192
MAANDAG 3
APRIL 19-22.
De heer Dubbeldeman. Die stumperds schieten er niet mede op.
De Voorzitter. Daaraan kunnen wij niets doen. Ik geloof,
dat de meeste ingezetenen er hartelijk voor zouden bedanken,
als Burgemeester en Wethouders zich met hun privé-zaken
gingen bemoeien. Een ander zou wel bij Burgemeester en
Wethouders kunnen komen en zeggen: die of die man moet
uit zijn woning gezet worden. En dan zou zoo'n man er maar
uit moetenGesteld, dat een woekeraar iemand afzet, moeten
Burgemeester en Wethouders dan tusschenbeiden komen?
Waardoor dienen dan politie, Openbaar Ministerie en justitie?
ja, in het land van Trotsky, die daar despoot is en alle
macht heeft, zou men aldus kunnen ingrijpen, maar in een
westerschen staat is dat niet geoorloofd; wij zijn gebonden
aan de bevoegdheden, ons door de wet toegekend.
De heer de Lange. M. d. V. Een enkel woord, omdat de
heer Dubbeldeman tweemaal mijn naam genoemd heeft. Ik
wil even constateeren, dat dit een bewijs is van groote begrips
verwarring, als hij een wethouder, die zelfs, krachtens de
verdeeling der werkzaamheden in het college, met deze zaak
niets te maken heeft, op straat daarover interpelleert en denkt
zie zoo, nu moet die wethouder dat maar opknappen! Welke
opvatting hij heeft van het wethouderschap weet ik niet,
maar naar zulk een aanwijzing wil ik mij niet schikken. Zij
is onrechtmatig.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik wensch even te herhalen
wat ik reeds bij wijze van interruptie heb gezegd. De heer
Dubbeldeman had gaarne gewild, dat Burgemeester en Wet
houders naar de politie waren gegaan. Hij zegt: de Neder-
landsche wet waarborgt den menschen zekere rechten. Maar
nu vraag ik toch: waarom heeft de heer Dubbeldeman zelf
die menschen dan niet geholpen door naar de politie te gaan,
in plaats van te wachten en de zaak hier ter sprake te brengen?
De heer Groeneveld. M. d. V. Er is voor mij iets onduidelijks
in deze zaak.
Ik heb niet precies de bevoegdheden van de bouwpolitie
in mijn hoofd, maar ik weet toch wel, dat, wanneer bewoners
van een huis last hebben dat het daar inregent, zij naar de
bouwpolitie gaan en daar wel troost vinden; de huiseigenaar
wordt dan verplicht dat huis te laten repareeren. Maar als
aan den anderen kant de bouwpolitie niet kan verhinderen,
dat het dak van een huis wordt weggehaald, dan is er toch
zekere tegenstrijdigheid. Zij is dan wel in staat er voor te
zorgen, dat in een huis, waar het lekt, het lek wordt dicht
gemaakt, maar zij kan niet verhinderen dat in een andere
woning een lek gemaakt wordt.
Mij dunkt, zoolang de bewoners nog in een huis zijn, moet
het bewoonbaar blijven; zoolang de bewoners er zijn en er
een huurovereenkomst bestaat, moeten de bewoners recht
hebben op bepaalde bescherming.
De wet zegt toch, dat iemand, die huurder van een huis
is, de vrije beschikking daarover moet hebben en de huurder
is zeker gerechtigd om iedereen, zelfs zijn huisbaas, door de
politie, uit zijn huis en van zijn dak te laten verwijderen.
De politie moet daaraan hare medewerking verleenen.
De Voorzitter. De menschen hadden naar u toe moeten gaan.
De heer Groeneveld. Indertijd heb ik op deze manier wel
eens menschen geholpen.
De Voorzitter. Dat vind ik braaf van u.
De heer Groeneveld. Het is mij nog niet duidelijk, dat de
bouwpolitie aan den eenen kant wel in staat is te zorgen, dat
een huis, dat lek is, wordt gerepareerd, maar aan den anderen
kant niet kan verhinderen, dat een huis, dat niet lek is, lek
gemaakt wordt.
De heer van Hamel. M. d. V. Ik wil de aandacht van het
college vestigen op den gevaarvollen toestand, die er is op de
Breestraat bij of vóór perceel 167. Daar is gevestigd een
perceel van van Gend en Loos, tegenover Pander; de tram
komt daar van weerskanten; het is een kruispunt; voort
durend staan daar vóór het huis van van Gend en Loos
1 of 2 wagens, soms wel 3 wagens.
Die toestand wordt dezer dagen weder erger, want het
schijnt, dat van Gend en Loos vlak daarnaast nog een huis
heeft aangekocht No. 165.
Ik wil dus vragen aan Burgemeester en Wethouders of het
niet mogelijk is in dien toestand ter plaatse wijziging te
brengen. Zooals de toestand nu is, bestaat er groot gevaar,
dat er elk oogenblik ongelukken gebeuren en het wordt met
den dag erger.
De heer Bots komt er evenals ik herhaaldelijk voorbij en
hij zal moeten toestemmen, dat die toestand daar onmogelijk
kan bestendigd worden.
Daar is eigenlijk geen geschikte plaats voor eene onder
neming als van Gend en Loos. Vrijwel V* van den tijd wordt
het verkeer daar belemmerd door wagens, die er dikwijls
zeer lang gestationneerd blijven.
De heer van Eck. M. d. V. Op het oogenblik ligt de kiezers
lijst ter inzage, maar allen ingezetenen schikt het niet om
daarvan inzage te nemen tijdens de secretarie-uren. Ik zou
daarom willen vragen, of het niet mogelijk zou zijn dat de
kiezerslijst ook in de avonduren ter inzage lag.
De Voorzitter. Ik zal dit overwegen, maar het bezwaar
is, dat er des avonds niemand op het Stadhuis aanwezig is.
Ik zou niemand hebben om er het oog op te houden.
De heer van Eck. M. d. V. Zou daarin voor dezen korten
tijd niet voorzien kunnen worden?
De Voorzitter. Er is geen personeel des avonds op het
Stadhuis en ik kan toch niet den eerste den beste opdragen om
bij die kiezerslijst toezicht te houden en inlichtingen te ver
schaffen. Op het oogenblik weet ik heusch niet, wien ik daar
voor zou moeten aanwijzen.
Er is slechts één kiezerslijst en daarop moet goed gelet
worden.
De heer Groeneveld. Er is toch altijd een bode?
De Voorzitter. Die gaat toch ook op zijn tijd naar huis.
Daarenboven, is hij voor deze taak de geschikte man?
De heer van Eck. Als er een bode ziek is, komt er toch
een hulpbode. Kan,die nu ook niet worden aangesteld?
De Voorzitter. Ik denk niet, dat zoo iemand bekwaam en
geschikt voor die taak is.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.
i