180 MAANDAG 3 APRIL 1922. geweest op den aanleg van de straten het dateert al van jaren terug valt niet tegen te spreken. De heer Piekaar. M. d. Y. Over die Leiderdorpsche geschie denis heelt de heer Huurman reeds gesproken en wat hij heeft gezegd wilde ook ik aanvoeren. Er is beweeid, dat de rioleering 20 cM. was verzakt, maar dat was ik heb er zelf aan gewerkt slechts 5 cM. Zoo wordt alles door elkander gehaald. Zelfs wordt ook in dat rapport beweerd, dat de Directeur van Bouw- en Woningtoezicht en de aannemer van het werk de verzakking bevestigen. Mij is daarvan niets bekend. Toeval ligerwijs werk ik aan huizen, grenzende aan de tuinen van de Bronkhorststraat, en ik ben zoo vrij geweest den aan nemer er naar te vragen, en dien is er ook niets van bekend. Ze zijn verzakt, en wel 8 cM.; dat heb ik zelf erkend. Ik heb het gecontroleerd. Ik heb het ook in de vorige vergade ring gezegd, waardoor de heer de Lange in de war raakte, omdat hij meende, dat ik de andere woningen bedoelde. Ik houd steeds controle daar. Men spreekt over verzakken en nog eens verzakken, maar het verzakt daar niet zoo hard als men zegt. Bij de woningen, welke wij nu bouwen, staat op een lengte van 9 M. een belasting van 30000 K.G., een bouwmuur zooals wij het noemen. Ik heb destijds den aannemer aangeraden om dien bouw muur 5 cM. hooger te leggen dan de bestaande bouwmuur en waarin wij de balklaag moesten leggen. Het zal ieder duidelijk zijn. In het midden werd een muur geplaatst, daar waar reeds woningen staan, en ik stelde nu den aannemer voor om de nieuwe muur 5 cM. hooger te houden voor het zakken. De aannemer wilde niet 5 cM. nemen maar heeft 3 cM. genomen en nu is het 1,5 cM. gezakt en het ligt nu nog 1,5 cM. uit waterpas. Een bewijs dus, dat het zakken niet zoo ernstig is als wordt aangegeven. Er is daar werkelijk een lout; die fout tracht men goed te maken, maar men zal van kwaad tot erger komen, als men zoo door gaat. De heer de Lange. Ik denk toch wel, dat er meerderen zullen zijn, die het met mij eens zijn, dat dergelijke technische quaestie uitermate ongeschikt is om in den Raad besproken te worden; en ook uitermate moeilijk om door een Raads commissie te worden behandeld. En mijne derde veronderstelling is deze: dat nagenoeg de geheele Raad het met mij eens zal zijn, dat de behandeling van de Gemeentewerken bij den heer Driessen, onzen tegen- woordigen Directeur van Gemeentewerken, al bijna sedert 25 jaren in zeer goede en betrouwbare handen berust. De heer Huurman heeft mij verkeerd verstaan. Ik heb straks niet beweerd, dat de straten in dat nieuwe gedeelte zijn aangelegd onder toezicht van Leiderdorp. Ik heb dit beweerd: de huizen, welke aan die straten zijn gebouwd, zijn voor een gedeelte gebouwd onder het bouwkundig toezicht vau Leiderdorp. En als de huizen toen te laag gezet zijn, dan is Leiden thans daardoor niet in staat om de straten op de goede hoogte te brengen. Er is werkelijk over de zaak niets meer te zeggen. De Afdeeling Gemeentewerken heelt sedert 25 jarendezelfde richting genomen, welke zij thans heeft gevolgd, en dezelfde leiding gegeven, welke zij heeft gegeven aan den stratenaanleg voor »De Goede Woning". De straten van De Goede Woning" zijn op heden minder verzakt dan die van »Ons Belang". Wat er in de toekomst nog zal gebeuren weten wij niet, maar het instellen van een commissie van onderzoek is niet noodig. De heer Huurman. M. d. V. Met den heer de Lange acht ik een commissie van onderzoek overbodig, maar ik meende even iets recht te moeten zetten, dat door den heer de Lange scheet was gezet. De straten zijn niet gemaakt naar de woningen, maar de woningen naar de straten. Dat zijn geen kibbelarijen. Het doet degenen, die er geen verstand van hebben, denken, dat de heer de Lange gelijk heeft. De woningen aldaar zijn gebouwd, nadat de straten onder toezicht van de gemeente Leiden waren aangelegd. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Piekaar wordt in stemming gebracht en met 19 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren Wilbrink, Heemskerk, van Hamel, Oostdam, Splinter, Huurman, Stijnman, Bisschop, Meijnen, Mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Sanders, Eerdmans, Mulder, Pera, de Lange, Bots, van der Lip, Kuivenhoven en Sijtsma. Vóór stemmende heeren Groeneveld, Piekaar, van Stralen, Knuttel, van Eek, Dubbeldeman en Mevrouw Dubbeldeman Trago. (De heeren Huurman, Stijnman, F. Eikerbout, en Knuttel waren inmiddels ter vergadering gekomen, terwijl de heer F. Eikerbout tijdens de stemming deze weder tijdelijk had verlaten.) VI. Verordening tot beteugeling van het gebruik van tabak door kinderen. (Zie Ing. St. No. 70.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Beraadslaging over art. 1, luidende: »Het is den verkooper van tabaksartikelen of zijn vervanger verboden, in de uitoefening van het beroep, aan een kind beneden den leeftijd van zestien jaren tabak, sigaren of sigaretten te verkoopen, ten geschenke aan te bieden of op eenige andere wijze te verstrekken." De heer de Lange. M. d. V. Ik heb bezwaar tegen de uitbreiding van de categorie, die zal gaan vormen in de toekomst de strafwaardige jeugd van Leiden. In artikel 1 wordt voorgesteld om den leeftijd van 14 jaren op te voeren tot 16 jaren, hetgeen beteekent, dat men twee jaren langer zal zondigen tegen deze gemeentelijke verordening. Er wordt terecht door de afdeeling Leiden van den Bond van Neder- landsche Onderwijzers in de toelichting tot haar adres gezegd, dat de bestaande verordening wel iets bereikt, al is het een ongewenscht doel; zij helpt den eerbied van de jeugd voor de bestaande overheid ondermijnen. Ik ben dat met die afdeeling eeDS en daarom zeg ik, dat wij niet op den ver keerden weg moeten voortgaan om nog meer strafwaardige kinderen te kweeken door den leeftijd met twee jaren te verhoogen. Ik wil niet, om met de terminologie van sommigen, te spreken, zoo reactionair zijn om te trachten de geheele verordening om hals te brengen, al zou het mij niet spijten, als dat gebeurde, maar ik wensch toch voor te stellen den leeftijd van 16 jaar te veranderen in 14 jaar. De Voorzitter. De heer de Lange heeft een amendement ingediend, strekkende om in artikel 1 en artikel 2 in plaats van «zestien" te lezen: «veertien". Het amendement van den heer de Lange wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad slaging uit. Mevrouw van Itallievan Embden. M.d. V. Ik moet mij verzetten tegen het amendement van den heer de Lange. Ik kan mij voorstellen, dat men tegen de geheele veror dening is; dat is een standpunt, al is het niet mijn standpunt. Men kan zeggen: men moet de ouders vrijlaten en de kinderen vrijlaten; men moet zich daarin niet mengen. Maar als men eenmaal aanneemt, dat tabak rooken voor de jeugd ongezond is, wat de meeste medici en paedagogen toegeven, dan moet men voor het rookverbod ook aannemen het tijdstip, waarop die leeftijd ongeveer eindigt en dan moet men niet zeggen: ik scheid uit met den 14-jarigen leeftijd. Als het rooken ongezond is, dan is het dat zeker tot het 16e jaar, wanneer de jeugd overgaat in den manlijken leeftijd. De 16-jarige leeftijd is eigenlijk ook nog wat vroeg, maar dien kan men toch gevoegelijk als einde nemen. Het gaat niet op om midden in den kinderleeftijd er mede op te houden. Het gaat ook niet op om alle strafwaardigheid en schuld over één kam te scheren. Wij weten toch allen, dat een kind, dat steelt of andere dergelijke ernstige dingen doet, op andere wijze strafwaardig is dan een kind, dat in strijd met de veror dening rookt. En wanneer wij bovendien wetten en regle menten krijgen, die naar de nieuwere paedagogiek in zake de kinderen en hunne criminaliteit zijn ingericht, wanneer wij krijgen den kinderrechter, die op gansch andere wijze met zoo'n kind Qmgaat, die een kind niet in de gevangenis zet maar het door opvoedingsmaatregelen tracht te verbeteren en op te heften, die met de ouders gaat spreken, dan wordt nog meer de strafwaardigheid van ander gehalte; dan kan op geheel andere wijze gestraft worden. Wij moeten ons niet laten bang maken voor dat woord «strafwaardigheid." Zoo'n kind is ongehoorzaam aan een ver ordening, maar het is geen misdadiger. Wij maken er op deze manier geen misdadige jeugd van. Ik ben er dus voor om den zestienjarigen leeftijd op te nemen in deze verordening. Men moet öf de verordening niet aannemen öf men moet den leeftijd bepalen op 16 jaar; men moet ook niet bang zijn voor het woord «strafwaardigheid." Er zijn verschillende grootten van strafwaardigheid, welke op verschillende wijzen kunnen worden geschat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1922 | | pagina 4