MAANDAG 24 APRIL 1922.
205
de redeneering van den heer van Eek en de aanneming van
zijne amendementen te ontraden.
De heer Heemskerk. M. d. V. Bij vorige gelegenheden zeide
ik reeds, dat ik mij niet kon vereenigen met het beleid van
de directie van de Lichtfabrieken om korting toe te staan
aan grootverbruikers, maar nu in dit praeadvies wordt te
kennen gegeven, dat zelfs de grootste particuliere verbruikers
er niet mede gebaat zullen zijn, is mijn bezwaar vervallen en
zal ik mijn stem aan het voorstel van Burgemeester en Wet
houdersgeven. Ik wensch echter toch op één punt te wijzen.
In de prijzen zit altijd iets rekbaars; door Burgemeester en
Wethouders wordt voorgesteld den eenheidsprijs te bepalen
op 30 cent, terwijl de heer van Eek voorstelt den prijs vast
te stellen op 28 cent per eenheid, maar de heer van Eek
heeft met geen enkel argument kunnen aantoonen waarom
28 cent de juiste prijs is. Ik zou het voorzichtiger achten om
den prijs eerst tot 30 cent terug te brengen en daarbij aan
Burgemeester en Wethouders in overweging te geven om
binnen afzienbaren tijd zoo mogelijk weer met een voorstel
tot verlaging te komen, als zij door de reductie, welke wordt toe-
toegestaan, het electriciteitsbedrijf zich opnieuw zien uitbreiden.
Ik wil er den heer van Eek vooral op wijzen, dat de
Commissie voor de Lichtfabrieken in de laatste alinea van
haar voorstel deze woorden bezigt:
»Under opmerking, ten slotte, dat wij, niettegenstaande
de prijs van het gas eerst kort geleden, met Januari j.l., is
verlaagd behoudens onvoorziene omstandigheden in staat
hopen te zijn U na het ingebruiknemen der nieuwe stokerij
(hetgeen vermoedelijk met 1 Juli a.s. het geval zal zijn),
opnieuw een voorstel tot verlaging van den gasprijs te
kunnen doen."
Waar de financieele uitkomsten van de fabrieken, zoowel
van de gasfabriek als van de electriciteitsfabriek, daarmede
samenhangen, vrees ik, dat, als wij door aanneming van het
voorstel van den heer van Eek de vermoedelijke opbrengst
van de Lichtfabrieken nog meer naar beneden gaan drukken,
dit voor de Commissie en voor Burgemeester en Wethouders
een argument zal zijn om langer te wachten alvorens te
komen met een voorstel tot verlaging van de gasprijzen. En
nu lijkt hét mij, dat vooral de arbeidersklasse, waarvoor de
heer van Eek strijdt, meer belang heeft bij verlaging van de
gasprijzen dan bij verlaging van de electriciteitsprijzen, omdat
de arbeiders allen gas verbruiken, maar lang niet allen
electriciteit. Het is;daarom beter het amendement van den
heer van Eek niet aan te nemen en mede te gaan met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer de Lange. M. d. V. Ik begin met mij aan te slui
ten bij de heeren Wilbrink en Heemskerk, die opmerkingen
hebben gemaakt, welke door Burgemeester en Wethouders
kunnen worden toegestemd. Ook wij achten het voorstel van
den heer van Eek om de prijsverlaging nog verder door te
voeren dan door Burgemeester en Wethouders wordt voor
gesteld, niet voor aanneming geschikt. Den heer van Eek is
als mede-commissaris van de Lichtfabrieken wel bekend, dat
de prijzenswaardige voorzichtigheid van de directie, waarover
hij zelf gesproken heeft, de directie genoopt heeft in over
weging te geven de verlaging slechts 3 cent per eenheid te
doen bedragen. De Commissie heeft reeds de vrijheid genomen
om aan Burgemeester en Wethouders voor te stellen het
tarief met 5 cent per eenheid te verlagen. De gedachte van
den heer van Eek komt niet hier voor den eersten keer ter
tafel; zij is ook reeds besproken in de commissie-vergadering,
maar de Commissie was van oordeel, dat men met de ver
laging niet verder diende te gaan.
De heer van Eek gebruikt voor de verdediging van zijn
amendementen verschillende motieven en onder die motieven
behoort ook dit, dat in de eerste twee maanden van dit jaar
met het electriciteitsbedrijf 128 000.winst zou zijn ge
maakt. De heer van Eek zou echter ongetwijfeld niet bereid
zijn aan de gemeente te garandeeren, dat aan het einde van
het jaar, aan het einde van de periode van 12 maanden, een
winst zal zijn behaald van 6 maal 128.000.als de toestand
blijft zooals die is. Dat zit niet alleen in de zomermaanden,
maar de voorloopige beschouwingen over de financieele uit
komsten, welke Commissarissen elke maand krijgen, zijn van
zoo voorloopigen aard, dat men de cijfers der eerste twee
maanden niet kan gebruiken als een factor voor de winst
berekening over een geheel jaar.
Wij hebben dus aan de uitkomsten van deze 2 maanden
niets voor onze berekening of het lijden kan of niet. Wij heb
ben wel iets aan de uitkomsten van het afgeloopen jaar. Het
afgeloopen jaar heeft, zooals de heer van Eek ook heeft mede
gedeeld, een winst opgeleverd van ruim 1^ ton. Als de Raad
nu bedenkt, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders
beteekent een derving aan inkomsten ad 120.000.en als
hij dat bedrag zet naast het winstcijfer van verleden jaar, ad
ruim 150.000.dan moet de Raad wel onder den indruk
komen, dat Commissarissen van de Lichtfabrieken en Burge-
meester en Wethouders geduifd hebben, want er wordt tie
schikt over een bedrag gelijkstaande met 4/s van de winst
van verleden jaar voor dit voorstel.
Nu is er een argument dat moed geeft om dit voorstel toch
aan te nemen. Wij mogen hopen, dat de winst dit jaar meer
dan 30.000.zal bedragen, omdat ook de kolenpi ijzen op
dit oogenblik nog lager zijn dan de gemiddelde kolenprijzen
van verleden jaar. Er staat echter tegenover, dat de kolen-
prijzen op het oogenblik weder neiging tot stijgen hebben.
Hetgeen de heer van Eek bedoelt, bedoelen Commissarissen
ook. De voordeelen van het bedrijf moeten zooveel mogelijk
komen ten gunste van de ingezetenen, maar wij moeten die
voordeelen aan de ingezetenen niet ten gunste doen komen
alleen en uitsluitend door den prijs van het product zoodanig
te verlagen, dat wij op dat product hoogstwaarschijnlijk geen
winst meer zullen maken.
Ik ben het in dit opzicht veel meer eens met den heer
Wibaut, den Wethouder van Financiën van Amsterdam, een
geroutineerd partijgenoot van den heer van Eek, dan met
den heer van Eek.
De heer Wibaut heeft op het Kerstcongres van de S. D.
A. P. van 1921 ongeveer het volgende gezegd: als ge zit met
een bedrijf, dat geregeld winst gegeven heeft, bergt uw
sociaal-democratische theorieën dan maar een weinig op en
laten zulke bedrijven maar winsten voor de gemeenschap
blijven opleveren, want wij kunnen daar niet buiten.
Welnu, laten de sociaal-democraten te Leiden dat den heer
Wibaut uit Amsterdam nazeggen en ook het feit constatee-
ren: wij kunnen niet buiten winsten van onze lichtbedrijven.
En als de heer Wibaut met die uiting niet orthodox was,
dan moeten de heeren maar eens probeeren hem eerst te
bekeeren. Dat zal met hem wellicht precies zoo moeilijk val
len als met mij.
Het tweede bezwaar van den heer van Eek was, dat het
programma van de S. D. A. P. verbiedt, dat men bij de uit
oefening van overheidsbedrijven belasting zou leggen op par
ticulieren. Wij mogen die belasting wel heffen van de industrie
maar niet van de particulieren.
Ik heb met groote belangstelling daarvan kennis genomen,
maar laat de heer van Eek eerst eens probeeren den heer
Wibaut te bekeeren vóórdat hij ons hier komt vertellen, dat
wij dat sociaal-democratisch programma moeten uitvoeren.
Ik heb er geen lust in en ik zie er ook geen gat in.
Bij aanneming van het voorstel van den heer van Eek is
de winstderving op nog 43.000.meer begroot. De heer
van Eek noemt dat een kleinigheid, maar ik vind het geen
kleinigheid, het is een ding van groote beteekenis.
Het derde bezwaar van den heer van Eek is, dat de de
gressie niet deugt. Wij, sociaal-democraten, zegt de heer van
Eek, hebben nu eenmaal in ons vaandel nivelleering staan
en deze verbiedt degressie, zelfs al zou die in het voordeel
van den kleinverbruiker zijn. Het staat voor mij vast, dat de
voorgestelde degressie komt ten voordeeie van den klein
verbruiker, omdat zij het verbruik in het algemeen aanmoe
digt, den absoluten productieprijs drukt en dientengevolge
op het product prijsverlagend werkt. Ik heb met dat nivel-
leeringsidee van den heer van Eek niet zooveel op, dat ik
de electriciteitsfabriek en de kleine verbruikers er aan zou
willen wagen.
Wat die degressie overigens aangaat, de heer van Eek
accepteert de bestaande contract-prijzen als een noodwendig
heid en hij erkent zelfs, dat men, als men bij massa koopt,
minder mag betalen dan wanneer men per eenheid koopt.
Ik weet niet of dat een consequente sociaal-democratische
redeneering is, maar dat kan mij niet schelen. Ik neem gaarne
acte van de verklaring van den heer van Eek, dat hij zich
er bij neerlegt, dat, als men bij massa koopt, men per eenheid
minder betaalt dan wanneer men per eenheid koopt.
Maar bij dien verkoop in massa zou ook weer een conflict
ontstaan, zou men ook weer in strijd komen met de voor
gestelde degressie. Ik moet dat betwisten. Ik meen dat de
voorgestelde degressie juist ten doel heeft dat is ook uit
gesproken in de commissievergadering, waar de heer van
Eek tegenwoordig was om het aantal afzonderlijke con
tracten, dat gesloten moet worden, te verkleinen en om den
kleinen verbruikers van kracht voor de industrie wat spoe
diger tegemoet te komen met een kleine reductie, zoodat die
wat gemakkelijker het electriciteitsgebruik voor hun inrich
tingen kunnen aanwenden.
Op grond van een en ander ben ik het volkomen met den
heer Heemskerk eens, dat wij nu eerst eens de resultaten
van de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde prijs
verlaging moeten afwachten. Wij hebben ten allen tijde
gelegenheid een nieuwe prijsverlaging in overweging te
nemen, maar wij zullen het eerst eens met deze prijsverlaging
gedurende eenige maanden achtereen moeten probeeren,
alvorens over een nieuwe prijsverlaging en over het amen
dement van den heer van Eek gunstig te kunnen denken.