MAANDAG 24 APRIL 1922.
207
Nu ben ik ook geen bewonderaar van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders sub b. De vorige maal, toen
deze zelfde zaak ter sprake werd gebracht onder Wethouder
van der Pot, hebben wij ons wat betreft de gasprijzen daar
tegen verklaard, omdat wij er ook te dien opzichte niet heel
veel voor gevoelden om daaraan mede te werken. Hier zal
het echter zeer weinig personen betreffen; er zijn, naar de
heer de Lange mij toevoegt, slechts 6 winkeliers, die van deze
regeling gebruik zullen kunnen maken. Dat is dus zeer weinig;
het is dus eigenlijk iets wat zeer weinig beteekenis heeft.
Daar komt bij, dat het zaken betreffen, die toch reeds in zeer
groote moeilijkheden verkeeren en zouden wij door deze rege
ling hun eenigszins kunnen tegemoetkomen.
Wij zullen ons dus thans voor het voorstel sub b verklaren,
hoewel wij ons tegen soortgelijke regeling indertijd verklaard
hebben ten aanzien der gasprijzen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De drie amendenten van den heer van Eek (worden achter
eenvolgens met 18 tegen 9 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: Meijnen, Pera, Bots, de Lange,
van der Lip, Wilbrink, Kuivenhoven, Sanders, Wilmer, F.
Eikerbout, Splinter, Heemskerk, Stijnman, Bisschop, Mulder,
Huurman, Oostdam en Schoneveld.
Vóór steromen: mevr. Dubbeldeman—Trago, de heeren
Knuttel, A. Eikerbout, Sijtsma, van Stralen, Piekaar, Groene-
veld, van Eek en Dubbeldeman.
(De heeren Knuttel en Groeneveld waren inmiddels weder
ter vergadering gekomen, terwijl de heer Eerdmans deze in
middels had verlaten.)
Art. I wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming en de
artikelen II en III, alsmede de Overgangsbepaling worden
achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofde
lijke stemming wordt vastgesteld.
Thans komt allereerst in behandeling:
XXIV. Vaststelling van het Navorderingskohier der plaat
selijke directe belasting, dienst 1919/1920.
(Zie Ing. St. No. 114.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Huurman. M. d. V. Ik zou willen vragen of het
niet mogelijk is, het navorderingskohier voortaan vroeger te
doen verschijnen. Het is voor verscheidene aangeslagenen
moeilijk nu nog over het belastingjaar 19191920 te betalen.
Het was toch wel mogelijk geweest vroeger inzage te krijgen
van de gegevens van het Rijk? Terwijl dit kohier verleden
jaar op 31 December verscheen, is het nu reeds 24 April.
De heer de Lange. M. d. V. Ik zou gaarne gehad hebben,
dat de heer Huurman deze vraag niet tiad behoeven te stellen.
In het afgetrokkene heeft hij wel recht die vraag te doen,
want het kohier komt wel wat laat, maar de chef van de
betrokken afdeeling heeft mij verzekerd, dat hij onmogelijk
in staat is geweest het eerder aan Burgemeester en Wet
houders aan te bieden. Het beste is, dat Burgemeester en
Wethouders aan dien afdeelingschef vragen met het volgende
navorderingskohier meer spoed te betrachten, zoodat het minder
laat verschijnt.
De heer Huurman. M. d. V. Ik zou verder willen vragen of
het niet mogelijk is om aan de belastingplichtigen wat meer
ruimte van betaling te geven. Ik heb wel eens gehoord, dat
men acht of veertien dagen na de ontvangst van het aanslag
biljet moet betalen. Ik heb het kohier eens doorgebladerd en
daarbij gezien, dat verscheidene er voor groote bedragen op
voorkomen. Velen hebben er niet op gerekend en er zullen
er zeker onder zijn, die den aanslag onmogelijk op zoo'n korten
termijn kunnen betalen. Ik hoop daarom, dat het mogelijk zal
zijn wat meer ruimte van betaling te geven.
De Voorzitter. De betalingstermijnen zijn in de desbe
treffende verordening geregeld, zoodat ik op het oogenblik
moeilijk kan zeggen of aan het verzoek van den heer Huurman
zal kunnen worden voldaan.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming besloten tot vaststelling van het Navorderingskohier
der plaatselijke directe belasting naar het inkomen, belas
tingjaar 1919/1920.
XXV. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, dienst 1918/1919, 1919/1920 en 1920/1921.
(Zie Ing. St. No. 113).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming be
schikt op diverse bezwaarschriften, belastingjaren 1918/19,
1919/20 en 1920/21 in zake de plaatselijke directe belasting
naar het inkomen, overeenkomstig het advies van de met
het onderzoek daarvan belaste commissie.
Alsnu is aan de orde:
XX1I1. Voorstel:
a. tot vaststelling van de verordening regelende het ver-
leenen van wachtgeld aan niet vast-aangestelde ambte
naren en werklieden der Stedelijke Fabrieken van Gas
en Electriciteit aan wie, tengevolge van de ingebruik
neming van de nieuwe stokerij van de Gasfabriek en
het nieuwe ketelhuis van de Electriciteitsfabriek, eervol
ontslag wordt verleend.
b. om de motie-van Stralen, in zake de vaststelling van
een aparte wachtgeldregeling voor niet vast-aangesteld
gemeentepersoneel, bij vaststelling van de sub a bedoelde
verordening, als afgedaan te beschouwen.
(Zie Ing. St. No. 129).
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik zou een voorstel van
orde willen doen. Wij komen vanmiddag niet klaar, want
hetgeen door u is verwezen naar het einde der agenda zal
eenigen tijd ophouden, en als wij thans pauzeeren behoeven
wij het vanavond ook niet te lang te maken.
De Voorzitter. Laten wij een aanvang maken met de
algemeene beschouwingen. Ik zie niet in, dat het vanavond
zoo vreeselijk laat moet worden. Ik vind het overdreven om
thans, even half vijf, reeds te pauzeeren; ik zou tot vijf uur
willen voortgaan.
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer van Stralen. M. d. V. Aan de orde zijn thans de
algemeene beschouwingen over punt a van het voorstel, maar
hetgeen ik te zeggen heb zal meer verband houden met het
voorstel sub b.
De Voorzitter. Er is geen bezwaar tegen, dat de heer
van Stralen bij deze algemeene beschouwingen tevens over
punt b van- het voorstel van Burgemeester en Wethouders
spreekt.
De heer van Stralen. M. d. V. Ik wil beginnen met te
constateereri, dat Burgemeester en Wethouders met dit voorstel
althans eenigszins gegaan zijn in de door ons gewenschte
richting.
Ik wil herinneren aan een adres, dat in Mei 1921 door
eenige organisatie's is gezonden en waarin den Raad verzocht
werd een algemeene wachtgeldregeling te treffen voor gemeente-
personeel, zoowel vast als tijdelijk. In de Raadsvergadering
van Juni 1921 is dit adres aan de orde gekomen en nu con
stateer ik in dit geval een verbetering in de opvatting van
Burgemeester en Wethouders, omdat in die vergadering de
toenmalige Voorzitter het nog al malle voorstel deed om dit
adres, dat vroeg om vaststelling van een algemeene wacht
geldregeling voor los en vast personeel, in handen te stellen
van Commissai'issen der Lichtfabrieken ter afdoening. De heer
de Lange heeft toen de gegronde opmerking gemaakt, dat het
adres moeilijk in handen van Commissarissen gesteld kon
worden.
Bij de toen gehouden discussie is echter wel gebleken, dat
de verschillende Raadsleden het wel in orde achtten, dat de
Commissarissen der Lichtfabrieken een wachtgeldregeling
maakten voor het tijdelijk personeel, werkzaam aan de Licht
fabrieken. Ik geloof, dat het vaststellen van een wachtgeld
regeling voor het tijdelijk personeel door Commissarissen der
Lichtfabrieken toenmaals mede den stoot heeft gegeven tot
het indienen van dat adres, want de adresseerende vereeni-
gingen waren het heelemaal niet eens met Commissarissen,
dat zij de aangewezen personen waren om een wachtgeld
regeling te treffen en meenden zij, dat het recht daartoe alleen
aan den Raad toekomt.
In dit opzicht is er nu verbetering gekomen, dat blijkbaar
Burgemeester en Wethouders thans ook van oordeel zijn, dat
een wachtgeldregeling voor tijdelijk personeel moet vastgesteld
worden niet door de Commissarissen of de Directie der Licht
fabrieken, doch door den Raad. Daarmede is wat dit betreft
aan ons verlangen tegemoetgekomen.
Wat het voorstel zelf aangaat valt de opmerking te maken,
dat Burgemeester en Wethouders niet ver genoeg gegaan zijn.
Zij geven wel toe, dat het gewenscht is een wachtgeldregeling
te treffen voor tijdelijk personeel, in dienst van de Licht
fabrieken, maar ze zijn er niet toe kunnen komen gevolg te
geven aan het denkbeeld, dat uitgedrukt is in mijne motie,
namelijk er een wachtgeldregeling zou worden vastgesteld
voor al het tijdelijk personeel in gemeentedienst.