MAANDAG 3 APRIL 1922.
177
Zitting Tan Maandag 3 April 1933,
Geopend des namiddags te twee uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Dr.N.C. DE GIJSELA AR.
Te behandelen onderwerpen
1® Benoeming van 4 schoolartsen voor het tijdvak 1 April
1922—1 April 1923. (100)
2* Voorstel:
a. t,ot het verleenen van eervol ontslag, wegens opheffing
zijner betrekking, aan het onderwijzend personeel der
beide voormalige Herhalingsscholen;
b. tot wijziging van het Raadsbesluit van 19 September
1921, in zake de benoeming van het onderwijzend
personeel bij het openbaar Vervolgonderwijs. (101)
3° Voorstel:
a. tot intrekking van het Raadsbesluit van 23 Augustus
1920, in zake de verhuring van een strook grond aan
de Aalmarkt, groot Jq 20 M2., aan de firma J. A.
Ham Co.
b. tot verhuring van een strook grond aan de Aalmarkt,
groot 7Vi M2., aan de firma J. A. Ham Co. (102)
4° Voorstel tot ingebruikgeving van den grond, waarop de
korenmolen »de Stier" c. a. is gebouwd, benevens den
daarbij behoorenden tuingrond, Sectie A No. 1148, aan J.
Zandbergen. (103)
5° Voorstel van den heer Piekaar, tot benoeming van een
commissie van onderzoek in zake de ophooging van het
bouwterrein der woningbouwvereeniging »de Goede
Woning".
6° Verordening tot beteugeling van het gebruik van tabak
door kinderen. (70)
7° Voorstel in zake de bestendiging van de doorvoering der
reorganisatie van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(104)
Tegenwoordig zijn 27 leden, namelijk: de heeren Bisschop,
Meijnen, van Eek, Dubbeldeman, mevrouw van Itallievan
Embden,deheerenSanders,Eerdmans, mevrouw Dubbeldeman
Trago, de heeren Mulder, Pera, de Lange, Bots, van der Lip,
Kuivenhoven, Sijtsma, Wilbrink, Groeneveld, Heemskerk,
Piekaar, van Stralen, van Hamel, Oostdam, Splinter, Huurman,
Stijnman, F. Eikerbout en Knuttel.
Afwezig zijn de heer Rotteveel wegens ongesteldheid, de heer
Schoneveld wegens beroepsbezigheden en de heeren Wilmer
en A. Eikerbout.
De notulen van het verhandelde in de vergadering van
27 Maart 1922 worden goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen
1°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed
gekeurde Raadsbesluiten tot deelneming voor 20 aandeelen
a ƒ1000.in het kapitaal der Bank voor Nederlandsche
gemeenten en tot wijziging der begrooting, dienst 1922, ten
behoeve van de storting van 40 op die aandeelen, de bij
storting op de aandeelen der Gemeentelijke Credietbank (thans
Bank voor Nederlandsche gemeenten) en de kosten van het
maken en inrichten van een kantoor voor den Markt- en
Havendienst in het Waaggebouw.
2°. Mededeeling van Dr. E. A. Cosman, J. P. Mulder, J.
Schaap Hz., en P. G. Hoeks dat zij de benoeming tot lid van
de Plaatselijke Schoolcommissie aannemen.
3°. Mededeeling van den heer J. de Lange dat hij ontslag
neemt als Wethouder der gemeente.
Deze mededeeling luidt als volgt:
Ik heb de eer aan den Raad mede te deelen, dat ik wegens
mijn zwakken gezondheidstoestand, overeenkomstig medisch
advies, bij dezen mijn ontslag neem als Wethouder, met
ingang van 11 April aanstaande.
De genoemde datum is in overleg met Burgemeester en
Wethouders door mij gesteld, opdat de benoeming van een
anderen Wethouder zal kunnen geschieden in eene op 24 April
e.k. te houden Raadsvergadering.
Leiden, 3 April 1922. J. de Lange.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
De Voorzitter. Dames en Heeren! Namens Burgemeester
en Wethouders kan ik u mededeelen, dat het 't College ten
zeerste spijt, dat dit schrijven is ingekomen. Wij hebbenden
heer de Lange in het College gedurende de weinige maanden,
dat hij er lid van geweest is, leeren kennen als een buiten
gewoon kundig, scherpzinnig en nauwgezet man, die met al
de kracht, die in hem was, de belangen van de gemeente
behartigde. Het is werkelijk voor de gemeente en voor den
Raad, maar in de eerste plaats voor het College ten zeerste
te betreuren, dat de heer de Lange zich genoopt heeft gezien
zijn ontslag te nemen. Er is uit den aard der zaak niets aan
te doen. Wanneer eenmaal de gezondheid gemoeid is met
deze betrekking, dan is het natuurlijk, dat de heer de Lange,
voor de moeilijke keuze gestaan hebbende, aan zijn gezin en
aan zich zelf verplicht is geweest te bedanken. Ik herhaal
echter, met groot leedwezen zien wij den heer de Lange
weggaan en ik vermoed, dat dit ook met den Raad het geval
zal zijn. Ik meen de hoop te mogen uitspreken, dat de heer
de Lange wel de rustiger betrekking van Raadslid zal willen
blijven waarnemen. Ik hoop, dat de heer de Lange baat zal
vinden bij dit besluit en meer rust beterschap in zijn ver
zwakte gezondheid zal brengen. Moge de heer de Lange nog
vele jaren als Raadslid zich kunnen wijden aan de belangen
van de gemeente, waarvan ik weet, dat zij hem zoo dier
baar zijn. (Teekenen van instemming).
De heer de Lange. M. d. V. Ik dank u voor uw vriende
lijke woorden.
Deze missiven worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Rekeningen, dienst 1921, van:
het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en
Vrouwenhuis;
de Kamer van Koophandel en Fabrieken;
de Plaatselijke Schoolcommissie;
den Armenraad.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
2°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de zakelijke belasting
op het bedrijf.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
3°. Voorstel van den heer Piekaar in zake uitbreiding van
de Zweminrichting aan den Hoogen Rijndijk of opening van
een andere zwemgelegenheid.
Dit voorstel luidt als volgt:
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Voorstel.
Ondergeteekende stelt den Raad voor, de zwemplaats aan
de Nieuwe Vaart uit te breiden of voor dit seizoen een
andere zwemgelegenheid te openen.
H. Piekaar.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
dat op 28 Maart j.l. heeft plaats gehad de opneming der
boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger, waarvan proces
verbaal is opgemaakt, dat in de Leeskamer is nedergelegd en
aan Gedeputeerde Staten medegedeeld.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van 4 schoolartsen voor het tijdvak 1 April
1922—1 April 1923.
(Zie Ing. St. No. 100.)
De Voorzitter. Ik verzoek den heeren Heemskerk, Sanders,
van Stralen en Groeneveld het stembureau te willen uitmaken.
Ik stel voor de namen van de vier schoolartsen op één
briefje te plaatsen.
Daartoe wordt besloten.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik meen, dat de Raad niet
kan overgaan tot deze benoemingen op grond hiervan, dat
het Reglement van Orde zich daartegen verzet. Artikel 39
namelijk bepaalt:
»Geene benoeming ingevolge artt. 145 en 147 der Ge
meentewet heeft plaats, dan zes dagen nadat van de voorge
nomen benoeming aan den Raad is kennis gegeven."
Nu was 6 dagen geleden aan den Raad niet bekend, dat
vandaag deze benoemingen zouden geschieden en ik meen
dan ook, dat de Raad tegen het Reglement van Orde in zou
handelen, wanneer hij thans tot deze benoemingen overging.