schen 6 jaar en langer in tijdelijken dienst zijn is een spe
ciaal Leidsch verschijnsel en het is dan ook niet meer dan
logisch, dat voor hen een speciale regeling wordt getroffen.
Ik blijf er echter toch bij, dat het wenschelijk is dat er hier
een algemeene regeling komt.
Eigenlijk heb ik wat dit betreft geen afdoend antwoord
gekregen. Als zich bij een ander bedrijf of bij een anderen
dienst toestanden of omstandigheden voordoen zooals nu bij de
Lichtfabrieken, dan zouden Burgemeester en Wethouders ook
met een speciale regeling daarvoor moeten komen. Laat ik
een voorbeeld geven. Het Waschbedrijf is een bedrijf, dat
reeds meer dan 3 jaar werkt; de daaraan verbonden per
sonen hebben hoegenaamd geen rechtspositie. Als dit bedrijf
werd opgeheven, dan gaat het toch niet aan dat zij dan zonder
meer aan den dijk zouden gezet worden. Die menschen had
den reeds lang in aanmerking moeten komen voor een meer
definitief verband met de gemeente.
De Voorzitter. Het Waschbedrijf staat, wat dit betreft,
gelijk met het Levensmiddelenbedrijf en al dergelijke tijdelijke
bedrijven. In geen gemeente hebben de aan dergelijke bedrijven
verbonden personen een rechtspositie gekregen; het Levens
middelenbedrijf heeft toch ook eenige jaren bestaan.
De heer Van Stralen, ik ontken, dat het Waschbedrijf
gelijk zou staan met het Levensmiddelenbedrijf. Het Levens
middelenbedrijf is altijd betiteld als e^n crisisbedrijf en het
Waschbedrijf is volgens uw eigen woorden, mijnheer de Voor
zitter, geen crisisbedrijf.
De Voorzitter. Ik heb altijd als mijne persoonlijke meening
geuit, dat ik een blijvend Waschbedrijf wenschelijk vind;
volgens Burgemeester en Wethouders is het Waschbedrijf
thans echter een tijdelijk bedrijf.
De heer van Stralen. In elk geval blijkt dat er op dit
stuk eenig verschil bestaat tusschen beide bedrijven.
De heer de Lange heeft gesproken over royaliteit, maar ik
vestig er de aandacht op dat het voorstel van Burgemeester
en Wethouders, zooals het thans luidt, minder ver gaat dan
wat Commissarissen verleden jaar voor het tijdelijk personeel
der Lichtfabrieken noodig achtten.
Ik heb straks reeds gezegd, dat het waarschijnlijk is, dat,
wanneer gevolg gegeven wordt aan het voornemen om vier
klerken te ontslaan ik heb vernomen dat het voornemen
daartoe bestaat tengevolge van de redactie van dit voorstel
deze personen niet zullen vallen onder deze wachtgeldregeling,
omdat hun ontslag waarschijnlijk niet direct verband zal
houden met de uitbreiding of de verbouwing van de Licht
fabrieken.
In de wachtgeldregeling voor tijdelijk personeel, zooals die
verleden jaar door de Commissarissen der Lichtfabrieken is
getroffen, staat:
Bij het verleenen van ongevraagd eervol ontslag aan los-
vaste werklieden, in vollen dienst der Lichtfabrieken, wegens
inkrimping der werkzaamheden, wordt hun door Commissarissen
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit een wacht
geld toegekend volgens onderstaande regelen."
Hier is dus sprake van ontslag wegens inkrimping der
werkzaamheden en in het voorstel van Burgemeester en Wet
houders wordt alleen gesproken van ontslag tengevolge van
de ingebruikneming van de nieuwe stokerij van de Gasfabriek
en het nieuwe ketelhuis van de Electriciteitsfabriek. De rege
ling van Commissarissen ging dus verder. In elk geval is er
veel voor te zeggen, dat hersteld wordt de redactie, die nu
staat te vervallen. Dat is het minste, wat hier gevergd mag
worden. Ik heb daarom de eer het volgend amendement in
te dienen:
«Ondergeteekende stelt den Raad voor in den titel der
verordening, regelende het verleenen van wachtgeld aan niet-
vast aangestelde ambtenaren en werklieden de woorden
«tengevolge van de ingebruikneming van de nieuwe stokerij
van de Gasfabriek en bet nieuwe ketelhuis van de Electrici
teitsfabriek", te vervangen door: «wegens inkrimping van
werkzaamheden."
Mijnheer de Voorzitter. Ten slotte zou ik willen vragen of
het niet goed zou zijn, dat eerst gestemd wordt over mijne
motiè en dat daarna de ontwerp-verordening wordt behandeld.
De Voorzitter. Ik ontvang van den heer van Stralen het
volgend amendement:
«Ondergeteekende stelt den Raad voor in den titel dei-
verordening, regelende het verleenen van wachtgeld aan niet-
vast aangestelde ambtenaren en werklieden, de woorden
«tengevolge van de ingebruikneming van de nieuwe stokerij
van de Gasfabriek en het nieuwe ketelhuis van de Electrici
teitsfabriek", te vervangen door: «wegens inkrimping van
werkzaamheden".